De Nieuwe Vlaamse Slag (2015): Mathieu Serruys


Gewapend met een arsenaal aan bandopnemers en een synth maakt Mathieu Serruys warme drones, met een belangrijke rol voor het toeval. Voor zijn langspeeldebuut liet hij zich inspireren door het werk van de Franse filmmaker Germaine Dulac (1882-1942).

NVS logoZijn eerste bandopnemer kocht Serruys toen hij jaren geleden in de ban was van Boards of Canada. Mathieu Serruys: “Ik was geïntrigeerd door wat zij met geluidstexturen deden. Die bandopnemer heb ik snel weer verkocht, omdat ik er toch niets mee deed. Toen ik later weer in de ban van tape raakte was ik meer met experimentele muziek bezig. Tussendoor had ik ook nog een improv-noisebandje: Broodmes. Maar uiteindelijk heeft niets daarvan echt een invloed gehad op wat ik nu doe, behalve dus de aanschaf van die bandopnemer. Boards of Canada is geen invloed meer, hoewel ze dat er bij De Morgen wel nog in hoorden.”
Ze noemden je ook de Belgische Brian Eno, natuurlijk.
MS: “Ik heb ze daar nog over gemaild. Maar blijkbaar hadden ze een wervende kop nodig. Eigenlijk heb ik geen invloeden die al jaren meegaan. Ik word door heel verschillende dingen geïnspireerd: beelden, films… Dat is moeilijk uit te leggen. Een band waar ik wel al jaren naar luister is Radiohead. Hun albums zijn erg uiteenlopend maar er hangt altijd een bepaalde, scherpe sfeer in. Een meer hedendaagse invloed is bijvoorbeeld Matt Krefting, die ook veel bezig is met de textuur van tape. Verder haal ik inspiratie uit een label als Posh Isolation, dat een heel specifieke esthetiek gebruikt om ideeën over te brengen. Over het algemeen word ik sowieso meer geïnspireerd door concepten dan door pure esthetiek.”

Gearslut

De meeste soloartiesten van jouw generatie bezigen een pseudoniem, maar jij treedt gewoon op als Mathieu Serruys.
MS: “Goede pseudoniemen zijn tof, maar ook heel zeldzaam. Ik heb er nooit behoefte aan gehad. Er zit bovendien een bepaalde eerlijkheid aan het gebruiken van je eigen naam. De eerste keer dat ik onder mijn naam optrad was waarschijnlijk aan Sint-Lucas ( kunstacademie in Gent, sb). Dat zal wel een heel kort non-optreden geweest zijn, voor tien mensen of zo (lacht).”
Hoe ziet je live-opstelling er tegenwoordig uit?
MS: “Ik gebruik drie bandopnemers, een synthesizer en een mixer waarmee ik verschillende signalen van de synthesizer naar de bandopnemers stuur. Met de bandopnemers speel ik ook soms tapeloops af die ik thuis heb geprepareerd, omdat daar vaak akoestische opnames of field recordings op staan. Doordat deze veelal gemanipuleerd zijn, doe ik dat niet on the spot. Door live loops steeds over elkaar op te nemen, krijg je ook ‘verval’ op die opnames en gaan die klanken vervagen. Daaruit ontstaat een deel van de klankkleur van mijn muziek.”
In hoeverre heb je dat proces onder controle?
MS: “Ik denk dat ik het tegenwoordig ongeveer voor tachtig procent onder controle heb. Het is tegelijkertijd het toffe en het meest frustrerende element. Ik ben een controlefreak, maar op het moment dat ik alles onder controle zou hebben, zou het niet meer de klanken opleveren die ik wil maken. Dat is een constante strijd: er gebeuren veel dingen die ik niet wil, maar als die dingen niet zouden gebeuren, zou mijn muziek aan charme en textuur verliezen.”
Hier slingert her en der tape rond. Wil je het verval een handje helpen?
MS: “Die tapes zijn best stevig. Je moet er al heel wat mee uithalen voordat ze niet goed meer afspelen. Bovendien gebruik ik ook nog behoorlijk wat delay, wat sowieso de perfectie een beetje verdoezelt.”
Ben je eigenlijk een materiaalfreak, of kun je met elke willekeurige bandopnemer aan de slag?
MS: “Eigenlijk ben ik echt wel een gearslut. Al die bandopnemers hebben andere functies, en de combinatie daarvan maakt ze voor mij tot bruikbare apparaten. De ene kan op twee kanalen tegelijkertijd opnemen, op de andere kun je dan weer drie snelheden gebruiken, een andere kan supertraag… Er is één recorder die ik gebruik om geluiden te maken, de andere dient om ze live af te spelen.”
Is er iets dat nog hoog op je verlanglijstje staat?
MS: “Vooral dingen die heel veel geld kosten (lacht). Voor mijn liveopstelling zou ik bijvoorbeeld heel graag werken met reporter machines van Nagra. Dat zijn heel kleine apparaten, die toch nog met ¼ inch tape werken. Met drie van die bakjes zou ik makkelijk kunnen touren, terwijl ik nu veertig kilo materiaal meezeul. Ook in esthetisch opzicht zijn het heel mooie dingetjes. Maar ze zijn erg duur, dus het zal niet voor de korte termijn zijn.”

Germaine Dulac

"Als ik ooit virtuoos word met mijn bandopnemers, kan ik daar net zo goed met een Boss-looppedaal gaan zitten." Matthieu Serruys (beeld: Mark Rietveld)

“Als ik ooit virtuoos word met mijn bandopnemers, kan ik daar net zo goed met een Boss-looppedaal gaan zitten.” Matthieu Serruys (beeld: Mark Rietveld)

Hoe kwam je op het idee om voor je eerste plaat aan de slag te gaan met het werk van Germaine Dulac?
MS: “Joris Verdoodt, met wie ik samen het label B.A.A.D.M. run, was mijn docent op Sint-Lucas. Hij had mij zien optreden in OFFoff (experimenteel filmhuis in Gent, sb) en vroeg me om een film te begeleiden op de Nacht van de Experimentele Film. We hebben verschillende films overwogen, maar uiteindelijk heb ik dus ‘La coquille et le clergyman’ gekozen. Ik houd van landschappen en groteske, monumentale dingen, en dat zit allemaal in die film. We hebben ook weleens een avond geprogrammeerd met B.A.A.D.M. waarbij iemand ‘Blue’ van Derek Jarman begeleidde. Dat was tof, maar voor mijn smaak is 62 minuten lang een blauw scherm toch net iets te conceptueel. In aanloop naar die performance werd duidelijk dat Joris die werkwijze wilde gebruiken om meerdere platen uit te brengen. We zijn toen samen B.A.A.D.M. begonnen.
‘On Germaine Dulac’ zien we als het startschot, omdat die plaat toont welk mechanisme we willen gebruiken: we geven een extramuzikale opdracht en de artiest laat zich daardoor inspireren. Nadat ik die soundtrack had gespeeld op de Nacht van de Experimentele Film, zijn we opnieuw in de studio beland en hebben we er de plaat uit gedistilleerd. Dat album staat gewoon op zichzelf, maar heeft nog steeds de sfeer van de film in zich. De opnamen van de soundtrack waren niet zo interessant zonder de film erbij. Joris speelde de rol van producer, wat vooral inhield dat we samen uren en uren luisterden, de tracks vernauwden naar echte nummers, en die nummers vervolgens een volgorde gaven richting een plaat.”
Doordat je lange en korte nummers afwisselt, krijg je inderdaad een plaat die zich laat beluisteren als een verhaal. Veel artiesten die muziek maken die vergelijkbaar is met de jouwe, beperken zich tot lange lappen muziek, veelal één nummer per kant.
MS: “Het idee van ‘nummers maken’ was er vanaf het begin. Als ik gewoon twee plaatkanten had gemaakt, was het misschien ‘gewoon’ een noiseplaat geworden. Maar ik heb ook wel zin om eens een plaat te maken met twee lange composities.”
Ik veronderstel dat zelfs die korte nummers beginnen als een jam.
MS: “Die korte nummers zijn vaak one time shots die er plots waren. Maar ‘Phosphoresent Landscapes’, het laatste nummer, heb ik dan weer vijftig keer opgenomen. Ik wilde een bepaald geluid terugvinden dat ik op ‘De Nacht van de Experimentele Film’ had gebruikt, maar dat lukte maar niet. Die bandopnemers zijn zo oud, dat ze anders klinken als ze een uur aanstaan. Dat was het meest slopende van het hele opnameproces: die klank terugvinden. Daarom luister ik nooit meer naar dat nummer (lacht). Ik kan het niet meer aanhoren, dat is weg voor mij.”
Hoe weet je of een instrumentale compositie lang of kort moet zijn?
MS: “Dat duurt wel even. Ik kan een opname niet meteen beoordelen nadat ik ze heb gemaakt. Ik laat ze meestal een paar weken liggen en dan wordt het wel duidelijk. Ik vind het erg moeilijk om mijn muziek te beoordelen. Bij grafisch ontwerp heb ik meer vertrouwen in mijn kunde, maar muziek… Ik vraag dan ook vaak raad aan Joris, omdat hij er met een fris oor naar kan luisteren.”
Neem je je nummers op in één take, of komen er nog overdubs aan te pas?
MS: “Overdubs maken deel uit van mijn werkwijze. Maar overdubs in de traditionele zin van het woord gebruik ik bijna niet. De meeste nummers zijn in een take opgenomen; ik breng heel zelden nog kleine verbeteringen aan. Ik ontdek ook vaak dingen op de band die ik tijdens de opnames niet hoorde. En soms ontspringt een nummer gewoon uit het niets, door bijvoorbeeld de band te vertragen. Die korte nummers ontstaan vaak door iets terug te vinden dat ik vroeger opgenomen en vergeten was. Dat zijn vaak interessante ontdekkingen.”

Cadeautjes

"Ik word sowieso meer geïnspireerd door concepten dan door pure esthetiek." Mathieu Serruys (Mark Rietveld)

“Ik word sowieso meer geïnspireerd door concepten dan door pure esthetiek.” Mathieu Serruys (Mark Rietveld)

MS: “Serendipiteit is een heel belangrijk element in mijn muziek. Hier geldt hetzelfde als bij die overdubs: je hebt geen controle over hoe die verschillende lagen elkaar beïnvloeden. Dat vind ik moeilijk en tof tegelijkertijd.”
Dus op het moment dat je je bandopnemers virtuoos onder controle zou hebben…
MS: “(lacht) Dan zijn die bandopnemers niet meer nodig. Dan kan ik daar net zo goed met een Boss-looppedaal gaan zitten.”
Heb je veel studiewerk gedaan naar Germaine Dulac?
MS: “Het toffe aan B.A.A.D.M. is volgens mij dat de artiest gewoon kiest wat hij met onze suggestie doet. Zelf heb ik gewoon ‘La coquille et le clergyman’ bekeken en vervolgens getracht om er een sfeer rond te creëren. Het opzet was om de film én mijzelf uit de comfort zone te halen, en zo hopelijk iets nieuws te doen.”
Je bent niet de eerste die een soundtrack heeft gemaakt voor ‘La coquille…’. Heb je andere soundtracks beluisterd?
MS: “Ik vond dat niet nodig. De film sprak genoeg voor zichzelf. Het is oorspronkelijk een stille film en ik vond het een romantisch idee om dat voor mijzelf zo te houden, ook nadat ik mijn soundtrack had afgewerkt.”
Had je debuut heel anders geklonken als je het niet zou hebben gebaseerd op Dulacs werk?
MS: “Sowieso. Maar zonder Joris’ invloed was het ook een volledig andere plaat geworden. Eigenlijk was het een samenwerking: ik heb de muzikale kennis, de instrumenten en de finesse om geluiden te zoeken, maar Joris – die geen muziek maakt – is meer een organisatortype en kan heel kritisch luisteren. Het hele proces, van de opdracht tot de plaat, heeft een jaar en vier maanden geduurd en dat was slopend, maar aan het einde voelde het wel alsof ik tot een zekere muzikale volwassenheid was gekomen. Ik ben niet meer zo snel tevreden wanneer ik iets heb opgenomen.”
De Gonzo (circus)-crew was op het Kraak-festival nogal verdeeld over de omstandigheden waarin je optrad. Je speelde bij daglicht in een hagelwitte studioruimte.
MS: “Wel… Toen ik daar aankwam schrok ik ook wel even dat er zoveel licht was. Maar Pauwel De Buck van Kraak wist me te overtuigen dat mijn muziek, met haar monumentale karakter, niet per se licht en rook nodig had. Ik begrijp de opmerking van de Gonzo (circus)-crew, maar ik vond het zeker geen mindere show. Ik speel net zo graag bij daglicht als in een donkere club.”

B.A.A.D.M.

Met B.A.A.D.M. gaan jullie de werkwijze van ‘On Germaine Dulac’ verder volgen. Artiesten krijgen een opdracht. Zie je daar een verwantschap met jullie grafisch werk? Dan dien je ook steeds binnen een set afspraken te werken.
MS: “Het is onmogelijk ons karakter los te koppelen van het feit dat het label gerund wordt door twee grafisch ontwerpers. Maar we willen het label zeker niet als een dictatuur leiden. Die opdracht is gewoon bedoeld om iets teweeg te brengen. Iedere artiest doet ermee wat hij wil.”
Je vermijdt zo alleszins dat artiesten komen aanzetten met opnamen die ze nog hadden liggen.
MS: “Dat is inderdaad een positieve bijkomstigheid. We willen geen restjeslabel worden voor artiesten die hun archief willen legen. Ik vind het heel interessant dat een plaat op een bepaald moment in de tijd gemaakt is, met een welbepaalde reden.”
De reden dat jullie als label de plaat in gang hebben gezet?
MS: “Ja. Het is erg belangrijk voor ons dat er een zekere dialoog is over de muziek die verder gaat dan ‘hallo we willen iets uitbrengen’ en ‘hey, hier is de muziek’. Door die dialoog wordt het ook écht een uitgave.”
Joris heeft bij jouw plaat een regisseursrol gespeeld. Gaan jullie dat doortrekken bij volgende releases?
MS: “Dat is wel de bedoeling, al zal het lang niet zo intens kunnen als Joris en ik hebben gedaan. Joris kon gewoon hierheen komen, en bovendien zijn we goede vrienden. Bij iemand die je oppervlakkiger kent, kun je niet zo diep gaan. Alleen al daarom zal ‘On Germaine Dulac’ een unieke plaat blijven.”
Kun je al iets vertellen over de releases die eraan komen?
MS: “We werken momenteel aan drie platen, maar alles staat nog in de kinderschoenen. Eén of twee platen gaan zeker dit jaar uitkomen. De derde artiest is nogal drukbezet (grinnikt).”
Wat zijn de criteria om een artiest te selecteren?
MS: “We brengen niet zomaar een beeld of extramuzikaal gegeven en een artiest samen. Zo hadden we voor een van de komende releases eerst een beeld gevonden, dat ons direct aan een artiest deed denken die nog nooit bij ons was opgekomen. Maar het zou ook kunnen dat een artiest spontaan een beeld bij ons oproept. Die twee moeten echt ‘onvermijdelijk’ samenkomen.”
Kun je al wel iets vertellen over de opdrachten die je de artiesten gaat meegeven?
MS: “Om een voorbeeld te geven: voor een van de eerstvolgende platen gaven we de muzikant een foto van de huwelijksmis van vrienden van ons. Hij was ook de muzikant op die bruiloft, en gaat nu een persoonlijke herinterpretatie van dat huwelijk opnemen op het orgel van die kerk. De foto van dat huwelijk zal ook in het artwork worden gebruikt, maar we zijn er nog niet uit hoe. De opname moet trouwens ook nog gemaakt worden.”
In de vormgeving van ‘On Germaine Dulac’ gebruik je zowaar een portret van jezelf. Dat is toch zeer ongebruikelijk geworden in wat we voor het gemak maar de ‘underground’ zullen noemen.
MS: “Het was een idee van Joris om een portret van mij en een portret van Germaine Dulac te gebruiken, en op die manier onze twee personages te verbinden. We willen de vormgeving ook boeiend houden voor onszelf. Een label als Sacred Bones heeft bijvoorbeeld een heel interessante, consequent doorgetrokken vormgeving, maar wij willen niet zo eenvormig gaan. Als grafisch ontwerpers willen we wél constant nieuwe ontdekkingen doen. Er zal wel een bepaalde sfeer door alle releases lopen, maar er gaan niet de hele tijd dezelfde elementen terugkomen.”
Ten slotte: voor B.A.A.D.M. had je het cassettelabel Smeltkop.
MS: “Daarmee ben ik gestopt. Ik wilde al mijn energie in één label steken, in plaats van twee labels half te runnen. Smeltkop werkte ook losser. B.A.A.D.M. voelt toch iets volwassener aan. Maar we gaan met B.A.A.D.M. zeker ook cassettes uitbrengen.”

Het gesprek loopt ten einde. We vragen Serruys nog om een nummer bij te dragen aan Mind The Gap, maar hij heeft goede redenen om dat niet te doen. “Ik vind dat je ‘On Germaine Dulac’ echt van begin tot einde moet beluisteren. Bovendien… Ik heb ooit weleens een nummer aan een compilatie bijgedragen, maar ik was daar toch niet echt tevreden over. Bovendien wil ik spaarzaam zijn op mijn werk. Rashad Becker heeft bijvoorbeeld één plaat gemaakt, op Pan. Zijn volgende plaat zal waarschijnlijk gewoon weer op Pan zijn. Ik vind dat dat een heel mooie energie heeft, dat hij het niet nodig vindt om honderdvijftig platen uit te brengen en op elke compilatie te staan. Ik wil ook een beetje kieskeurig zijn bij het uitbrengen van dingen, net zoals ik niet te veel shows wil spelen. Als je in vier maanden tijd acht shows speelt in je thuisstad, komt er bij de achtste niemand meer opdagen. Bovendien kan ik in zulke korte tijd gewoon niet genoeg nieuwe muziek maken. Ik zit nu nog altijd in de sfeer van ‘On Germaine Dulac’, waardoor ik het nog niet nodig vind om iets nieuws te doen. Maar wanneer ik op interessante nieuwe ideeën stoot, komt die zin om iets uit te brengen vanzelf terug.”


Dit artikel verscheen eerder in GC #127.

Koop deze editie in onze webshop!

Discografie

On Germaine Dulac (B.A.A.D.M., 2014)

Reacties