Het communisme in Roemenië valt en Petre Insperescu ontdekt via Underworld en The Prodigy, dance. Toch moet hij nog steeds, als hij platen wilt kopen, om van de havenstad Braglia in Boedapest of Praag te geraken urenlang met de trein reizen. Op zijn verlanglijstje staan meer muziekinstrumenten dan hij kopen kan, en toch werpt hij zich snel op als de enige Roemeense house-producer die reeds enkele jaren over de tongen rolt. In plaats van ons een blik in zijn platenkast te gunnen, selecteert Petre Insperescu voor Fabric het beste uit zijn eigen makelij en voegt er iets nieuws aan toe. Hij wilt dingen doen met strijkers en operastemmen en waagt nu zijn kans. Voorlopig is hij nog een beetje schuw met de pianos en zang en voel je eerder de drang naar het experiment dan het succes. Helaas drijft Chosen daardoor eindeloos op eenzelfde ritme en ergens ver weg herhalen piano-akkoorden hun verhaal. Het is de zwakste song in gans de reeks. Hij herpakt zich op Seara-n Crang waarin een strijkersthema op de loer ligt en komt veel sterker terug op Basso Ostinato, het begin van een indrukwekkend einde dat je even doet vergeten dat je halfweg even afhaakte. De beats ratelen door, een tikje eentonig en in steeds dezelfde kadans. Er wordt uitgebroken op Je TAime Lori. Een blik op de tracklist verraadt dat het einde nadert en je nog steeds niet dat experiment gehoord heb, ondanks het veelbelovende begin. Het einde van ‘Murgul’, dat zijn eigen pianostuk ‘Piano Preludes’ moet inluiden, is het enige moment dat Petru de regels laat vallen. Een diepe zucht en een druk op de knop. Fabric 68 gaat zeker op repeat, maar je echt beetnemen doet het niet.