In het wereldje van de improvisatiemuziek komt het vaak voor dat muzikanten in hun eentje hele platen maken. En dan bedoelen we niet dat ze alle instrumenten in hun eentje bespelen (dat komt ook voor), maar dat ze zichzelf zo bijzonder vinden dat ze alle stukken vullen met hun spel op slechts één instrument. Op de Engelse labels Emanem en PSI Records verschenen er nu drie heel verschillende solo-albums. De Vlaamse pianist Fred van Hove maakte de plaat ‘Journey’ (met slechts één, voor de luisteraar in tweeën gedeeld stuk), de Britse vocalist/stemkunstenaar Phil Minton zette 37 ‘vocal improvisations’ achter elkaar op ‘No Doughnuts In Hand’ (het derde van een serie: eerder verschenen ‘A Doughnut In Both Hands’ en ‘A Doughnut In One Hand’) en zijn landgenoot Evan Parker laat zich in vijf stukken kennen als sopraansaxofonist op ‘Conic Sections’.
Hebben deze muzikanten zóveel te vertellen dat zij de aandacht van de luisteraar een hele plaatlengte vasthouden? Van Hove beperkt zich tot 52 minuten en daarin lukt hem dat aardig. Minton haalt de 52 minuten net niet en weet die tijd ook de aandacht van de luisteraar vast te houden met vooral bizarre vocale experimenten. Zoals te verwachten, heeft Parker meer tijd nodig, nee, hij kan meer tijd gebruiken. Hij haalt de 70 minuten en weet daarin zelfs zijn vele fans te verrassen met ongedachte staaltjes van technisch vernuft en creatief vermogen.
De verschillen tussen deze drie oude meesters zijn groter dan de overeenkomsten. Van Hove (1937) gaat, zoals we dat van hem kennen, meestentijds wild tekeer met breed uitwaaierende partijen, waarbij hij zichzelf en zijn luisteraars nauwelijks enige rust gunt. En zelfs als hij het eventjes kalmer aandoet, tart hij zijn luisteraars door bijvoorbeeld met de spanning van de snaren te spelen. Minton (1940) zoekt de gekte van het vocale. Stel je iets raars voor en hij doet het en voert het tot in het extreme uit. En Parker (1944) zoekt met zijn fabelachtige beheersing van de circulaire ademhaling (waardoor hij nooit hoorbaar hoeft adem te halen) de scherpste kanten op van het saxofoonspel. En dat gaat heel ver. Iemand die vertrouwd is met doorsnee saxofoonspel, zal in eerste instantie niet kunnen vatten wat Parker allemaal uithaalt. Maar heb je dat eenmaal door, dan opent zich een wonderlijke wereld van bouwsels waarin klanken en boventonen elkaar aanvullen en tegenwerken. Fascinerend.