Over Born Free en Atari Teenage Riot: Angst voor engagement

Kritiek versus cynische rede (Een proloog)

Begint de revolutie in de moshpit? Weinig kans. Zelfs niet als die moshpit bijna de hele Paradisovloer omvat, zoals onlangs bij het Amsterdamse reünieconcert van Atari Teenage Riot. Tegelijk getuigt het van gemakzuchtig cynisme om het nadrukkelijke engagement van de groep als ‘nep’ of, nog erger, ‘opportunisme’ af te doen, wat de groep rond Alec Empire al sinds de oprichting, begin jaren negentig, regelmatig voor de voeten geworpen heeft gekregen.

Cynisme is doorgaans weinig meer dan het belachelijk maken van de oprechtheid en onbevangenheid van anderen, om niet te hoeven toegeven dat men zelf die oprechtheid en onbevangenheid verloren heeft. Cynici zijn als de zeventiende eeuwse chirurgijnen die het liefst bij iedereen de tanden en kiezen zouden willen trekken. Wie geen tanden meer heeft kan niet bijten. De cynici zijn niet zelden bang om zelf de gebeten hond te zijn, als het er op aan komt. ‘Don’t give up the fight,’ zei Alec Empire bij het verlaten van het Paradiso-podium. En hij meende het.

Born to Run, Born to be Wild, Born Free. (Een intermezzo)

De commotie die de afgelopen week ontstaan is rond het nummer ‘Born Free’ van M.I.A. is immens.

Fout. Herstel: De commotie die de afgelopen week ontstaan is rond de video die Romain Gavras bij het nummer ‘Born Free’ van M.I.A. maakte ( http://vimeo.com/11219730 ), is immens.

Zie hier in feite al de bron van de verwarring. De ene criticus schiet op de muzikante, de andere op de filmmaker. En vanuit talloze verschillende hoeken. Vaak is de verontwaardiging zo groot, dat men van kritiek op de filmmaker automatisch overschakelt naar kritiek op de muzikante, zoals een automobilist van rijbaan wisselt. De automobilist wil alleen maar zo snel mogelijk z’n doel bereiken en dat geldt ook voor diegenen die verontwaardigd zijn over Born Free – ongeacht of ze het over muziek of video hebben.

Liefde maakt blind. Haat evenzeer.

Zowel de verontwaardiging over als de verdediging van Born Free worden her en der zo gepassioneerd beleden, dat de meest voor de hand liggende argumenten en feiten over het hoofd lijken te worden gezien.

Laat ik mij beperken tot twee serieuze stukken die over de song en de video zijn verschenen. Dat van Gijsbert Kamer op zijn Volkskrantblog ( http://www.vkblog.nl/bericht/312743/%27Born_Free%27_van_M.I.A. ) en dat van Theo Ploeg op Frankfurt (https://www.gonzocircus.com/5263/born-free-popcultuur-als-tegenpolitiek ).

MIA
M.I.A.

Om te beginnen gaat het hele verhaal van Ploeg over de video van Romain Gavras. Maar in de tweede alinea van zijn verhaal heeft hij het al over de ‘nieuwe videoclip van de Britse muzikante M.I.A.’ Wat ik echter nergens lees is wat precies het aandeel van Mathangi Arulpragasm, alias M.I.A., is geweest in de video. Bij de credits van het filmpje staat zij niet genoemd als scenariste. Zelfs niet als producente of opdrachtgeefster. Heeft zij Gavras een briefje met wat steekwoorden of een conceptje voor de video gestuurd? Of heeft Gavras gewoon de opdracht gekregen naar eigen interpretatie een video bij het nummer Born Free te maken? Dat laatste ligt het meest voor de hand, maar ik heb dat nog nergens zwart op wit gezien.

Deze vraag is wat mij betreft belangrijk. Essentieel zelfs. Want in hoeverre kun je in deze hele discussie en commotie nog over ‘‘Born Free’ van M.I.A.’ spreken? De meest rake opmerking wordt gemaakt door ‘John’, die een commentaartje achterliet onder het verhaal van Ploeg. Hij schrijft: ‘Het is zo treffend dat ik het nummer eigenlijk nog eens moet luisteren zonder de film want ik heb er niks van meegekregen.’

Dat is precies mijn ervaring. Toen ik de video zag was ik geraakt. Diep geraakt. Maar vraag me alsjeblieft niet wat voor muziek er onder zat. Ja, ik weet dat het iets heftigs was en geen akoestisch gitaar-gepingel van John Williams of zo. Maar van het nummer kan ik mij niets herinneren. Helemaal niets!

Dat zegt iets over de impact van de video ten opzichte van de impact van de muziek. Ter vergelijking: In Sergio Leone’s film ‘Once upon a Time in de West’ is de muziek van Ennio Morricone heel wat nadrukkelijker aanwezig. Sterker nog, je hoeft je de eindeloos trage landschapshots maar voor de geest te halen om die mondharmonica weer te horen.

romain
Romain Gavras

Als de video van Gavras is bedoeld ter ondersteuning van de muziek van M.I.A. is die wat mij betreft dus grandioos mislukt. De video vaagt de muziek weg. Als het M.I.A. te doen is om het uitdragen van een politieke boodschap – of nauwkeuriger: mensen aan het denken zetten over een bepaald aspect van het begrip ‘vrijheid’ – los van haar muziek, is ze daarin geslaagd. Ze gebruikt haar naam als popster om een video van een undergroundfilmer – die minder bekend is dan zijzelf – bij een groter publiek te brengen. Natuurlijk er van uitgaand dat de boodschap van Gavras ook haar boodschap is. Haar ‘liedje’, haar muziek, offert ze in feite gewoon op.

Dat raakt echter weer aan een andere kwestie: De rol van video bij muziek in het algemeen – en popmuziek in het bijzonder. De clipcultuur is tot bloei gekomen in de vroege jaren tachtig met de opkomst van MTV en bleek een mooie opsteker voor de muziekindustrie. Enfin, dat is allemaal reeds uitputtend door Steve Knopper (1) beschreven.

Maar wat heeft de videoclip betekend voor de inhoud en de beleving van de muziek?

Simpel gesteld zijn er twee soorten clips: die waarin de groep of artiest het betreffende liedje speelt of playbackt en video’s als een mini-speelfilm. De eerste kunnen de muziek al van een deel van hun magie ontdoen: bijvoorbeeld als de gezichtsuitdrukking van de artiest iets anders vertelt dan jij in het liedje meende te horen. Maar goed, dat kan je ook in een concertstuatie overkomen.

Met het ‘mini-speelfilmpje’ – dat de meerderheid van de clips vormt – is iets anders aan de hand: Die ontnemen je als luisteraar als het ware de kans om je eigen verhaal bij het nummer te maken en maken daarmee, kort door de bocht gesteld, de muziek zelfs overbodig. Tenminste, als je muziek niet alleen beschouwt als middel om de stilte te verdrijven, maar ook om de verbeelding te prikkelen.

Muziek bij films is bedoeld om sfeerversterkend te werken. Maar het komt zelden of nooit voor dat de film vervolgens ondergeschikt wordt aan de muziek. Bij videoclips is dat anders. Een pikant voorbeeld blijft het gebruik van Sam Cooke’s ‘Wonderful World’ in een Levi’s 501-reclame in 1986. Een soulklassieker die al snel ‘dat liedje van die spijkerbroek’ werd. Zoals ‘You’ve got my love’ van de Amsterdammer Bastian altijd wel ‘dat liedje van die tietenclip’ zal blijven. Dat is ook het enige wat ik nog van dat liedje weet – zo sterk is die associatie. Hoe het nummer ging en waarover het ging? Geen idee.

Daar valt verder ontzettend veel over te zeggen, maar de moraal van het verhaal is dat een clip – doorgaans bedoeld om een liedje op TV te krijgen – voor de muziek en de muziekbeleving vaak een averechtse werking heeft. Alsof je de prik uit de cola haalt.

Gijsbert Kamer gaat in zijn Volkskrantblog over Born Free ook nadrukkelijk in op de rol van Gavras’ video die hem geen ruimte meer laat voor zijn eigen verbeelding bij de song van M.I.A. Hij trekt die vaststelling echter direct door naar engagement – politiek-engagement – in popsongs in het algemeen. Daar kom ik later nog op terug.

De kritiek die is losgebarsten over de inhoud van het filmpje Romain Gavras is natuurlijk een heel andere zaak en staat los van het voorgaande. Al moet mij van het hart dat veel van de verontwaardiging over de clip mij verbaast. Verbijstert zelfs! Vooral de ontzetting waarmee op de Amerikaanse vlaggetjes op de uniformen van de soldaten wordt gereageerd. Ik ben het wat dat betreft helemaal met Theo Ploeg eens en zou het zelfs nog wat scherper willen stellen: Als we er even van uitgaan dat Amerika staat voor de westerse samenleving – Amerika is nog altijd onze ‘bondgenoot’ – dan is de boodschap in de film gewoon zelfkritiek. Naar de balk in ons eigen oog durven kijken voordat we over de splinter in het oog van de ander beginnen. Zoals de Woodstockgeneratie dat deed – Hendrix verkrachtte het Amerikaanse volkslied en niet het Russische of Chinese – en de punks – The Sex Pistols zongen ‘God save the Queen, the fascist regime’ en niet ‘God save de Grote Communistische partijleider’.

Dat het er in de westerse wereld niet minder barbaars aan toe gaat dan in andere samenlevingen, verder van ons ‘ideologische huis’ wordt onderstreept door de feiten over de Amerikaanse gruwelen in de Abou Ghraib gevangenis – waar  eind april wederom een schokkend rapport over verschenen is – en uiteraard Guantanamo Bay. Minder ‘hard gewelddadig’, maar minstens zo verontrustend is de Amerikaanse realiteit die beschreven wordt in Dave Eggers’ non-fictie roman ‘Zeitoun’ over het optreden van het Amerikaanse leger en de overheid na de Katrina-ramp in New Orleans (2). En dan hebben we het dus gewoon over de éénentwintigste eeuw.

Het is een ander onderwerp, en ik wil hier eigenlijk terug naar M.I.A. en de popmuziek, maar het verbaast mij telkens weer dat ondanks boeken – bestsellers! – als Nick Davies’ ‘Flat Earth News’ (3) en ‘Het zijn net Mensen’ van Joris Luyendijk (4) door tallozen, ook in Europa, nog altijd zo klakkeloos de visie van Amerikaanse propagandamachines als Fox en CNN wordt overgenomen.

Terug naar M.I.A. dus. Terug naar Born Free. En terug naar het verhaal van Gijsbert Kamer, die schrijft afgeknapt te zijn op de video van Romain Gavras, omdat die zijn verbeelding verpest. Daar kan ik mij alles bij voorstellen en ik heb hiervoor al uitgelegd waarom. Kamer schakelt echter meteen door naar een volgende versnelling door te zeggen dat dat niet alleen geldt voor een toegevoegde clip, maar ook voor de liedjes zelf als daarin politiek partij gekozen wordt.

Ik ben er van overtuigd – net als Gijsbert, hoewel hij het niet expliciet zegt – dat liedjes met een meer universele thematiek over het algemeen een langere adem hebben. Dat is evident; een open deur bijna. Dat geldt niet alleen voor popmuziek, maar voor alle kunst. En niet alleen voor politieke ‘topics’ maar voor alle themas. Niet voor niets heeft André Hazes het in ‘Koud zonder jou’ over een anonieme en dus universele ‘jij’ en niet over Truus Jansen of Anita de Vries.

Gijsbert Kamer noemt ‘(What’s so funny about) Peace Love or Understanding’ als voorbeeld van een universeel liedje met inhoud. Mee eens. Maar als je het zingt bij een demonstratie tegen de Irak-oorlog – of gewoon in Paradiso op de dag dat Amerika Irak aanvalt – is het opeens heel erg expliciet geworden. Er zijn meer stukken politiek geëngageerde muziek die de tand des tijds moeiteloos hebben doorstaan: Mingus’ ‘Oh Lord, don’t let them drop that Atomic Bomb on me’,  Sun Ra’s ‘Nuclear War’, Costello’s schitterende ‘Shipbuilding’, Maar evengoed Kurt Weills ‘Kanonen-Song’ en Robert Schumanns ‘Die Soldatenbraut’. Ze zijn nog altijd even overtuigend. Niet vanwege de boodschap, maar omdat het gewoon muzikaal ijzersterke liedjes zijn. In tegenstelling tot – ik noem maar wat – de Eurovisie-draak ‘Ein bisschen Frieden’ van het Duitse Schlagernimfje Nicole, waarbij je – bij wijze van spreken dan – bijna naar een bommenwerper gaat verlangen.

Maar het is tegelijk een misvatting dat de politieke lading van een stuk muziek afhangt van de politieke boodschap die de maker er in heeft gestopt. Ik herinner mij dat bij bezettings- en blokkadeacties bij kerncentrales en transporten van nucleair afval in de vroege jaren tachtig als de Mobiele Eenheid naderde consequent door de demonstranten Monty Pythons ‘Always look on the Bright Side of Life’ werd ingezet. En reken maar dat dat een ‘politieke’ impact had als je het met z’n honderden, onbeschermd en onbewapend, zong een paar meter tegenover een bataljon zwaar behelmde, beschildde en beknuppelde politiemensen die ook nog eens rugdekking hadden van een waterkanon.

Anderzijds hoeven kunstuitingen en popsongs ook niet voor de eeuwigheid te zijn. Soms vragen de omstandigheden gewoon om een radikaal statement, zoals er gevallen zijn waarin geen ‘zachte’ genezing mogelijk is en er dus geamputeerd moet worden. Dan is rockmuziek waarin politiek stelling wordt genomen zoiets als ‘action painting’. Misschien niet duurzaam, maar ongelofelijk krachtig op het moment zelf. Een enkele keer blijft zo’n gelegenheidsong nog verrassend lang na de ‘gelegenheid’ overeind staan. Ik denk bijvoorbeeld aan het ook alweer meer dan een kwart eeuw oude ‘Nelson Mandela’ van Special AKA. Andere ‘topical songs’ raken sneller gedateerd. ‘Sun City’ van Artists United Against Apartheid uit 1985 bijvoorbeeld.

Maar heeft het gedateerd klinken van een liedje zoveel met de tekst te maken? De ‘protestsong’ tegen de Vietnamoorlog ‘Welterusten mijnheer de President’ van Boudewijn de Groot uit 1966 klinkt anno 2010 niet of nauwelijks méér gedateerd dan veel Phillysoul van tien jaar later. Een liedje als ‘The Fish Cheer and I feel like I’m feeling to die Rag’ van Country Joe and the Fish – zo’n beetje het Amerikaanse nationale anti-Vietnamoorlogs-volkslied van veertig jaar geleden – is vandaag de dag muzikaal weldegelijk een beetje verlept, maar dat doet niets af aan de immense betekenis die die song destijds voor miljoenen had.

Kortom, de wrevel die Gijsbert Kamer voelt bij expliciete politieke popsongs lijkt vooral te maken te hebben met de verwachting die hij persoonlijk van popmuziek heeft. Hij schrijft in z’n Born Free-stuk ‘Mysterie is belangrijk in de rock’n’roll’, maar hij bedoelt waarschijnlijk ‘Mysterie is voor Gijsbert Kamer belangrijk in de rock’n’roll.’

Voor mijzelf geldt: ‘Geraakt worden is belangrijk in de rock’n’roll.’ Ook buiten de rock’n’roll, trouwens. En een politiek statement is iets wat mij heel erg kan raken, net als bezieling, spontaniteit, spelplezier en – als het niet schools geëtaleerd wordt – virtuositeit.

Inmiddels leven we in en tijd dat veel rockers de zestig jaar gepasseerd zijn. Mannen als Bob Dylan, Paul Simon en Charlie Watts worden volgend jaar zelfs al zeventig. Daardoor zou je bijna vergeten dat rockmuziek zoals wij die kennen zich vanaf de jaren vijftig en zestig ontwikkelde als vehikel waarmee de na de Tweede Wereldoorlog geboren generatie zich een weg probeerde te banen in een wereld waarin de bakens nog waren uitgezet door een vooroorlogse generatie. Rockmuziek was – en is dat deels nog steeds – een commentaar van jongvolwassenen op een wereld waarin ze terechtkomen en hun weg moeten vinden, maar waar ze nooit om gevraagd hebben. Existentialistisch gesteld: Geen mens vraagt er om geboren te worden.

Die worsteling kan zich uiten in een wanhopig ‘er van maken wat er van te maken valt’, zoals in Springsteens ‘Born to Run’. Het kan zich uiten in rebelse, maar verder apolitieke baldadigheid, zoals in Steppenwolfs ‘Born to be wild’. Of in een radicale aanval op het systeem, zoals M.I.A.’s ‘Born Free’, al gebeurt dat laatste heel wat meer nadrukkelijker in de film van Romain Gavras dan in het liedje van de zangeres.

Baby, Mellow my Mind (Een epiloog)

AtariTeenageRiot
Atari Teenage Riot in 1998

Atari Tenage Riot in Paradiso. De groep rond Alec Empire heeft geen schokkende videoclip nodig om een statement te maken. Niet eens een verstaanbare songtekst – al brult een aanzienlijk deel van het publiek de woorden mee. Ook volume kan radicaal zijn. Ook beats kunnen radicaal zijn. Zolang het maar niet ‘zomaar’ volume is of ‘zomaar’ beats zijn. Malevich suprematisch vierkant was ook niet ‘zomaar’ een vierkant, al ziet het er voor de buitenstaander misschien uit als zomaar een vierkant.

De radicale muziek van Atari Teenage Riot is geworteld in woede, is boosheid, net als bijvoorbeeld – zoals Gijsbert Kamer in zijn stuk al schrijft – de muziek van The Fall geworteld is in woede. Maar dat is wel een heel andere woede: de woede van middenklasser Mark E. Smith die in Manchester z’n draai niet kan vinden. Toegegeven, een veel voorkomende burgerlijke woede waarin ook veel Nederlanders zich zullen herkennen, ikzelf incluis.

De woede van Atari Teenage Riot is echter de woede van hun MC Carl Crack die in het herenigde Duitsland van de vroege jaren negentig opeens met allerlei vormen van racisme wordt geconfronteerd. En het is de woede van velen op het moment dat ze beseffen dat het Duitsland van na de Wende niet de Teutoonse lusthof is die Helmut Kohl hen had voorgespiegeld. Het geen irritatie of zeurende ergernis, het is echte woede.

wall011
Alec Empire

Als ik in 1997 de dan vijfentwintig jaar oude Alec Empire – echte naam: Alexander Wilke-Steinhof – zoon van links-radicale ouders en kleinzoon van een socialist die in de oorlog in een concentratiekamp opgesloten was – spreek, blijkt dat hij niet alleen radicaal, maar vooral ook nuchter en helder de Duitse situatie van dat moment overziet. Berlijn wordt geprezen als paradijs van het nieuwe hedonisme met de Love Parade als eredienst. Empire ziet dat het niets anders is dan pamperen. De aandacht afleiden van de werkelijke problemen: ,,De Love Parade mag dan een boodschap van liefde en vrede uitdragen, achter de schermen zijn het daar ook gewoon bedrijven als Camel en Coca Cola waar het om draait,’’ zei hij bij die gelegenheid.

De woede en het radicalisme van Atari Teenage Riot was onverbrekelijk verbonden met en werd gekatalyseerd door de Berlijnse situatie van vlak na de Wende, zoals de muziek van Einstüzende Neubauten onverbrekelijk verbonden is met het Kreuzberg van tien jaar daarvoor. De slogans die Atari Teenage Riot in de jaren negentig over de beats schreeuwde mogen dan radicaal geweest zijn, en in sommige gevallen – als je ze letterlijk neemt – over de top, Empire blijkt in retrospectief een aantal ontwikkelingen weldegelijk heel goed ingeschat te hebben. Vergeet niet dat de albums van de groep stuk voor stuk van vóór 11 september 2001 dateren. En sindsdien ziet de wereld er wezenlijk anders uit.

In een interview met het Berlijnse radiostation BLN FM, eind april jongstleden, kwam Empire, inmiddels achtendertig, daar zelf nog eens op terug. Hij verwees naar het album ‘The Future of War’ uit 1997, dat destijds door menigeen nog als onrealistische propaganda werd beschouwd, maar waarop hij, aldus Empire, eigenlijk precies de oorlogsmachine bezingt die George Bush na 9/11 in Irak en elders in beweging heeft gezet: de ‘War on Terrorism’ als ‘The Future of War’.

En dan komt opeens ook de ‘Born Free’-video van Romain Gavras weer heel dichtbij, maar dat terzijde.

Empire noemt in het interview ook de extreme veiligheidscontroles op vliegvelden, vandaag de dag. De bodyscans. De talloze beperkingen van de privacy die de meeste mensen gelaten ondergaan. Atari Teenage Riot waarschuwde er halverwege de jaren negentig al voor. In het nummer ‘Heatwave’ bijvoorbeeld. Maar destijds werd dat als extreme prietpraat beschouwd.

Nee, het Atari Teenage Riot van 2010 is niet het Atari Teenage Riot van 1997. Van het trio dat destijds ‘The Future of War’ opnam is alleen Alec Empire nog over. MC Carl Crack is in 2001 overleden en zangeres Hanin Elias is niet bij de huidige reünie. Zij woont tegenwoordig op Tahiti in Frans Polynesië. De groep wordt gecompleteerd door Nic Endo, die eind 1997 bij Atari Reenage Riot kwam en de Amerikaanse nieuwkomer MC Kidtronic.

Daardoor is het concert in Paradiso meer een ‘Alec Empire plays ATR’-show. De beats en raps zijn nog altijd net zo heftig als dertien jaar geleden – vandaar ook die indrukwekkende moshpit. Maar drie kwartier permanente stroboscoop, zoals ik destijds in Doornroosje meemaakte, is er niet meer bij.

Toch heeft Atari Teenage Riot ook in 2010 nog altijd een zeldzame impact. Dat komt niet door het volume of het opzwepen van het publiek maar door de intense bezieling die je voelt in iedere martelende beat of noot die de groep speelt.

‘Live at Brixton Academy 1999’

Hun mooiste album vind ik persoonlijk de registratie van het allerlaatste concert in november 1999: ‘Live at Brixton Academy 1999’. De plaat werd opgenomen toen de groep in feite reeds uit elkaar lag. Hanin Elias was al weg. De anderen wilden dat laatste concert nog spelen en deden dat uiteindelijk met de moed der wanhoop. Voor teksten, slogans of verbale boodschappen ontbrak de lust. Er is slechts ontlading in ‘noise’. Op een gegeven moment gilt er minuten lang een sirene.‘

Het is hetzelfde soort ‘moed der wanhoop’ dat bijvoorbeeld ook van Neil Youngs ‘Tonight’s the Night’ een klassieker maakt. Beschouw die sirene maar als de noise-equivalent van ‘Baby, Mellow my Mind’. Als je met een ritmebox en en sirene zoveel woede en wanhoop kunt uitdrukken als Atari Teenage Riot heb je geen tekst of videoclip meer nodig. Zelfs een clip van Romain Gavras kan daar niet tegenop.

Extra info

Born Free, de film van Romain Gavras: http://vimeo.com/11219730

Noten

  1. Steve Knopper – Appetite for Self-Destruction (2009, Free Press)
  2. Dave Eggers – Zeitoun (Ned. Vert. 2009, Lebowski)
  3. Nick Davies – Flat Earth News (2008, Vintage Books)
  4. Joris Luyendijk – Het zijn net Mensen (2006, Podium)

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!