Een dag in mei

F. Scott Fitzgerald is één van de meest geanalyseerde Amerikaanse auteurs. Zo is elke zin, woord, punt of komma van zijn meesterwerk The Great Gatsby al eens door de mangel van de academische critici gegaan. Met de verfilming van dit boek komt Fitzgerald’s oog voor detail en zijn bijna journalistieke stijl bij de beschrijving van de Amerikaanse upper class in de zogenaamde ‘Jazz Age’ weer in de bredere aandacht. In het kielzog van deze film wordt nu ook minder bekend werk van Fitzgerald heruitgebracht en vertaald. Zo is ‘Een dag in mei’ een goede introductie op ‘s mans kortere verhalen. In de Verenigde Staten wordt het genre van het kortverhaal evenwaardig geacht aan dat van de roman. In Europa is dat veel minder het geval. En daardoor worden deze indringende sociale en maatschappijkritische schetsen van hem bijna niet meer gelezen. Deze editie met een voorwoord en enkele essays achteraf van ‘Een dag in mei’ is erg mooi en integer uitgegeven. Het is het relaas van de eerste dag van wat Fitzgerald achteraf als het begin van de ‘Jazz Age’ is gaan beschouwen: 1 mei 1919 in New York. De ‘roaring twenties’ zitten eraan te komen met liters alcohol, ‘vreemde’ sigaretten en heel veel nachtelijke feestjes en veel jazzmuziek. Maar dat dit exuberante leventje -waarbij de escapades van de Woodstockgeneratie van de jaren 1960, of die van de ravescene in de jaren 1990 nog enigszins verbleken – enkel het lot is van de rijke universitair geschoolde ‘jeunesse d’orée’ van de Amerikaanse Oostkust. Dat had Fitzgerald als volbloed marxist maar al te goed door. Tegen de achtergrond van relletjes in New York en een ongecontroleerde volkswoede tegen al wat links is na het einde van WOI, blijven de jonge snobs gewoon zwaar het ‘varken uithangen’. De novelle schetst zeven personages tijdens die ene kolkende, zinderende en voor anderen gevaarlijke en deprimerende nacht in een soort van ‘mozaïek’. Hierdoor is ‘Een dag in mei’ een modernistische voorloper van een film als ‘Short Cuts’ van Robert Altman. Het thema onmogelijke liefde mag dan wat pathetisch aandoen, Fitzgerald weet het uitstekend te kaderen in een tijd die uit zijn voegen barst van hedonisme en vervagende (seksuele) normen. Ook geweld wordt niet geschuwd in deze novelle. Gaande van een hoofdredacteur die zijn been breekt bij de rellen, een dronken soldaat die bij ditzelfde gevecht uit het raam valt of wordt geduwd en het deprimerende einde – met de erg sec beschreven en mager gemotiveerde zelfdoding van een aan lager wal geraakte student die in een ‘absurd’ huwelijk is terechtgekomen. Dit geweld dient als een antithese voor het delirische escapisme van de jonge en rijke jazzcats. De levens van de personages lopen naast elkaar door. Ze komen elkaar slechts toevallig tegen in hetzelfde stedelijke decor en hebben niks met elkaar gemeen. Ze haten elkaar. Het zijn stukken wrakhout in die voor Fitzgerald zo iconische stad ‘die nooit slaapt’. Het is dan ook met veel nostalgie dat de auteur in het autobiografische essay ‘Mijn verdwenen stad’ dat achteraan deze uitgave staat, terugblikt op de Jazz Age. De novelle zelf is echter rauwer dan bijvoorbeeld ‘The Great Gatsby’, dat eveneens handelt over deze periode. Enkel jammer dat de personages in ‘Een dag in mei’ een beetje kartonnen bord-figuren blijven op het ideologische zwartwit dambord van deze ‘meester-observeerder’ van de wilde jaren 1920. En de jazz, moet je er zelf bij draaien, natuurlijk.

tekst:
Gonzo (circus)
beeld:
FScottFitzgerald_Eendaginmei
geplaatst:
ma 5 jan 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!