Le Guess Who? – zaterdag

lgw3 Als een zintuig wegvalt, ontwikkelt het andere zich bovengemiddeld. Iemand die blind is kan een fietsband leeg horen lopen terwijl de ander zich afvraagt waarom zijn fiets zo zwaar trapt. Zo heeft de natuur dat geregeld, een overlevingsmechanisme. Elektronica-man Tim Hecker haalt dat trucje tijdens zijn optreden in Tivoli de Helling met ons uit. De zaal is donker. Zo donker dat je je biertje niet meer terugvindt. Enige verlichting zijn de twee lampjes boven Heckers laptop die zorgen voor een onheilspellende slagschaduw op zijn gezicht. Uit de laptop haalt hij meer geluid dan muziek. Een piano en een – wat lijkt – stemmend orkest kruipen steeds dichter naar elkaar, totdat ze samensmelten tot een brei van geluid, zonder percussie. Enige houvast is de bas, die een redelijk ritme heeft en melodie bevat. Hecker weet hoe het werkt met zijn muziek: er moet geen afleiding zijn, geen geroezemoes of gelach, geen felle kleuren op de muur. Nee, er moet niets zijn. Enkel zijn muziek. Alleen dan begrijp je zijn noisy ambient, grijpen de bassen je bij de keel en sleuren ze je mee. En als Hecker klaar is, ontwaken we uit een voor ons gevoel diepe slaap. Wat zintuigen al niet met je kunnen doen. (sw)

Old Apparatus komt uit Oost-Londen. Dat is meteen het enige dat bekend is over het dubstepcollectief. Op het podium van Tivoli de Helling komt daar nog een punt bij: allen hebben een hip baardje. De vier heren zouden dan ook niet misstaan in een hippe indieband, maar Old Apparatus maakt dubstep. Niet zoals Skrillex, maar als Burial. Met die laatste worden ze dan ook te pas en te onpas vergeleken. Een stempel waar ze niet zo goed vanaf komen. Een beetje hun eigen schuld is het natuurlijk wel: het viertal maakt dezelfde soort duistere dubstep, met geheimzinnige zangsamples en donkere beats. Als je dan ook nog eens je identiteit niet bekend maakt, is de vergelijking snel gemaakt. Toch halen de Oost-Londeraren het niet bij Burial. Bij lange na niet zelfs. Het ontbeert het gevoel. Old Apparatus produceert donkere dubstep, maar zonder enkele emotie. Dan kun je nog uit Londen komen en dezelfde ingrediënten gebruiken als een collega producer, zonder die emotionele lading is ook dubstep gewoon platte muziek. (sw)

Beak> is een project van Portishead-instrumentalist Geoff Barrow. Het trio – Barrow, Billy Fuller en Matt Williams – speelt een soort uitgeklede versie van krautrock. Het voortstuwende motorik ritme en de elektronische effecten zijn overmatig aanwezig maar de nummers hebben niet de langgerektheid van bands als Faust of Can. En eigenlijk gaat de vergelijking met Krautrock vooral op voor hun albums, live verwordt Beak> eerder tot een soort Joy Division: de nummers zijn kort, hebben muzikaal weinig om het lijf maar zijn strak gespeeld. Ze spelen elk nummer met een hoop energie en dat maakt het een steengoed optreden, je wordt direct in de muziek gezogen. Toch weten ze dat zelf uitermate goed te verpesten door er tussen de nummers door een rotzooi van te maken: dan is er iets mis met het drumpedaal, dan moet de toetsenist volgens Barrow andere effecten gebruiken, dan moeten wij weten hoeveel geniaals de band al wel niet heeft gemaakt en daarna is er weer iets anders niet goed. Het lijkt een oefensessie waar het publiek niks van mee krijgt doordat er teveel effecten over de stemmen zitten en van de gepoogde grappen niks is te verstaan. En dat is zonde, de muziek staat als een huis maar na elk nummer breken ze het optreden weer open. (jn)

Direct na Beak> laat de Berlijnse band Camera in de ACU horen hoe krautrock klinkt. Waar Beak> eigenlijk alleen wat technieken gebruikt voor hun korte, krachtige nummers speelt Camera lange stomende stukken waar geen eind aan lijkt te komen. Nieuw? Absoluut niet. Is dat erg? Nee: Camera gaat als een trein op ramkoers. En de band past perfect in het voormalig kraakpand aan de Voorstraat: je waant je in het Duitsland ten tijde van de Krautrock hoogtijdagen. Wanneer de band langzaamaan het podium verlaat blijft het publiek achter in een zaal gevuld met geluid. Alle effecten staan nog en het optreden gaat onophoudelijk door zonder band. (jn)

De legende die even na half twaalf op het podium verschijnt zou zo een gezellige huisvader kunnen zijn: jaar of 50, streepjesshirt, kalend en een beetje rond. Niets doet vermoeden dat deze man een van de grootste dub dj’s ooit is: Adrian Sherwood. Vanachter zijn apparaten, die met elkaar verbonden zijn door een doolhof van tientallen kabels, stuurt hij diepe klanken de zaal in. Beetje dub, beetje reggae, en een heel klein beetje reggaeton. Ook zijn nageslacht doet mee: zoon rapt (verbazend goed), dochter zingt (iets minder bijzonder). It’s all in the family. Wat onhandig en onverstaanbaar spreekt hij tussen de tracks zijn aanschouwers toe. Twee, drie zinnen en dan weer door. Deze man heeft remixen gemaakt voor Depeche Mode, Primal Scream en zelfs Einstürzende Neubauten, en laat zo’n mix horen van een nummer van David Bowie. Leuk, maar liever eigen werk. De zaal die de afgelopen uren muisstil luisterde naar Tim Hecker, Old Apparatus en Beak> komt los, danst en aanbidt heer Sherwood. Zo’n opa wil iedereen. (sw)

tekst:
Sophie Westhiner
beeld:
lgw3
geplaatst:
di 4 dec 2012

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!