Plum

Het laatste album van Wand, ‘1000 Days’, sloeg al een iets andere weg in dan de platen daarvoor. De band vond het precies niet meer zo nodig om in de voetsporen van Ty Segall of Thee Oh Sees te trappelen, maar bezigde een rijker palet op die plaat, eentje die vooral psychedelische kleuren bevatte. Het was een plaat die meer refereerde naar de psychedelische folk van de jaren 1970 dan naar de wildere garagerock die ze ooit ook brachten. Voor deze nieuwe plaat lijfde de band twee nieuwe leden in: Robbie Cody (gitaar) en Sofia Arreguin (keyboards, zang), wat hun geluid nog meer openbreekt. Wij waren nochtans niet direct mee. Het duurde even voor wij de schoonheid van bijvoorbeeld de titelsong goed konden smaken. Een repetitief piano-akkoord en twee duellerende gitaren in een Beatle-esque song met een dubbele zanglijn. Eens de songs goed tot je doorgedrongen is, nestelt hij zich ergens diep onder je vel en bewijst de groep dat ze immens gegroeid zijn als songschrijvers. Het merendeel van de songs zijn psychedelische popparels, met heerlijke arrangementen en verrassende tempo- en structuurwissels. De harde gitaren liggen meestal aan de ketting, alhoewel ze zich soms proberen los te trekken zoals in ‘Bee Karma’, ‘High Rise’ of het heerlijk hakkende ‘White Cat’. Langs de andere kant wordt er soms ook met meligheid geflirt waar je tenen nog nét niet van krullen zoals in ‘The Trap’, dat nog overeind wordt gehouden door een country slidegitaar. De meeste songs zijn ontstaan door improvisaties in de repetitieruimte en dat kan je goed horen op de twee heerlijke afsluiters, waar de organische groei en vorm van de songs dit goed aantoont. Dit is zonder twijfel de meest poppy plaat van Wand. En het is een goeie.

tekst:
Christophe Vanallemeersch
beeld:
Wand_Plum
geplaatst:
do 8 nov 2018

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!