Trios zijn er in alle maten en soorten. Op Big Picture horen we het Trio M in de klassieke piano-bas-drums-bezetting (de M komt van de voornamen: pianiste Myra Melford, bassist Mark Dresser en drummer Matt Wilson). Op Downpour spelen gitarist Nels Cline, accordeoniste Andrea Parkins en drummer Tom Rainey. Dat lijkt een afwijkende bezetting, maar de toetsen van de accordeon vervangen hier de piano en de snaren van de gitaar die van de bas en dan heb je een vergelijkbaar uitgangspunt.
In de jazz, hoe vrij ook van opzet, heb je in trios het uitgangspunt van de solist (meestal degene op het melodie-instrument) en de begeleiders (ritmesectie). Ook de begeleiders mogen af en toe hun ding doen, maar het blijven de solisten die meestal de leiders zijn, die hun naam aan het trio geven en die de (meeste) stukken aandragen.
Bij deze trios is dat anders. Cline is (misschien) de leider van het trio met Parkins en Rainey, maar de taakverdeling is gelijk. Cline lijkt het verloop te bepalen met zijn scherpe gitaarlijnen, maar vergeet ondertussen niet wat Parkins uitvoert op haar accordeon (en af en toe op piano en elektronica), en hoe Rainey de boel stuurt van achter zijn drumstel.
Zo ook bij Trio M. In beide trios gaat het om ter plekke geïmproviseerde muziek (op Downpour in drie lange collectieve stukken, op Big Picture op basis van zeven composities van de drie leden), waarin alle leden een gelijke inbreng hebben. De muziek van Trio M bevat meer rustpunten, de muziek ademt vrijer, er is meer ruimte voor het tot je laten doordringen van wat de instrumenten aan klanken voortbrengen.
Dat mijn voorkeur uiteindelijk uitgaan naar Downpour (in 2006 live opgenomen op het 23ste Festival International de Musique Actuelle de Victoriaville in Canada), heeft te maken met mijn voorliefde voor spannende klankcombinaties en die van elektrische gitaar-accordeon-drums vind ik aantrekkelijker dan die van piano-bas-drums. Liefhebbers van een rustiger, transparanter, meer akoestisch geluid zullen kiezen voor de Big Picture.