LONGREAD: Het grootse en verwerpelijke leven van Gabriele d’Annunzio

Over de Italiaanse schrijver en krijgsheer Gabriele d’Annunzio zijn in Italië zelf per strekkende meter boeken gepubliceerd. Geen stadje zo klein of er lijkt wel een plein naar hem vernoemd. In West-Europa ligt dat anders; get is lastig om d’Annunzio in vertaling te bemachtigen en zijn naam en reputatie gelden hier als onbekend. In Gonzo (circus) 123 schreef Jan Hiddink al een recensie over de vorig jaar uitgekomen biografie van d’Annunzio, maar 600 woorden bleken lang niet genoeg om alles over dit bijzondere personage kwijt te kunnen.

Gabriele D'Annunzi - Alinari / Rex Features
Gabriele D’Annunzi – Alinari / Rex Features

Toen de Duitse componist Karlheinz Stockhausen 9/11 kwalificeerde als het grootste kunstwerk ooit, was hoon zijn deel. Tot het einde van zijn leven stond Stockhausen, die in 2007 overleed, niet langer bekend als één van de grootste componisten van de twintigste eeuw, maar vooral als een zonderling met zonderlinge opvattingen, een artistieke kluizenaar, wonend in het bos, getooid met gekke vestjes. Vooral zo zal hij herinnerd worden. Voor zijn opvattingen inzake politiek en wereldse verhoudingen geeft men geen cent.
Stockhausen is niet de enige die dat lot trof. In z’n algemeenheid is de rol van de kunstenaar op het geopolitieke toneel zo goed als uitgespeeld – of men moet iemand als de Joegoslaaf Radovan Karadžić in de eerste plaats als dichter, en pas daarna als krijgsheer beschouwen. Dat betekent niet dat de kunstenaar helemaal zonder zeggingskracht is. Popmuzikanten, van John Lennon tot Bono, worden geëerd als vredesduiven en apostelen van het goede doel; conceptuele kunstenaars als Tinkebell en Jonas Staal zetten aan tot nadenken over maatschappelijke kwesties en schrijvers mogen zich gelukkig nog steeds uitspreken over alle maatschappelijk kwesties die zij van belang achten. Maar op het Torentje worden zij niet geconsulteerd en ook als Arnon Grunberg embedded in Afghanistan zit, verandert dat niets aan de strategie van het Nederlandse leger ter plekke.

Wereldberoemd
Kan het anders, was het ooit anders? Ja. Denk bijvoorbeeld aan de Franse schrijver André Malraux, wereldberoemd als auteur van niets minder dan Het Menselijk Tekort / La Condition Humaine (1933), die van eind jaren 1950 tot eind jaren 1960 een decennium lang minister van Cultuur was.
Maar er is ook een overtreffende trap. En die heet Gabriele d’Annunzio. Bij de Italiaan d’Annunzio (1863 -1938) komen kunstenaarsschap en krijgsheerschap samen op een manier die in ieder geval in moderne tijdens niet geëvenaard is. Wereldberoemd in heel Italië – geen stadje of er is wel een straat of plein naar hem vernoemd – wordt d’Annunzio nu recht gedaan met een voorbeeldige biografie door de Engelse schrijfster Lucy Hughes-Hallet.
We zien in het boek een reputatie bevestigd: d’Annunzio leefde als een vorst op een hongerloon. Zijn leven was groots, grotesk en grandioos. Maar ook: sinister, decadent en abject. En dat vaak tegelijkertijd.
Om te beginnen was D’Annuzio de voldongen inspirator van het Italiaanse fascisme, dat grondwettelijke principes aan hem ontleende. Als geloofsleer zal het fascisme verder weinig hebben gekund met het hyperindividualistische, sensuele werk van d’Annunzio , hoewel zijn verbeten nationalisme en blinde verering van Nietzsches Übermensch weinig ruimte laten voor welke niet-totalitaire opvatting dan ook.
Maar het is vooral d’Annunzio’s ongeëvenaarde redenaarstalent en uiterlijke vertoon dat als de blauwdruk geldt voor het latere gebral van Mussolini – en mogelijk ook van Hitler. Denk daarbij overigens vooral aan redevoeringen op balustrades en bordessen, hevig gesticulerend, het gehoor steeds verder opzwepend met grootse vergezichten. Maar aan schreeuwen als zodanig deed D’Annunzio niet. De schrijver, gezegend met een absoluut gehoor, verstond de kunst om zijn toehoorders met zijn zachte stem te bedwelmen.

Verleiding

D'Annuzio en Mussolini
D’Annuzio en Mussolini

Weinig anderen zullen ooit zo de kunst der verleiding hebben verstaan. Optimaal gebruik makend van zijn stem, zijn voordrachtskunst, zijn enorme eruditie en manische bevlogenheid, moet het gek lopen wil d’Annunzio niet een gezelschap voor zich innemen – dit ondanks zijn vlassige haar, zijn gele tanden, geringe lengte en voortijdige kaalheid.
Die charme is deels ook harde noodzaak: d’Annunzio verbrast een leven lang al het beschikbare – en niet beschikbare – geld aan tapijten, bloemen, kleden, gewaden, maatpakken, boeken, hazewindhonden, parfums, schoenen, meubels, beelden, gordijnen, boeken, siertuinen, paarden en alle andere luxe die alleen hemzelf, en nooit zijn hulpbehoevende vrouwen en kinderen toekomt. Schuldeisers jagen hem op, al zijn bezit wordt meermaals verbeurd verklaard, zijn jarenlange verblijf in Frankrijk (1910-1915) is enkel en alleen ingegeven door de vlucht voor hen die hun rechtmatige geld terug willen. Ze zullen het nooit krijgen. En telkens weer weet d’Annunzio suikerooms voor zich in te nemen. Zij stellen hem landhuizen en geld beschikbaar – vaak voor niets meer of minder dan zijn zo gewaardeerde, welbespraakte gezelschap.
Een leven lang schaakt d’Annunzio vrijwel elke mooie vrouw die zijn pad kruist. Vertaald naar hedendaagse maatstaven deelde hij vorige week het bed met Beyoncé, verleidde hij gisteren een nichtje van Maxima en liet hij vandaag Heidi Klum nogmaals weten dat zij de ware in zijn leven is. Hij verleidt ze met geparfumeerde koetsen barstensvol rozen, ongeremd hitsige liefdesverklaringen die des dames’ adem doet stokken en een immer hooggestookte kamertemperatuur die het aanhouden van kledij op zijn minst lastig maakt. Met name zijn betrekkelijk lange relatie met Eleonora Duse, destijds de grootste actrice ter wereld, spreekt in binnen- en buitenland tot de verbeelding. Tot op hoogbejaarde leeftijd leeft hij zijn viriliteit uit met jonge vrouwen – daarbij geholpen door zijn bandeloze verslaving aan cocaïne, die de laatste jaren van zijn leven op manische wijze zal kleuren.

Futuristen
Hij een product van het nieuwe Italië, dat in 1870 ontstond. Een leven lang is hij geobsedeerd door het idee ingezetene te zijn van een grootse, nieuwe natie die een al even grootse bestemming wacht. Hoewel zelf afkomstig uit de oude adel is hij zondermeer een modernist, tuk op elke verworvenheid die de nieuwe tijd te bieden heeft. Eenmaal in zijn welgestelde latere jaren gaat er van elk nieuw model FIAT om te beginnen eentje naar d’Annunzio, die er als een maniak mee rondscheurt.
Het is niet overdreven om in hem een voorloper van de Italiaanse futuristen te zien. De beroemde futurist Marinetti, destijds verslaggever, doet met een mengeling van afgunst en bewondering verslag van d’Annunzio’s redevoeringen, waarin de oude wereld vies en voos wordt verklaard, en de glans van het nieuwe schaamteloos wordt omarmd. Geen prijs is daarbij te hoog. d’Annuzio toont zich een profeet van de verschroeide aarde wanneer hij de voor hem heilige stad Fiume presenteert als ‘de stad van de holocaust’ – de stad waar het brandoffer, de holocaust, gebracht zal worden, ter eer en meerdere glorie van Italië, en niets anders.
En zo is hij het ene moment een sinistere, abjecte figuur waartoe ook de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog herleid kunnen worden – om vervolgens weer alles en iedereen om hem heen te betoveren met zijn hemelse charmes. Het ene moment houdt hij een lugubere redevoering waarin de ingewanden van de vijand worden opgereten. Het volgende moment valt hij in katzwijm voor een vuurvliegje, die in zijn notitieboekje pagina’s meer aandacht krijgt dan zijn bloederige redevoering.

Kwaliteit
‘Een oplichter’ zal menigeen denken – maar dan wel een oplichter die kon, durfde en deed. Ook Ernest Hemingway, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in hetzelfde gebied vocht als d’Annuzio, en die hem een werkelijk vreselijke aansteller vond, kon niet om de voldongen kwaliteit van sommige van zijn werken heen. Ook een boegbeeld van het linkse, naoorlogse Italië als Alberto Moravia vond de verkettering van d’Annunzio in zijn tijd op kwalitatieve gronden niet te rechtvaardigen.
Wie er oude encyclopedieën op naslaat, leest hoe men hem per saldo kwalificeert als een literaire poseur, een hyperindividualist ook, met een onwaarschijnlijke bagage – d’Annuzio liet tienduizenden boeken na, “75 duizend stuks”, zo schatte hij zelf. Hij was in zijn tijd ‘een lezende schrijver’: eenmaal gelezen laten totaal verschillende werken van Nietzsche en Freud, maar ook Flaubert en Dostojevski, direct sporen na in zijn eigen, altijd sensuele en groteske werk. D’Annunzio schreef per strekkende meter. Zijn productiviteit was enorm, zijn discipline en toewijding grenzeloos. Zijn liaisons met beroemdheden maken van hem een societyfiguur, maar dan wel één die zich werkelijk nooit op feestjes laat zien, anders dan op premières van zijn eigen werken. Waar hij ook vaak voortijdig verdwijnt –meestal met medeneming van alweer een vrouwpersoon. Zoals de biografe het kernachtig verwoord: “D’Annunzio kwam niet op feestjes. Daarvoor vond hij zichzelf veel te belangrijk.”

Op leven en dood
Op zijn durf valt weinig af te dingen, ook niet in intellectueel opzicht. Als zijn bezittingen verbeurd worden verklaard en de totale bedelstraf dreigt, zet d’Annuzio zich aan het schrijven tot hij er bijna dood bij neervalt. Verschillende van zijn werken zijn op die manier een kwestie van leven of dood geweest – alleen voorschotten op nog te publiceren werken kunnen hem redden.
Pas in de herfst van zijn leven komt de daadwerkelijke voorspoed, als d’Annunzio sterverslaggever wordt voor het Amerikaanse Hearst-concern, dat zijn stukken uit het Italiaans laat vertalen voor Engelse en Amerikaanse kranten. Het geld stroomt binnen. D’Annunizo verbrast het als vanouds. Hij laat zich eens ontvallen ook eigenlijk geen schrijver te zijn, maar eerder ontwerper van interieurs, decors en ensceneringen. Driemaal daags moeten er nieuwe bloemen komen. Witte voor de ochtend, roze voor de middag, rode voor de avond. Even zo vaak steekt hij zichzelf in het nieuw en parfumeert hij zich overdadig. Onderwijl werkt hij als een bezetene. Net als bij – later, in de twintigste – George Simenon is het bij d’Annunzio een manische kwestie van schrijven of seks. Die twee wisselen elkaar af. Al moeten we daar in zijn geval oorlog aan toevoegen. Want ook daar was hij dol op.

landgoed d'annunzio
Landgoed d’annunzio

The Beatles
Als publieke figuur heeft d’Annunzio al zitting genomen in de nog prille Italiaanse democratie. Hij is kamerlid met tegenzin: zijn grootse plannen voor het nieuwe, moderne Italië hebben in de parlementaire democratie geen kans van slagen. Zijn ware betrokkenheid bij de publieke zaak ontwaakt als de Eerste Wereldoorlog begint. Hij komt daartoe over uit zijn financiële ballingschap in Frankrijk en wordt in Italië onthaald zoals ooit the Beatles in Blokker. Duizenden schreeuwen zich de longen uit het lijf voor hem en hem alleen. Zijn roem is in ballingschap alleen maar groter gegroeid, hij wordt onthaald als de verloren zoon. Heel Italië luistert naar hem, de politiek beseft nog maar moeilijk om deze onberekenbare risicofactor heen te kunnen.
D’Annunzio hoort bij de eerste lichting piloten van Italië. Hij is een luchtvaartpionier, in een tijd dat vliegtuigjes nog handmatig worden gefabriceerd door toegewijde techneuten en het daadwerkelijke pilootschap een vorm van Russische roulette is. Menig luchtcollega van d’Annunzio laat voortijdig het leven; hijzelf raakt door een kogel in de lucht aan één kant blijvend verblind. Legendarisch wordt zijn verre vlucht naar Wenen, destijds een recordafstand waarvoor niemand de goede afloop durft te voorspellen. D’Annunzio ‘bombardeert Wenen met poëzie’, zo wil de overlevering: de inwoners van de toen nog Habsburgse hoofdstad vinden in augustus 1918 vijftigduizend Italiaanse rood-wit-groene pamfletten op hun pleinen. Daarin staat te lezen: ‘Beste inwoners van Wenen, ik had jullie stad kunnen bombarderen! In plaats breng ik jullie slechts deze groet! Willen jullie de oorlog voortzetten? Doe dat vooral –zeker als je zelfmoord wilt plegen. Vriendelijke groet van de lucht boven Wenen.’

Hysterisch van vreugde

Fiume
Fiume

In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog begint voor d’Annuzio het echte werk. Als de geallieerden in weerwil van eerdere beloftes de Kroatische stad Fiume niet als Italiaans grondgebied erkennen, is dat het begin van d’Annunzio’s meest onverschrokken militaire onderneming. Samen met een privéleger met daarin eenieder die maar wil en durft –met name gedeserteerde Italianen uit het staatsleger- marcheert hij op naar de voor hem heilige stad om deze (het huidige Rijeka, in Kroatië) in bezit te nemen: ten koste van de Kroaten, ten koste van de geallieerden en al snel ook ten koste van de restanten manschappen het gewone Italiaanse leger. Als de grootst levende Italiaan van dat moment de stad in bezit neemt, zijn de inwoners werkelijk hysterisch van vreugde. D’Annunzio en zijn leger worden onthaald als bijbelse verlossers. Niemand die op dat moment kan bevroeden wat er in het verschiet ligt: decadentie, anarchie, geweld, bandeloosheid, gevechten, honger en onzekerheid. Op dat moment, in september 1919 telt maar één ding: de grootse droom van het grootse Italië dat zich niet zal laten kisten en Fiume desnoods met de dood op koop toe zal blijven verdedigen als Italiaans grondgebied. d’Annunzio heeft het over Fiume als ‘de essentiële linkerlong zonder welke Italië niet kan ademen’. Die term, ‘de linkerlong’ alleen al, verraad hoe d’Annunzio Italië als een lichaam van binnenuit beziet. De ‘rechterlong’ is het gebied rondom Venetië, waar hij het grootste gedeelte van zijn leven doorbrengt. De steden zijn historisch met elkaar verbonden; tot op de dag van vandaag wordt er in Rijeka door een deel van de bevolking de typisch Venetiaanse taal gesproken, die anders is dan standaard Italiaans.

De verbeelding aan de macht
Wie wil weten wat het betekent als in de praktijk de verbeelding aan de macht is, doet er goed aan naar het jaar van D’Annunzio in Fiume te kijken. Binnen de kortste keren heeft de mateloos geadoreerde dichter de boel niet meer in de hand. Het is alsof hij zich heeft vertild aan zijn eigen, in de praktijk gebrachte fantasie. Tot inkeer wil hij echter niet komen; zijn mateloze, ridicule trots belet hem eieren voor zijn geld te kiezen, zelfs wanneer de Italiaanse regering, die gruwelijk met D’Annunzio in hun maag zit, feitelijk de zo gewenste Italiaanse status voor Fiume op het internationale diplomatieke toneel weet binnen te slepen. Biografe Hughes-Hallet kondigt hem in de ondertitel aan als een preacher of war en dat is een accurate omschrijving: D’Annunzio zwelgt werkelijk in de oorlogheroïek en dramatiek, negeert bij voorkeur alle narigheid die daarbij komt kijken en toont zich hinderlijk gestoord wanneer zijn geformuleerde doelen op vreedzame wijze bereikt blijken. Hij is een fabulerende dichter, geen strategisch krijgsheer.
Ondertussen ontpopt Fiume zich als de stad waar alles kan wat elders verboden is. Seks is vrij beschikbaar voor eenieder die maar wil. Niemand doet er moeilijk over. Drugs, elke soort die maar voorhanden is, gaan vrijelijk van hand tot hand. Alle denkbare politieke fracties en godsdienstige sektes – als in: yogacommunisten en fruitfascisten – maken er opgang. Wie bijna dagelijks wordt toegesproken door de orerende, fabulerende, gesticulerende D’Annunzio met zijn hitsige, in vuur en vlam gestoken vergezichten, krijgt zelf natuurlijk ook vroeger of later de geest. Gekoppeld aan een totaal gebrek aan erkend gezag leidt het tot een kolkende stad waarin alle gekte van het Interbellum samenkomt. Avonturiers uit heel Europa stromen toe. In Fiume is het leven wild en gevaarlijk.

Villa

Amfitheater d'annunzio
Amfitheater d’annunzio

Als d’Annunzio onder grote druk de aftocht wel moet blazen – zelfs zijn getrouwen vallen hem af – markeert dat in één klap het einde van zijn politieke aspiraties. Het opkomend Italiaanse fascisme, dat snel verschuift van links naar rechts, van corporatistisch naar militant, denkt aanvankelijk in d’Annunzio hun gedroomde voorman te hebben. Maar de ijdele dichter geeft niet thuis: als iets niet zijn eigen verworvenheid is, een product van zijn hoogsteigen geest, dan hoeft het van D’Annunzio niet zo nodig. Bovendien zal hij toch ook beseft hebben helemaal niet in de wieg gelegd te zijn voor politiek leiderschap. Hij zal weten in Fiume zijn hand te hebben overspeeld.
Daar komt nog bij dat voor d’Annunzio gouden tijden in het verschiet liggen, zolang hij zich maar niet politiek te opstandig roert. Hij betrekt een villa aan het Gardameer in Italie, waarin hij alles krijgt wat zijn mateloze hart begeert. De betrekkelijk bescheiden villa wordt al snel omgeven door een groot landgoed, waarbij in de tuin een compleet oorlogsschip wordt gehesen, waarop d’Annunzio naar believen de kanonnen kan laten knallen. Er wordt een enorm amphitheater voor zijn theaterstukken gebouwd. Een speciale plek krijgt het vliegtuigje, waarmee hij over Wenen vloog. Al bij leven en welzijn orkestreert hij de laatste zestien jaren van zijn leven zo zijn eigen persoonlijkheidscultus.

Gouden kies
De financier van dit alles heet feitelijk Benito Mussolini, die als de dood is d’Annunzio als opponent naast zich te moeten dulden. Volgens de voorman van de Italiaanse fascisten was d’Annunzio als een rotte kies: als die niet te trekken valt, zo redeneert Il Duce, moet hij maar met goud overgoten worden. Mussolini koos voor het laatste, al zijn er serieuze aanwijzingen dat de Italiaanse fascisten achter de aanslag zitten waarbij de dichter op bejaarde leeftijd uit het raam op de eerste verdieping wordt gesmeten. Hij zal die aanslag overleven en houdt zich verder zo goed als buiten het publieke debat in Italië, dat hij decennialang zelf zo heeft weten te bepalen. Althans: hij vliegt er niet meer met gestrekt been in. D’Annunzio hoeft nu zijn pink maar op te steken en wordt op zijn wenken bediend. Als volbloed nationalist stemt het fascistische regime, dat veel aan d’Annunzio ontleend heeft, hem tevreden. Als diezelfde nationalist waarschuwt hij Mussolini tot drie keer toe niet met Hitler in zee te gaan, die hij als een minkukel beschouwt. Per saldo lijkt hij ook met het fascistische regime zijn hoogsteigen voordeel te doen.

Cocaïne
D’Annunzio gaat nu geheel op in zijn eigen obsessies: jonge vrouwen, liefst bleek van kleur, bij voorkeur met een al dan niet ingebeeld fataal ziektebeeld. Cocaïne, elke dag, steeds meer, die hem tot ochtendgloren wakker houdt, terwijl hij luistert naar een plaat van Josephine Baker, danwel zijn kamerorkest sommeert nogmaals Beethoven te spelen. Hij schrijft over doorkijkblousen, eet vooral fruit en toont zich een connaisseur van bronwater. D’Annunzio, wiens werk altijd elke vorm van humor heeft ontbeert, schrijft in alle ernst over de drie wonderen van de aardse wereld, te weten: kreeft, het schaamhaar van een blonde vrouw en de smaak van sinaasappels. Hij overlijdt op 1 maart 1938, 74 jaar oud. Tot op de dag van vandaag is zijn onderkomen aan het Gardameer geheel intact gebleven en open voor bezoekers. “Een paradijs der decadentie”, vindt de ene bezoeker. “Een fascistenpretpark”, meent een andere bezoeker. Ze hebben beiden gelijk. Bij D’Annunzio kwamen uitersten samen. Hij is held en schurk, oplichter en verlosser, verleider en vernietiger tegelijkertijd. Juist daarom spreekt hij zo tot de verbeelding – dezelfde verbeelding die een leven lang zijn leidraad vormde.

Meer info
Lucy Hughes-Hallett, The Pike: Gabriele d’Annunzio – Poet, Seducer and Preacher of War (Londen: 4th Estate, 2013)

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!