O’Brien is nog te veel troubadour en te weinig Villager

Villagers een band? Niet echt. Conor O’Brien laat er geen twijfel over bestaan: tot tweemaal toe introduceert hij een nummer dat hij heeft geschreven. Hij, ja. O’Brien bedoelt het vast niet zo, maar het concert dat Villagers afgelopen vrijdag in Paradiso, Amsterdam gaf is vooral zijn concert.

Coner O'Brien
Conor O’Brien

Goed, niemand kan ontkennen dat O’Brien de drijvende kracht achter Villagers is. Toch, Het onlangs verschenen album ‘{Awayland}’ wijkt af van het in 2010 verschenen debuut ‘Becoming a Jackal’. Villagers klinkt er niet alleen als een band, maar voelt als een band. Een geheel. De muzikanten waarmee hij het album opnam, staan nu hem bij op het podium. Eerlijk is eerlijk, ‘Becoming a Jackal’ was een aardige plaat, maar zeker niet meer. Weinig noemenswaardige liedjes, geen verrassingen. Geen slechte liedjes overigens, zeker niet. Maar O’Brien borduurt er verder op de klassiek Ierse manier van folkliedjes maken en giet ze voorzichtig in een popjasje. De eerder dit jaar verschenen tweede is andere koek. Laat duidelijk horen wat voor talent er in Villagers steekt. De typisch Britse (al is het wellicht fout om Ierland Brits te noemen) popmuziek refereert losjes aan Echo & the Bunnymen, Waterboys en Guillemots. En dan zijn er nog de elektronische instrumenten die ‘{Awayland}’ bijzonder maken en het geluid hier en daar met zachte hand richting Radiohead en Atoms For Peace, het huidige project van Tom York, duwen. Kortom, veelzijdig album dat het talent van enkel O’Brien overstijgt.

Wil overigens niet zeggen dat zijn talent te verwaarlozen is. O’Brien verstaat de techniek van het schrijven van poëtische songteksten met een dubbele bodem. Die zijn op het tweede album nog beter geworden dan op de eerste. Ondanks het writer’s block waar hij last van had. In muziekblad OOR legt O’Brien uit wat het grote verschil is tussen de eerste en tweede plaat: “De eerste plaat was heel erg academisch. Ik wist al hoe de plaat zou gaan heten voordat ik een nummer geschreven had. Ik dacht een heel thema uit, had de cover al in mijn hoofd terwijl er nog helemaal geen muziek was. Deze keer tastte ik geheel in het duister: ik wist niet waar het heen moest gaan, niet eens waar ik heen wilde. Maar juist daardoor is het een beter album geworden. Dat geldt zeker ook voor de teksten, die zijn minder zelfgenoegzaam, er zit minder hedonisme in.” In de aanloop van de opnamen experimenteerde hij zelfs met techno, vertrouwt hij Tim Veerwater van OOR toe. Dat verklaart de elektronica op het album. O’Brien heeft gelijk: ‘{Awayland}’ is een veel beter album dan zijn debuut. Een album, vol spannende licht experimentele pop, dat ook de Gonzo (circus)-lezer zou kunnen bekoren. Kortom, Villagers wordt er een band die niet misstaat op deze website.

Op het podium heeft O’Brien de knop echter nog niet omgezet. In Amsterdam betreedt hij gewapend met zijn gitaar het podium en doet in zijn eentje een prachtige vertolking van ‘Cecilia & Her Selfhood’. Heftig nummer, heftige tekst, O’Brien in topvorm als troubadour. Een rol die hem op de huid is geschreven. Daarna voegt zich toetsenist Cormac Curran bij hem voor een ingetogen versie van ‘Nothing Arrived’. Zo kaal toch een stuk minder mooi dan in de bombastische uitvoering op plaat.

Curran, O'Brien en Snow
Curran, O’Brien en Snow

Vanaf ‘My Lighthouse’ staat zijn band ‘m bij. Het duurt echter tot zeker halverwege het concert voor er iets van de magie en bombast van ‘{Awayland}’ van het podium spat. O’Brien trekt zijn eigen plan. Is meer troubadour dan bandleider en zorgt zo voor een traag voortkabbelend concert waarin vooral werk van zijn debuut de revue passeert. Niet slecht. Zeker niet. Maar wel braaf, erg braaf zelfs en behoorlijk saai. Pas vanaf ‘The Bell’ wordt Villagers langzaam een band. O’Brien geeft de regie een beetje uit handen en geeft zijn bandleden de broodnodige ruimte. Dat zijn de momenten waarin Villagers laat zien tot wat de band in staat is. Bassist Danny Snow steelt de show met zijn onnavolgbare hoofdbewegingen en old school new wave-pasjes.

Goed, de explosieve versies van het prachtige ‘Judgement Call’ en het nog mooiere ‘Earthly Pleasure’ zijn net niet zo heftig als op het album, maar zorgen wel voor vuurwerk op het podium. Het gemis aan elektronische instrumenten, buiten de drumcomputer die slecht een maal op mag draven, is zeker een oorzaak. Toch: Villagers stijgt er boven zichzelf uit. Transformeert in een spannende popband die experimentele pop en meer klassieke folk losjes door elkaar husselt. Ook O’Brien is in die momenten in zijn nopjes: hij declameert met een glimlach of een grimas van pijn (afhankelijk van de zinnen die hij uitspreekt) zijn teksten, terwijl de band achter hem het werk doet. Magische en prachtige momenten, zonder meer. Toch valt O’Brien nogal eens uit zijn rol. Lijkt hij in zijn eentje op het podium te staan. Zich niet bewust van de vier muzikanten naast en achter zich. De ruim zeshonderd bezoekers vinden het best. Zij zijn vooral gekomen voor O’Brien, die excentrieke Ier met zijn fraaie, poëtische teksten die zo ontwapenend en naakt op het podium staat. Eerste toegift ‘That Day’ geeft die bezoekers gelijk. Je kunt een speld horen vallen. En toch: vierde toegift is de versie van ‘Nothing Arrived’ waar ik het hele concert op heb gewacht. Mét hele band dus. En daar is dus weer die magie van een echt goede popband op het podium. Villagers heeft het in zich om een van de betere popbands van dit moment te worden. Of dat gaat gebeuren? Dat is in de handen van O’Brien.

Foto’s: Anne Vlaanderen

Gezien: vrijdag 3 mei 2013, Paradiso Amsterdam.

tekst:
Theo Ploeg
beeld:
villgers3
geplaatst:
ma 6 mei 2013

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!