Nijimusi

Als je een album begint met een bloedstollend gegil waar geen einde aan lijkt te komen, leg je de lat aardig hoog. Deze schreeuw is afkomstig van ‘Nijimusi’, de eerste plaat van de recalcitrante Japanse groep OOIOO in ruim zes jaar. Hierna nemen ze gas terug. Voorstelbaar, want zoiets is niet lang vol te houden. Voor de keel waar het geluid aan ontsnapt, en voor de oren die het moeten ontvangen. Wat volgt, is een tamelijk dwarse kijk op pop en rock. Instrumentaal staat dit vrouwelijke viertal als een huis. Met gitaren, bas en drums gaan ze inderdaad heel ver richting rock, al zoeken ze wel de marges van het genre op. We hoeven er geen doekjes om te winden, vaak klinkt het behoorlijk gek wat ze bedacht hebben. Die gekte zit dan vooral in abrupte overgangen, in onorthodoxe ritmes. De drummer probeert zoveel mogelijk overuren in haar bijdragen te stoppen. Terwijl de bas de zweep over hen legt, bewegen de gitaren zich gezwind hinkelend en wankelend voort, leunen tegen elkaar, dreigen beurtelings om te vallen. Erg leuk allemaal, maar het resultaat blijft doorgaans binnen veilige grenzen. Soms doet het gitaarwerk denken aan King Crimson, de trommels aan vroege Residents. Het zou geen bezwaar zijn, ware het niet dat de zang een achilleshiel in de muziek is. Het getuigt van een wrang en masochistisch gevoel voor humor wanneer een zangeres uit het land van de sushi zich vereenzelvigt met een tonijn. Maar het steeds herhaalde melodietje gaat al snel op de zenuwen werken. Het afsluitende ‘Kawasemi Ah’ is een verknipte bubblegum psalm waar prettige roffeltjes onderdoor galopperen en elektronische bliepjes als sterretjes schel doorheen schieten, en een trompetje (zo te horen) een plakkerige solo aan mag toevoegen. Raar, onevenwichtig.

tekst:
René van Peer
beeld:
OOIOO_Nijimusi
geplaatst:
vr 1 apr 2022

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!