Lynchiaanse bruutheid op dag één van Roadburn 2014

RB poster Roadburn Festival koos voor 2014 niet de makkelijkste weg. Na enkele jaren stevige groei in het profiel (met een absolute record uitverkoop van 7 minuten in 2012) werden de eerste namen voor deze editie enigszins meewarig onthaald. Met Loop ging de organisatie voluit voor een persoonlijke favoriet, maar geen band zoals Swans of Sunn O))) die zowel genrefans als een groter publiek de oren doet spitsen. Ook de aankondiging van Opeth’s Mikael Åkerfeldt als curator deed menig wenkbrauw fronsen – het festival heeft altijd wel geflirt met progrock, maar ging die notenneukerij deze keer de riffs niet ondersneeuwen? Hand in eigen boezem: we trokken dit jaar zelf met bijgestelde verwachtingen naar Tilburg. En achteraf gezien was dat dé ideale ingesteldheid om terug een aha-erlebnis mee te maken.

Een festival als Roadburn mag je niet halsoverkop beginnen, de kans op een vroegtijdige crash is te reëel wanneer je bij arriveren meteen gaat voor te zwaar, te abstract, te diep. Een feestband als Lord Dying is op zo’n moment hapklare koek, de teen in het water voor je de duik waagt. Jawel: féést – zelfs al geven ze hun nummers titels als ‘In a Frightful State of Gnawed Dismemberment’ of ‘Water Under A Burning Bridge’. Gemakzuchtige journo’s durven er het etiket “sludge” op plakken, met referenties naar Kylesa en andere Zuiderlingen, maar velerlei andere invloeden (zelfs hardcore en thrash metal) steken de kop op in een hoogst energieke set die soms zelfs lonkt naar het soort venijnige punkmetal waar High On Fire een patent op heeft. Net zoals hun meest recente plaat is ook de liveset van Lord Dying één opgefokte rush waar je achteraf nog weinig specifieke momenten kan uitpikken – een espressoshot energie om de rest van de dag op te teren.

Lord Dying
Lord Dying

Na een eerste experiment vorig jaar is het podiumcafé Cul-De-Sac (net om de hoek bij 013) dit jaar opgewaardeerd tot officiële vijfde locatie voor het festival. Op donderdag spelen hier enkele beloftevolle Nederlandse groepen, en op aanraden van de Incubate crew (u weet wel, dat andere leuke festival in Tilburg) springen we even binnen tijdens de set van Ggu:ll – een relatief jonge band met leden die wel al hun sporen verdienden in de lokale hardcore scene. Intens gespeelde post-metal met de trage kadans van doom en een stevige streep noise, we hadden gerust nog een tijdje blijven hangen, ware het niet dat je al snel wordt geconfronteerd met de specifieke layout van de Cul-De-Sac, letterlijk een kuil voor het podium die je enkel bereikt middels een konijnenpijp langsheen de bar. Ben je niet op tijd, dan kom je vast te zitten in de pijp, wat in ons geval niet bevorderlijk is voor onze licht claustrofobische aanleg. Het maakt dat we van Ggu:ll niet meer meekrijgen dan een eerste goeie indruk.

Is het dan een goed idee om in de al even dichtbevolkte Stage01 aan te schuiven voor The Cult Of Dom Keller? Misschien niet, maar dit is de eerste naam die met dikke markeerstift op ons programma staat aangestipt en daar doe je dan wat moeite voor. Die wordt rijkelijk beloond met een verschroeiende set van een band die zich langzaam maar zeker (4 meanderende EP’s hadden ze nodig om vorig jaar dan toch met een vrij coherente debuutplaat te komen) loswerkt uit hun status van pure jamband naar een oeuvre dat het niet alleen van grooves en effectpedalen moet hebben. Niet dat we hier een set strakke songs te verwerken krijgen – wie vindt dat Wooden Shjips tegenwoordig te rechtdoor is gaan rocken kan bij The Cult nog steeds terecht voor het soort ontplofte fuzzimprovisaties waar voornoemde ooit een patent op had. Maar jarenlange ervaring heeft van deze band een afgemeten combo gemaakt dat zijn spanningsbogen perfect weet te hanteren, en je krijgt het gevoel dat ze momenteel best wel eens op de rand van een stapje hoger kunnen staan. Eentje om in de gaten te houden? De tijd zal het leren.

Corrections House
Corrections House

‘WILL BE BACK AFTER CORRECTIONS HOUSE SET’, zo staat op het geïmproviseerde uithangbordje bij de merch stand waar we -oh ironie- net een t-shirt van Corrections House wilden kopen. Dan maar eerst zelf de set gaan checken, al is dit een project dat ons al op papier en op plaat helemaal voor zich heeft gewonnen. Zeg nu zelf: een supergroep (voor die term zou ik van de band zelf klappen krijgen) met in de gelederen Scott Kelly van Neurosis, Mike IX Williams van Eyehategod, saxofonist Bruce Lamont van Yakuza en Sanford Parker van Minsk op allerhande electronica – en dan nog de mysterieuze (als in: geen idee of hij zelfs maar bestaat) Seward Fairbury als “minister of propaganda”. In de praktijk is dit een zandbak waarin ieder lid zijn eigen ding doet, of inspeelt op wat de rest doet. Een betere omschrijving van het project kan ik hier niet geven, en van het concert wordt eigenlijk nauwelijks iemand wijzer. Sommigen vinden het geweldig (daar mag u dan ons toe rekenen), anderen vinden er niks aan (“hoezo, geen drummer?”). Er wordt bijna lukraak geschakeld tussen opgefokte industriële noise met duidelijke echo’s van Godflesh, naar ingetogen passages waar Kelly zijn sombere bariton laat klinken, tot abstracte soundscapes waarover Mike Williams zijn verknipte poëzie declameert. De sobere vormgeving met het karakteristieke logo als blikvanger maakt de sfeer compleet. Naargeestig en toch op elk moment intrigerend, verwarrend maar bevrijdend – het is even doorbijten voor wie mee wil zijn met Corrections House, maar het is de moeite meer dan waard.

ASG wordt her en der al getipt als de volgende underground metalband nà Mastodon en Red Fang om het helemaal te maken bij een breder publiek. Dat kan best nog wel eens lukken, want onder de stevige sludgeriffs en dubbele gitaarpartijen schuilen enkele gruwelijk aanstekelijke Southern rocksongs die zich uitstekend laten meebekken met een blik goedkope pils in de opgeheven vuist. Over het optreden kan ik u nu al weinig meer vertellen dan dat de leden zich ook perfect weten te presenteren als “Good ol’ boys’ (compleet met obligate truckerspetjes) en toch voorbeeldig strak staan te musiceren. Op plaat klinkt ASG ons wat te gladjes om nog veel draaibeurten te krijgen, maar zet dit op een broeierig zomerfestival en ze zien ons zonder problemen terug voor het podium.

Wat een geweldig intrigerende band is dat toch, die True Widow. De muzikale omschrijvingen en vergelijkingen (stoner meets shoegaze, Codeine op metal etc…) zijn al vaak genoeg aangehaald in allerhande reviews, maar live op Roadburn valt ons voor de eerste keer op hoe perfect hun plaatje ook klopt: een Lynchiaanse bar band die in een ander universum ofwel loodzware metal, ofwel hemelse zweefpop zouden spelen. In de schemerzone waar ze zijn beland echter hoeven ze niet te kiezen – tegen alle logica in doen ze de tegenstrijdige combinatie perfect kloppen. Het subtiel dandyeske voorkomen (het haar stijf in de pommade, dichtgeknoopt ruiten hemdje) van gitarist-zanger Dan Philips accentueert perfect zijn spaarse gitaarlicks (preciés genoeg twang om er blues van te maken, en ook geen grammetje meer) en zijn onberoerde zangstijl. Bassiste Nicole Estill is een schimmige Southern Gothic Belle, met opgestoken blond haar en pikzwarte tenue – soms schuift ze haar galmende zang onder het ronkende samenspel van bas en gitaar, als een beschermende deken tegen het logge geluid dat onophoudelijk neerdrukt op de zaal. Waar op plaat de productie het evenwicht weet te houden tussen de zware fuzzlijnen en het melancholieke songmateriaal, voel je hier hoe de band bij momenten stevig moet worstelen om hun eigen monsterlijke geluid onder controle te houden, zeker in een zaal als Het Patronaat waar het houten geraamte de ruimte omtovert tot één grote baskast . Het verdient oprecht respect dat ze hun flegmatieke uitstraling blijven behouden zonder een druppeltje zweet te laten, en net door die onverstoorbaarheid wordt True Widow  nog een stuk heavier dan sommige woest headbangende bands die je op een festival als Roadburn doorgaans de revue ziet passeren.

Graves At Sea
Graves At Sea

“We’re not going to play that song, just because THAT guy called out for it.” Graves At Sea is hier duidelijk niet om vrienden te maken. Waarvoor dan wel? Om elke aanwezige in het Patronaat een hoogst persoonlijke volle vuistslag op het cranium te mokeren – dat is een goeie gok. Van in de trappenhal wordt ons door de dikke walm gruizel van bassen en distorsie diets gemaakt dat dit niet de plek was om keuvelend een nachtmutsje te kappen. Alleen al de woelige geschiedenis van Graves At Sea doet vermoeden dat het gezelschap niet de makkelijkste jongens zijn: een demo in 2003, nog twee split EP’s in 2004 en 2005, waarna de band het bijltje erbij neerlegt om jaren later terug de boer op te trekken met twee nieuwe leden. Maar goed, heavy dus. Hoeveel zwaarder kan sludge eigenlijk nog worden? Telkens als je denkt dat je de top (of de bodem, hoe je het bekijkt) wel hebt gezien, komt er een band langs (meestal op Roadburn, en meestal in Het Patronaat) die met een achteloze kniestoot nog maar eens een grens verlegt. Eerder op de avond horen we verschillende keren de loftrompet blazen over het topzware geluid van Conan, een optreden dat we helaas hebben gemist. Een ervaringsdeskundige vergelijking kunnen we in deze dus niet voorleggen, en bijgevolg wint Graves At Sea deze avond inzake puur bruut geweld. Inbinden en gaan slapen, dat is het enige wat ons nog rest.

tekst:
Dimitri Vossen
beeld:
Corrections-House
geplaatst:
di 15 apr 2014

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!