Nederlandse muziek bij Nederlandse symfonieorkesten 1945-2000

Musicoloog Emanuel Overbeeke dook voor zijn proefschrift over de Nederlandse muziekcultuur van de jaren 1945 tot 2000 in de archieven van bestaande, en opgedoekte, Nederlandse orkesten. Het resultaat van zijn onderzoek is nu verschenen in een vuistdikke handelseditie.
Het boek begint na de Tweede Wereldoorlog, maar opvallend is dat de bezetter een belangrijke rol heeft gespeeld in de Nederlandse muziekwereld. Voor de oorlogsjaren waren er weinig mogelijkheden om met de symfonische muziek van componisten uit eigen land in aanraking te komen. Er was geen uitgever die de bladmuziek uitgaf, er waren geen bewerkingen voor kamerbezetting om de stukken zelf te spelen, en de gecomponeerde werken verschenen nauwelijks op 78-toerenplaat. Daarbovenop komt nog dat er weinig overheidssteun was aan orkesten en er programmatisch dus weinig werd geëxperimenteerd. Tijdens de bezetting kwam daar verandering in doordat de bezetter meer geld uittrok voor orkesten en de eis stelde dat er meer Nederlandse muziek werd gespeeld. Ondanks dat er aan de oorlog een eind kwam, werd dit beleid doorgezet.
Naast dat het boek een geschiedenis van het Nederlandse muziekleven in de tweede helft van de twintigste eeuw geeft, gaat Overbeeke in op de positie van de programmeur in het muziekleven. Hij maakt duidelijk dat niet alleen de grote namen van de componisten, dirigenten en solisten van belang zijn, maar dat ook de programmeur een aanzienlijke rol speelt in het muzikale aanbod. Naast dat hij logischerwijs programma’s samenstelt, maakt hij ruimte vrij voor nieuwe muzikale ontwikkeling. Marius Flothuis, musicoloog, componist en programmeur van het Concertgebouworkest (toen nog niet Koninklijk, meldt Overbeeke) van 1955 tot 1974, doorbrak bijvoorbeeld de ‘heilige drie-eenheid’. Hij ging niet uit van een standaard opzet van een ouverture en een soloconcert voor de pauze en daarna een groter symfonisch werk, maar probeerde juist onbekendere werken te integreren in een programma. Voor zijn aantreden was een concert voornamelijk gericht op het geijkte romantische repertoire. Flothuis bracht daar verandering in door muziek van voor die tijd en na die tijd op het program te plaatsen. Dat begon met zijn steun aan componisten als Matthijs Vermeulen en Kees van Baaren. Achter de coulissen was hij een belangrijke spil voor wat er op het podium gebeurde.
Hoewel de vernieuwende – Overbeeke hanteert de definitie van Willem Pijper van nieuwe (klassiek-romantische georiënteerde) en vernieuwende (tegen het heersende idioom indruisende) muziek – componisten zeker wel aan bod komen, overheersen de namen van gematigdere componisten zoals Alphons Diepenbrock, Hendrik Andriessen en Johan Wagenaar. Aan het eind van de jaren 1960 kwam een groep componisten onder de naam Notenkrakers in opstand tegen het programmabeleid van het Concertgebouworkest. De groep, die bestond uit onder anderen Peter Schat, Louis Andriessen en Reinbert de Leeuw, vond het beleid te behoudend: er werd te weinig vernieuwende muziek gespeeld. In die hoedanigheid treden de meer experimenteel gerichte componisten naar voren in het boek, maar hun muziek komt minder aan bod. Dat had te maken met de opkomende ensemblecultuur – zowel in de oude muziek (onder leiding van Frans Brüggen) als in de jazz (met de Instant Composers Pool en het Willem Breuker Kollektief) en in de vernieuwende muziek (met Louis Andriessens De Volharding en Reinbert de Leeuws Schönberg-ensemble.
Concluderend stelt Overbeeke dat zowel componisten als orkesten, publiek en de overheid nodig zijn om het orkestenbestel overeind te houden. Logischerwijs moeten die vier partijen een middenweg vinden waartussen de programmeur laveert. Vernieuwende muziek heeft tijd nodig om in te burgeren bij het publiek. Dat gold ook voor Igor Stravinsky, Béla Bartók en Pierre Boulez, componisten die ondertussen een plek hebben bemachtigd in de muziekwereld.
Aangaande het notenapparaat en de literatuurlijst is het onderzoek vermoedelijk een monnikenwerk geweest. Dat vermoeden wordt met een blik op de speellijsten, te vinden als pdf-bestand op de bijgevoegde cd-rom, direct bevestigd. Naast het vijfhonderd pagina’s tellende boekwerk omvat het document met speellijsten er nog eens negenhonderd. Het boek is een waanzinnige bron van informatie over het reilen en zeilen van de Nederlandse symfonische muziekcultuur van de vorige eeuw.

tekst:
Jan Nieuwenhuis
beeld:
EmanuelOverbeeke_Nederlandsemuziekb
geplaatst:
ma 5 jan 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!