Luisterprofiel Maarten Schermer

"Noise is eeuwig. Het is de soundtrack van onze industrie en onze steden, onze woede en onze dromen." En van het ontbijt van redacteur Maarten Schermer. We schuiven een stoel aan en luisteren naar mee naar The Inward Circles, Bourbonese Qualk, Shampoo Boy

Noise is eeuwig. Het is de soundtrack van onze industrie en onze steden, van onze woede en onze dromen. En van het ontbijt van redacteur Maarten Schermer. We schuiven een stoel bij.

Veenlijk
Richard Skelton maakte als A Broken Consort en onder zijn eigen naam al een hele reeks platen waarop hij ambient, drones en neoklassiek samenvoegde. Veel van die muziek staat in het teken van natuur, weer en jaargetijden. Vorig jaar dankte Skelton zijn aliassen af, en besloot voorlopig alleen nog muziek uit te brengen als The Inward Circles. Met die naam is ook de toon veranderd. Het tweede album onder dat alias, ‘Belated Movements For An Unsanctioned Exhumation August 1st 1984‘, is een treurzang voor de Lindow-man, een veenlijk dat dertig jaar geleden in de buurt van Manchester werd opgegraven. De plaat begint zoals we van Skelton gewend zijn: strijkers die een treurig, repeterend thema spelen. Gaandeweg voegen er zich sonore drones bij, begint het snarenspel te vervormen, tot het helemaal ontbindt. De lang aanhoudende tonen houden je als luisteraar in stasis, terwijl de traag draaiende geluidsmassa constant vooruitbeweegt. Op het tweede deel lijkt Skelton met een diepe hartslag Lindowman zijn leven terug te willen geven, terwijl eindeloze lagen geluid langsdrijven, als echo’s van de geschiedenis. Donkerder, noisier en ruwer dan we van hem gewend zijn, is The Inward Circles de missing link tussen Skeltons eerdere werk en het brute geluid van een band als KTL.

Crack
Peter Rehberg is behalve de helft van KTL ook lid van Shampoo Boy, samen met mede-Oostenrijkers Christina Nemec (Chra) en Christian Schachinger (Peterlicker). Hun eerste album, ‘Licht’, klonk zoals je zou verwachten van iets wat zijdelings met Stephen O’Malley (het andere KTL-lid) geassocieerd is: nóg meer drones van vuig gierende post-black metal noise. Op hun tweede album, ‘Crack’, brengen ze een veel beter uitgebalanceerde mix van elektroakoestiek, kosmische musik en noise ten gehore. Na een gedempt begin waarin Nemecs basnoten knisperende geluiden in de pas weten te houden, breekt het geluid open in waaiers van elektronica en huilende gitaar – gelijke delen noise en Klaus Schulzes ‘Irrlicht’. De hele b-kant wordt ingenomen door het drieluik ‘Bruch’, een schurende mix van elektronica en gitaar die door toppen en enge dalen gaat, om te eindigen in free-rock fuzz, daarmee het noise-spectrum van Coil tot Skullflower beslaand. Hulde ook aan Russell Haswell, wiens werk me vaak te abstract is, maar wiens mastering in dit geval bijdraagt aan een helder, open geluid, wat nog wel eens wil ontbreken bij dit soort muziek.

Cassette
Voorts wil ik nog even enthousiast achter de feiten aan marcheren. German Army is al sinds 2011 (zeer) actief, maar meer dan een zijdelingse referentie is op deze pagina’s nooit aan hen besteed. Wie noise zegt, zegt uiteindelijk ook een keer industrial, maar van de hier besproken acts, is German Army tegelijk de meest industriële en de minst lawaaiige. Het mysterieuze Californische duo schoeit industrial op de leest van de pioniers van het genre, Throbbing Gristle en Cabaret Voltaire. Kale drummachines en analoge circuits, vage tapes en galmende zang, plus een geperverteerd gevoel voor pop. Op recente cassettes – het format of choice van de band – klinkt ook een voorliefde voor exotica door, parallel aan TG’s associatie met Martin Denny. En net als de voorvaderen handelt de band in zeer gelimiteerde oplagen, al is dat in dit geval misschien meer een eerlijke afspiegeling van het verkooppotentieel dan een marketingstrategie. Gelukkig verscheen er recent een verzamel-cd met bijna dertig nummers van de allereerste cassettes en publiceert de band haar out of print werk trouw via Bandcamp.

Radicaal
Iets wat Bourbonese Qualk veel eerder al op zijn site deed. Desalniettemin is het terecht dat Mannequin Records nu een verzamelaar aan hen wijdt. Deze zeer eigenzinnige band produceerde tussen 1983 en 1987 namelijk vijf albums die een artikel op zich nodig zouden hebben om te beschrijven. Een mix van postpunk, industrial, exotica, elektronica en primitieve funk maakte van Bourbonese Qualk een unieke band. Ik was bang dat het inmiddels nogal gedateerd zou klinken, maar dat blijkt mee te vallen, misschien ook door het werk van bands als German Army. En de radicale linkse opvattingen van BQ zijn waarschijnlijk actueler dan ooit te voren. Niet in de laatste plaats door de oorverdovende stilte op dat gebied, vandaag de dag. Of hoor ik de boodschap gewoon niet boven al die noise uit?

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!