Politiek links zit in Nederland in de verdomhoek. Links is voor veel mensen een scheldwoord voor alles wat er mis is met onze samenleving. Onveiligheid? De schuld van links. Kunst? Een linkse hobby. Immigratie? De linkse knuffelcultuur. Los van de vraag of deze beschuldigingen terecht zijn, missen ze hun doel niet. In Nederland is de rechterzijde van het politieke spectrum sterker dan ooit tevoren. De PVV van Geert Wilders bepaalt de inhoud en toon van het debat. Tegelijkertijd is er een minderheidsregering van CDA en VVD die wordt gedoogd door diezelfde PVV. En links? Links komt over als onderling verdeeld en is niet in staat serieus oppositie te voeren. Ze mist een aansprekende politieke agenda en biedt kiezers geen enkele visie op de aanpak van tal van maatschappelijke vraagstukken. Wie weet bijvoorbeeld waar de PvdA nog voor staat? Voeg hieraan toe dat links er niet in slaagt politiek munt te slaan uit de economische crisis en de bonuscultuur die daar aan ten grondslag ligt, en de inzet van het nieuwe jaarboek voor socialistische discussie en analyse is duidelijk. Er is behoefte aan nieuwe linkse strategieën.
In het jaarboek wordt de lezer getrakteerd op tal van beschouwingen over de toekomst van de linkse politiek. Alle bijdragen delen het idee dat links zich opnieuw moet uitvinden. Op ideologisch gebied bijvoorbeeld, zo schrijft Wim van Noort. Hij pleit voor een herijking van de waarden van vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Arjan Vliegenthart spreekt in dat licht van een vijfpuntenplan. Daarin neemt hij onder meer als punt op het leidend maken van het internationaal recht in het buitenlandbeleid. Andere auteurs zoeken de vernieuwing in het actievoeren. Merijn Oudenampsen breekt een lans voor een, wat hij noemt, organizing-techniek die zowel polariseert als accommodeert. Daarin wordt een bepaalde beroepsgroep tot symbool gemaakt van een bredere problematiek. Een voorbeeld hiervan is de Nederlands schoonmakersstaking uit 2010 waarin een sociaal netwerk van schoonmakers werd opgebouwd en men andere organisaties als kerken en buurtorganisaties wist te betrekken bij de campagne. Hans Pruijt schrijft over empowerment en concludeert dat sociale bewegingen het lot weer in eigen hand moeten nemen.
Overtuigen de artikelen? Ja en nee. Het is positief dat de auteurs proberen politiek links munitie te geven en een alternatief te schetsen voor de hegemonie van het rechts-populisme. Het is echter teleurstellend dat nauwelijks duidelijk wordt gemaakt waar een linkse politiek voor moet vechten. Want wat zijn nu linkse themas? Die vraag is urgent omdat in het huidige politieke spectrum links en rechts lastig van elkaar zijn te onderscheiden. Zo heeft de PVV op sociaal gebied een agenda die nauwelijks afwijkt van die van de Socialistische Partij. Helaas lees je hierover verrassend weinig terug in de bijdragen. Het vijfpuntenplan van Vliegenthart bijvoorbeeld is, net als de stukken van de andere auteurs, op dit punt te vaag en te abstract. Op die manier blijven veel artikelen steken in oppervlakkige links/rechts tegenstellingen zonder die tegenstellingen inhoudelijk te funderen. Bovendien krijg je als lezer het gevoel dat links met al dat getheoretiseer maar weinig opschiet. Aspecten als politiek leiderschap komen in het jaarboek niet aan bod. Ook niet in het interview met René Cuperus, medewerker van het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Heeft de linkse politiek niet vooral behoefte aan politici met natuurlijk leiderschap en de nodige flair? Politici die de traditionele achterban weten aan te spreken en duidelijke ideeën hebben over de inrichting van de samenleving. (ms)