Bird On The Wire, vernoemd naar een nummer van Leonard Cohen of de film met dezelfde titel uit 1990 met Mel Gibson, heeft een opvolger klaar voor ‘Our Hands Meet On The Moon’ uit 2014. Het kwartet uit Amsterdam, drie dames en één heer, trokken naar Gent om samen met Koen Gisen, die eerder werkte met onder meer The Bony King Of Nowhere en The Black Heart Rebellion, hun nieuwe nummers in te blikken. Net als op de voorganger bevat de plaat dromerige pop met een gruizig randje, waarin de gitaren al eens lekker mogen door galmen. De synthesizers geven een extra toets mee aan de dromerige liedjes, die de lieflijke kant van shoegaze en kraut met elkaar verenigen. Al is die lieflijkheid bedrieglijk, want meermaals zitten er duistere randjes in tekst en muziek. Het geesteskind van Mathijs Bertel, Ansatz Der Maschine, is aan zijn vierde album toe. Waar Bertel houdt van spektakel en visuele omkadering tijdens concerten, die steevast een indrukwekkende ervaring zijn voor band en publiek, moeten de nummers op de plaat uiteraard ook op zichzelf kunnen staan. Daarvoor heeft Bertel een mooi trucje opgediept: hij gaat meer pop georiënteerd te werk, zonder de elektronica, filmmuziek of klassiek links te laten liggen, en kiest voor een waaier aan zangers en zangeressen. Bertel gaat gewoon telkens op zoek naar een stem die het beste bij een nummer past. Nummers die vooral over het reilen en zeilen van het dagelijkse leven handelen, met vallen en opstaan, met blutsen en builen, maar ook met een vrolijke noot. De vier jaar na voorganger ‘Heat’ hebben duidelijk deugd gedaan en lieten tevens toe dat Ansatz Der Machine een andere, net zo eigenzinnige kon opgaan. Denk bij momenten aan Lamb, maar dan minder idioomvast. De eerste helft van de plaat focust vooral op poppy aandoende nummers, die verderop worden gevolgd door stukken die iets meer buiten de vooropgezette lijntjes mogen kleuren. Liedjes die alsmaar meer gaan intrigeren, fascineren en betoveren elke keer we ze beluisteren. ‘Tattooed Body Blues’ is de perfectie benaderende popmuziek voor het jonge volkje. Alana Yorke pakt het aan met minder spektakel, maar dat wil niet zeggen dat haar eerste plaat geen voltreffer is. Op de eerste helft van de plaat houdt ze het nog relatief sober. Haar ietwat nasale, rauwe stem en haar sfeervolle pianospel geven de nummers een drive die zwerft tussen Cat Power, Enya en Florence And The Machine. Ze doet het met veel métier en slaagt erin immens verdriet, melancholie en frustratie in mooi vormgegeven nummers te gieten. Op de tweede helft klinken de nummers ietwat orkestraler en is het sacrale, soms naar ambient neigende spectrum ietwat naar de achtergrond verdreven. Zeven nummers in net iets meer dan een half uur is in dit geval te weinig. Alana Yorke mocht gerust nog even zijn doorgegaan.