Propagandamaker speelt uitwedstrijd

Op zijn zachtst gezegd is het opvallend: het exposeren van de propaganda van Steve Bannon, Trumps voormalige rechterhand. Laatstgenoemde is immers allesbehalve populair in de internationale culturele wereld. Kunstenaar Jonas Staal nam het initiatief voor deze expositie, die interessante vragen oproept, maar daar niet altijd even bevredigende antwoorden op geeft.

Bannon (1953) is mede-oprichter van Breitbart News, een rechts-conservatief online nieuwsplatform dat ook populair is onder alt-rightsympathisanten. De website speelde een grote rol in Trumps presidentscampagne. Daarnaast heeft Bannon verschillende documentaires gemaakt en was hij als producent betrokken bij verschillende Hollywoodfilms. De Nederlandse kunstenaar Jonas Staal (1981) put vooral uit die documentaires voor de expositie ‘Steve Bannon: A Propaganda Retrospective’, die gecureerd is door Marina Otero Verzier.

Michael Moore
Je zou kunnen zeggen dat de tentoonstelling een uitwedstrijd is. De cultuursector staat bepaald niet bekend om haar rechtse standpunten, en aan de rechterkant van het politieke spectrum wordt kunst graag afgedaan als linkse hobby. Ook de thematiek die veel kunstenaars aansnijden – milieuzorgen, compassie met vluchtelingen, homo-emancipatie, om er een paar te noemen – is op weinig rechts(populistische) partijprogramma’s terug te vinden. Binnen die context is het niet vreemd als linksgeoriënteerde toeschouwers (zoals ikzelf) het idee krijgen dat Bannons werk hier vooral getoond wordt om er kritiek op te kunnen ventileren.
Toch lijkt dat niet Staals doel te zijn. Een van de eerste teksten in de expositie is een prominent citaat van Bannon zelf, die zowel cineast Leni Riefenstahl – die propaganda maakte in opdracht van de nazi’s – als de linkse documentairemaker Michael Moore zegt te bewonderen. Die uitspraak lijkt deels een oprechte uiting van bewondering, en deels een provocatie: een propagandamaker die zegt dat de inhoud er eigenlijk niet toe doet. Door dit citaat aan te halen, lijkt Staal te impliceren dat ook Bannons werk met een open blik bekeken moet worden, zodat je kunt zien hoe het werkt. Het citaat lijkt welhaast te zeggen: ‘zet je eigen moraal even uit’. In andere woorden: dit zou een neutrale expositie zijn, die nog pro-, noch anti-Bannon, -Breitbart en -rechts is. Dat blijkt maar ten dele waar te zijn.

Trickster
Staal is een interessante, enigszins ongrijpbare figuur; een soort trickster. In een interview aan Trouw stelt hij: ‘Ons bestaan, en het kunstenaarschap in het bijzonder, is tot op het bot gepolitiseerd.’ Verderop zegt hij dat altijd blanco stemt. Hij veroorzaakte opschudding met de Geert Wilders Werken, bermmonumentjes voor Wilders – die zich met de dood bedreigd voelde. Echter, een paar jaar later kopieerde hij evengoed de door de PVV opgezette Vrijdenkersruimte: oorspronkelijk een plaats waar het werk getoond kon worden van controversiële, islamkritische figuren als Theo van Gogh en Gregorius Nekschot. Door deze ruimte na te maken en tentoon te stellen in het Van Abbemuseum, kon Staal enerzijds laten zien dat hij niet per definitie links is, en anderzijds kon hij ook tonen dat de PVV geen werk toestond waarin kritiek werd geuit op Wilders. Zo toonde de partij zelf – die constant beweerde en beweert het op te nemen voor de vrijheid van meningsuiting – dat ze grenzen aan die vrijheid stelden. Staal kon zich bovendien gemakkelijk indekken, door erop te wijzen dat hij niet degene was die censureerde.
Staal lijkt zichzelf op een andere manier in te dekken tijdens ‘A Propaganda Retrospective’. Het getoonde werk is immers van Bannon; de curator is de eerder genoemde Verzier. Dat roept de vraag op wat Staals eigen bijdrage is. Geuite ideeën zou hij gemakkelijk kunnen afschuiven die twee anderen. Toch ademt het hele project duidelijk zijn geest: zeer politiek, niet per se terug te voeren op één voorkeur of oriëntatie, en behoorlijk provocatief.

Montages
Het werk van Bannon wordt op een manier geëxposeerd die enigszins doet denken aan EYE-filmexposities, zoals het retrospectief van de onlangs overleden cameraman Robby Müller: veel fragmenten uit films, voorzien van zaalteksten. Noch Bannons, noch Müllers werk wordt daardoor opeens kunst. Voor de duidelijkheid: dat is geen uitspraak over de kwaliteit ervan, maar eenvoudigweg de vaststelling dat het getoonde niet opeens fungeert als (video)kunst. Het zijn nog steeds delen van films, al wordt binnen de expositiecontext de nadruk op andere zaken gelegd dan het verhaal: bijvoorbeeld op de manier waarop Müller licht inzet om sfeer te scheppen.
Ook voor het Bannonretrospectief worden delen uit diens films buiten hun narratief gelicht. Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op de beeldtaal: de manier waarop Bannon dieren als symbool inzet, of hoe hij beelden van geld gebruikt. De expositie toont daar vooral korte fragmenten van, compleet buiten de context van het bronmateriaal. De zaalteksten leggen uit hoe die beelden geïnterpreteerd moeten worden – haaien zijn een verborgen, doch dreigend gevaar –, maar onduidelijk blijft met welke frequentie Bannon deze symboliek gebruikt. Staals videoclipachtige montage van die beelden suggereert dat ze te pas en te onpas te zien zijn, maar dat zou in werkelijkheid best anders kunnen liggen. Het vergelijkingsmateriaal ontbreekt helaas.
Mede door Staals montages is ‘A Propaganda Retrospective’ absoluut geen ‘neutrale’ expositie die onbevooroordeeld laat zien hoe Bannons werk functioneert. Sterker nog: beide mannen doen eigenlijk hetzelfde. Ergens is immers een fragment te zien dat bestaat uit een montage – door Bannon gemaakt of geïnitieerd – van alle momenten dat Obama in dezelfde speech ‘fair’ of ‘fair shot’ zegt. Het gaat niet om zinnen, maar puur om compleet contextloze woorden. De enige context is dat in hetzelfde fragment de toenmalige president afkeurend een socialist wordt genoemd; iets eerder tijdens de expositie is ook de link tussen Obama en het communisme gelegd. De gedachtegang is prima te volgen, of je het er nu mee eens bent of niet, en kent een zekere (kromme) logica. ‘Ja,’ dacht ik eerlijk gezegd zelfs even, ‘als Obama gelijke kansen voor iedereen wil, snap ik best dat er mensen zijn die hem een communist noemen.’

Neutraal?
Bannons ‘fair shot’-montage verschilt nauwelijks van de beeldtaalmontages die Staal maakte: korte stukjes film, die elkaar in moordend tempo opvolgen. Daar wringt de expositie. Staal en Bannon lijken beiden even selectief te zijn, al is het verschil dat laatstgenoemde een duidelijke boodschap wil overbrengen en Staal en Verzier veel implicieter lijken te zijn. De zaalteksten zijn vrij neutraal. Er is bijvoorbeeld niets kritisch aan beweren dat Bannon een wereld probeert te scheppen, in plaats van de bestaande te veranderen; het is puur een constatering. Echter, zoals gezegd laat de keuze uit het materiaal een duidelijk politiek plan zien.
Uit het expositiegedeelte waarin connecties gelegd worden met alt-right en haar sterk op memes geënte beeldtaal, rijst bijvoorbeeld het beeld dat deze beweging bestaat uit kinderachtige internettrollen die niet serieus genomen moeten worden. Met een video waarin Bannon politieke tegenstanders keer op keer drammerig wegzet als ‘eunuchen’, wint hij evenmin weinig zieltjes voor zijn standpunten. Het zijn slechts een paar voorbeelden van manieren waarop diezelfde ideeën impliciet-kritisch aangepakt worden. De expositie mist wat meer momenten als de ‘fair shot’-montage, waarin helder wordt hoe Bannons ideeënwereld werkt, hoe twijfelachtig het standpunt ook is.
Toch is Staal wellicht té impliciet. De tekstjes suggereren een groter verhaal, waarin onderlinge verbanden gelegd worden tussen een verscheidenheid aan personen en verschijnselen: Bannon, Breitbart, Trump, alt-right, conservatisme, enzovoort. Dat doet Staal echter op een vrij verbrokkelde wijze: via de bondig genoteerde zaalteksten, zodat je niet al te veel hoeft te lezen. Ze zijn onbedoeld vooral een glimp van iets veel, veel groters – naar ik aanneem Staals promotieonderzoek naar de werking van propaganda.

Schurend
Echter, ‘A Propaganda Retrospective’ verdient ook de nodige lof, omdat Staal rechtse standpunten laat zien in een omgeving waarin die enorm schuren. Om terug te komen op Michael Moore: zou Staal een dergelijk retrospectief van zijn werk kunnen maken? Natuurlijk zou hij dat kunnen, maar dat resulteert waarschijnlijk in het volgende scenario: expositiebezoekers knikken instemmend bij standpunten die ook de hunne zijn, à la ‘ja, de VS moeten inderdaad wat aan het wapenbezit gaan doen’. Vervolgens lopen ze weer verder, zich niet of nauwelijks afvragend hoe Moore precies te werk gaat; hoe hij zijn boodschap vormgeeft. Bannons wereldbeeld staat juist zo confronterend haaks op wat er in veel linkser georiënteerd exposities te zien is – die me maar zelden iets laten zien dat ik nog niet al weet, denk of voel – en zet daarom juist aan tot denken. Dat maakt de tentoonstelling al de moeite waard.
Maar toch, er blijft het knagende gevoel dat het grotere verhaal steviger getoond had mogen worden; duidelijker en minder gefragmenteerd – meer substantie, minder provocatie. Dat Bannons propaganda werkt, is te zien aan de verkiezing van Trump, de opkomst van alt-right en de populariteit van Breitbart. Om die verschijnselen te verklaren – niet in de laatste plaats aan een links georiënteerd publiek – had beter getoond moeten worden hóé die propaganda werkt.

‘Steve Bannon: A Propaganda Retrospective’ is tot en met 23 september te zien in Het Nieuwe Instituut, in Rotterdam.

tekst:
Maarten Buser
beeld:
001
geplaatst:
vr 27 jul 2018

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!