King Automatic, een exotica spelende one-manband uit Frankrijk, is reeds aan zijn vierde plaat toe voor Voodoo Rhythm. Alvorens hij solo ging, drumde hij bij Thundercrack, een band voortgesproten uit het net zo degelijke Franse combo The Squares. Garage en punkrock zitten de man met roots in de Oekraïne gewoon in het bloed, net als reizen trouwens. Na uitgebreide trips naar verre exotische oorden kon het niet anders dan dat de muziek die hij ginds leerde kennen, van invloed zou zijn op zijn nieuw werk. King Automatic, die zingt, gitaar speelt, net als keyboards, drums, harp, percussie en accordeon trouwens, maakt er zo een gevarieerd allegaartje van waarin hij alles wat hij onderweg heeft opgeslorpt, in maffe liedjes giet. ‘La Vampire Del Raval’ drijft op een orgeldeuntje en doet onmiddellijk denken aan Latijns-Amerika. Het titelnummer is dan weer eigenzinnige rocksteady, net als de afsluiter ‘En Passant Par La Lorrain’. ‘Lee Marvin’ is een in het Frans gekweeld chanson en ‘What’s Your Poison’ onvervalste King Automatic garagerock. ‘Des Barbelés Sur La Prairie’ ligt in het verlengde van zijn eerdere band, met een snuf Jacques Dutronc erbij, al doet hij het nu vrijwel allemaal alleen. ‘Les Dalton’ zou zo van een jonge Serge Gainsbourg geweest kunnen zijn. Zo waaiert de plaat voortdurend tussen rhythm & blues, pure exotica, chanson, rock-‘n-roll, rocksteady en zijn Oekraïense roots. Op hun derde plaat voor Voodoo Rhythm kiezen Mighty Mike (stem, harmonica, drums) en T-Man (gitaar, achtergrondlawaai) nog meer voor blues en rhythm & blues dan voorheen, zonder hun adoratie voor boogie te verwaarlozen (‘That’s The Way To Boogie’). Het duo is idolaat van Chicago Blues en laat dat op deze plaat heel goed merken. ‘Am I Blind’ kon uit de pen van Muddy Waters zijn gestroomd, ‘Blues & Reefer’ uit die van T-Bone Walker, Howlin’ Wolf of Elmore James, al horen we net zo goed grootmeester John Lee Hooker. Ruw en rauw willen de Juke Joint Pimps klinken. Twee dagen in de studio vonden ze dan ook ruim voldoende voor het opnemen van ‘Boogie Pimps’. De plaat vangt aan met het schitterende en atypische ‘Let’s Do The Hippie Dance’, waarna er een stevig blik blues wordt opengetrokken. Op de tweede helft van de plaat domineert de boogie, waardoor die nummers nog een stukje meer swingen dan wat voorafging. Het duo heeft zich met dit werkstuk zwaar overtroffen en behoort definitief tot de betere bands op het label.