DOUR Festival 2010, dag 3, deel 2: zaterdag 17 juli 2010

Tussen al dat hiphop- en funkgeweld vonden we toch nog de tijd om ons oor elders te luisteren te leggen. Soms met gevaar voor eigen lijf en leden: struinen we nietsvermoedend de tent in waar Fucked Up hard aan het geven is, vragen we ons net af waar die frontman gebleven is- wanneer plots de mensenmassa voor ons wijkt, en opperpief Red Eyes als een dolleman op ons afstormt, met twee plastic bierglaasjes als geïmproviseerde duivelshorens.

Dour Logo
Logo Dourfestival

Een botsing wordt net vermeden, en gelukkig hebben we ook zijn aandacht niet getrokken. Red Eyes rent zowat het hele optreden lang door de zaal, met in z’n kielzog een stel roadies om de microfoonkabel over het publiek te leiden. Willekeurig houdt hij stand, om de dichtstbijzijnde omstaander willens nillens te omarmen, te doen meezingen, of een goedmoedige por te verkopen. Dat de begeleidende soundtrack uit weinig meer bestaat dan goeie ouwe hardcore punk, kan niet deren. Fucked Up is geen muziek, maar een muzikale performance- en dat is een verschil.

Even uitblazen bij The Middle East. Pastorale folk met zangharmonietjes is onderhand flink ingeburgerd, maar aan mooie muziek is er gelukkig nooit een teveel. De jongens puren niet alleen uit de inmiddels welbekende westcoast sound, maar vooral ook uit de Engelse traditie en de samenzangpop van Simon en Garfunkel. Op plaat gaan we dit niet meteen terug herkennen, en misschien ook niet opzoeken. Maar ineens beseften we dat dit soort muziek schromelijk ondervertegenwoordigd is op de affiche van Dour dit jaar, en dus zeer welgekomen.

Os Mutantes was làchen! Eerlijk: we vreesden het ergste, vooral toen een platenjongen ons toevertrouwde dat we niet veel moesten verwachten. Maar de Brazilianen reproduceerden hun cultplaten- een bijna Zappaiaanse mengeling van samba, jazz en acid rock- vrijwel perfect, inclusief de betoverende samenzangen die nog even krachtig klonken als dertig jaar geleden. Wat was er dan zo grappig? Je moet al een muziekarchivaris zijn om de band te kennen, en het meeste publiek kwam vooral een dansje plaatsen op de exotische ritmes die ze in het voorbijgaan hadden opgepikt. Om dan een half nummer later abrupt tot stilstand te komen, wanneer de band weer overschakelde op een onmogelijk ritme, of een stukje hilarische operettezang. Gelukkig is het publiek van Dour breeddenkend genoeg om dergelijke capriolen te appreciëren, en raakte iedereen geleidelijk in de ban van die vreemde oudjes met hun rare kostuums.

Net als vorige week op Cactus vertrok Black Mountain ook hier op het verkeerde been: weinig begeesterd, bijna op automatische piloot werden de eerste nummers afgewerkt. Gelukkig zorgde ‘Tyrants’ dit keer wél voor een permanent keerpunt: de band pikte in op de extatische reactie uit het publiek, en werkte met veel bravoure de rest van de set af. We twijfelen nog steeds over het nieuwe werk dat we hebben gehoord- zelfs de beste riffs lijken herhalingsoefeningen- maar op Dour beweest Black Mountain alvast dat ze nog steeds tot de top van de nieuwe lichting logge gitaren behoren. We maken ons wel wat zorgen over de gemoedstoestand van gitarist Stephen McBean- tussen de nummers mompelde hij wat cynische opmerkingen, en meestal ging hij enkel op in z’n eigen gitaarspel, in plaats van het groepsgeluid. Laten we hopen dat het een tijdelijk dipje betreft, én dat we ons schromelijk vergissen over de komende plaat. Dit is al jaren een band op de rand van de doorbraak, en ze verdienen het succes als geen ander.

Twee gevallen van: ‘we stonden erbij en keken ernaar’: Spoon vertolkten voorbeeldig hun smaakvolle en minutieus geconstrueerde poprock, maar zelfs live lijkt hun muziek een essentiëel vleugje opwinding of bezieling te missen. Misschien kijken we er gewoon naast, want rond ons zagen we volop fans die wél helemaal in vervoering raakten. Dat gevoel hadden we duizendvoudig bij The Very Best, waar we een hele tent uitzinnig zagen worden op iets wat voor ons gewoon klonk als Afrikaanse pop van de platste soort- ver van de broeierige, gevaarlijk smerige afrofunk die we wel van pakweg Fela Kuti weten te smaken. We zijn overigens niet trots op onze apathie- niets voelt zo eenzaam als stilstaan in een zee van dansende mensen. We zijn dan ook niet lang gebleven.

Hebben we wel nog op gedanst:
Chinese Man, volgens onze bronnen vorig jaar dé revelatie van Dour, en nu terug met hun opwindende set, zwaar geënt op Coldcut en aanverwante beatmakers.
Benga & Skream, die steeds meer de typische dubstep achterwege laten ten voordele van vreemde, ondefiniëerbare maar zeer te smaken techno en electro.
dEbruit: een virtuoos op de klassieke mpc-samplerbak, die erg aan Prefuse73 deed denken, maar naar het einde toe z’n eigen set een beetje vergalde door over te schakelen op ongeïnspireerde house.
Lefto vs. Simbad: een twee uur durende evenwichtsoefening tussen alle genres die de dance anno 2010 rijk is, helaas geserveerd in een veel te lege en koude tent.

tekst:
Dimitri Vossen
geplaatst:
do 22 jul 2010

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!