Lang leve Lou Ottens!
Het negentiende Hoofd Stuk staat in het teken van de op 6 maart jl. overleden Lou Ottens (1926-2021), de uitvinder van het cassettebandje en als zodanig – een beetje tegen wil en dank – de peetvader van onze DIY- en cassettecultuur. En de schutspatroon van het gilde der cassetteurs.
Het was een mooi moment toen ik er ruim tien jaar geleden achter kwam dat je een uitvinder kon aanwijzen voor het massaconsumptieartikel en de technologie die toen al vele jaren lang de instrumenten en het medium leverden voor een vorm van elektroakoestische improvisatie die ik met vrienden en collega-artiesten bedreef. Een vorm die ook binnen de kleine en hechte scene van de Parijse free, fringe was.
De keren dat we onverhoopt de lokale of Frans-nationale pers haalden – omdat we een afscheidsconcert organiseerden voor de bavianen in de Zoo de Vincennes toen die primaten vanwege de renovatie van hun namaakrotsen tijdelijk naar Berlijn werden verkast, of bij gelegenheid van een ‘illegaal’ spontaan minifestival op de trottoirs over de volle lengte van de rue Cassette (ja, ja, die heet écht zo!) in het zesde arrondissement – werden we cassetteurs genoemd.
Het is onze geuzennaam. We waren en zijn steeds nog als een gilde, het gilde der cassetteurs. Dat ons obstinate gebruik van analoge cassette-apparaten en de audio compact cassette iets met nostalgie van doen had, was onzin, maar is altijd een hardnekkig misverstand gebleven. Een ding in the eye of the beholder.
STRP
Het mooie moment kwam eind 2010 op het STRP Festival in Eindhoven. Frans de Waard had mij uitgenodigd om daar bij te dragen aan een wél wat nostalgische terugblik op – vooral de Nederlandse – hometapers en cassettecultuur. Frans was op zijn beurt weer door het Rotterdamse Worm benaderd. Het gebeuren was een ‘Rewind’ zoals die jaarlijks op Strijp-S, ooit een ‘verboden stad’ binnen de stad waar Philips de scepter zwaaide, werd gewijd aan een technologische vernieuwing met een flinke vinger van die Nederlandse industriële parel in de pap.
‘Zo’n metamorfose hoef je niet per se als negatief te ervaren.’
Zo zat het ongeveer, precies weet ik het niet meer. Wel herinner ik me nog heel goed dat pas toen de nieuwsgierig rondblikkende en wat slecht ter been zijnde oudere man alweer uit het Light Café vertrokken was, iemand mij terloops, als tussen neus en lippen, zei: ‘Weet je wie dat was? Dat was de uitvinder! Van de cassette!’ Ik ben toen nog op zoek gegaan en heb overal gekeken of ik hem misschien nog ergens zag. Maar het was al te laat, hij was al terug op weg naar huis toe. Samen met zijn dochter Arine, hoorde ik later. Ik miste zo op een haartje na de enige kans die ik in mijn leven ooit heb gekregen om Lou Ottens de hand te drukken.
De Ingenieur
Na die openbaring op Strijp-S nam ik me voor om geen gelegenheid meer onbenut te laten om wie er dan ook maar wilde luisteren te wijzen op het toen nog aan vrijwel niemand bekende feitje dat er een uitvinder was. Dat de man achter het cassettebandje een Nederlandse ingenieur was: Lou Ottens. Dat werkte wonderwel. De naam Lou Ottens werd een begrip onder cassetteurs, de man een symbool, een icoon, een kunstwerk. Waarbij het absoluut een voordeel was dat het zo’n fijne naam is om te zeggen. Hadden we een banier gehad, dan had Lou Ottens daar stralend op gestaan.
Na wat zoeken stuitte ik kort na die STRP op een interview (met foto’s) uit 2007, in het tijdschrift De Ingenieur. Ik legde het bij de Openbare Bibliotheek in Amsterdam op de kopieermachine. En een grof zwart-wit kopietje van een van die gekopieerde foto’s kopieerde ik vervolgens bij de copyrette op een overheadsheet, zoals je muziek van cassettebandje naar cassettebandje naar cassettebandje kopieerde, een analoog dupliceren, waarbij iedere stap beeld en geluid doet evolueren.
Express zeg ik niet ‘degraderen’, omdat je zo’n metamorfose niet per se als negatief hoeft te ervaren. Ook kwaliteit van beeld en geluid is in the eye (and ear) of the beholder; we hebben het hier niet over technische normen, natuurlijk. Ik projecteerde het zo verkregen portret van de uitvinder van het onderhand al knap verouderde analoge magneetbandje in extreem grove pixel met een net zo obsolete analoge overheadprojector vele malen meer dan levensgroot op muren tijdens vrije kunst- en muziekevenementen in de Franse hoofdstad. Ik noemde die installatie, net als het tijdschrift en Lou’s academische graad: ‘De Ingenieur’.
C50 = 2013
Toen in 2013 het cassettebandje zijn vijftigste verjaardag vierde, was de overgang van analoog naar digitaal vrijwel al totaal. Consumenten wereldwijd hadden massaal hun walkmans en cassettes vervangen door pods, smartphones en mp3-bestanden. Ook de voddenbandjes begonnen uit ons straatbeeld te verdwijnen, de slierten feestelijk verwaaide cassetteband, in hekken en struiken verstrikt, om bomen en lantaarnpalen verwikkeld, fladderend in de goot en langs de snelweg, teken en symptoom van het feit dat net als gebutste blikjes, plastic zakken, lege flessen en verfrommelde sigarettenpakjes, cassetteband een wegwerpding was. Een goedkope en vervangbare houder voor muziek, die eindeloos gekopieerd kan worden.
Het was voor ons een extra reden om die mijlpaal van een halve eeuw cassette luisterrijk te vieren. We deden dat als altijd kleinschalig en zonder subsidie, maar wel wereldwijd, met een jaarlange reeks van evenementen die als noemer de formule ‘C50 = 2013’ hadden en ‘LLLO’ als motto. In datzelfde jaar ook maakte ik, of liet ik maken, foto’s van mensen die op allerlei plekken – in Parijs, Heerlen, Berlijn, Amsterdam, Beijing, Kortrijk, Seoul, New York, Brussel, Tokyo, Washington, Maastricht – een spandoek toonden waarop dat motto voluit en in hoofdletters stond geschreven: ‘Lang Leve Lou Ottens!’. Een deel van die reeks archiveerde ik samen met ander cassettemateriaal online, op een Tumblr, die ook die naam droeg: ‘Lang Leve Lou Ottens!’. Allemaal op weg naar nóg een van die boeken die nodig geschreven moeten worden. Het gildeboek. De titel is er al: ‘The Art of the K7’.
Hard Lachen
Zo leerde ik Lou’s dochter Arine kennen, die er lucht van had gekregen dat haar vaders naam rondging in zekere Parijse kunstkringen en die vervolgens ook de Tumblr die zijn naam droeg online had ontdekt. Ze maakte contact, we correspondeerden en dronken ook een keertje samen koffie. Van Arine hoorde ik dat Lou om al die ophef en het ‘Lang Leve Lou Ottens!’ hard heeft moeten lachen. Hij zag daar goed de humor van.
Minder goed begreep hij wat die cassetteurs in godsnaam nog steeds zagen in de cassetteband. Die was voor Lou lang al een ding van het verleden. Hij heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat het wat hem betreft toch in de eerste plaats om de kwaliteit van het geluid ging. En de geluidskwaliteit van de CD, bij de ontwikkeling waarvan hij ook heel nauw betrokken is geweest, die was toch onvergelijkbaar veel beter?
Ook Lou Ottens was een groot liefhebber van muziek. Maar hij hield het vooral bij Beethoven. De grillige en lawaaiige zich vaak tot op of over het randje van noise begevende avonturen van gildemeesters als Rinus van Alebeek, Anton Mobin, Jeff Surak of Blenno Wurstbrücke, van gildegroepen als X°=1 of Diktat, die allemaal cassette-apparaten gebruiken als instrumenten om hun zelfgemaakte lo-fi gonzorecordings en een scala aan geluiden op gevonden tapes in diverse staten van ontbinding te manipuleren in dicht gelaagde klankcollages, al of niet in combinatie met instrumentale vrije improvisatie, die waren aan hem niet besteed.
Kornet
Hoewel het als massaproduct definitief heeft afgedaan, lijkt het cassettebandje als ding an sich een stralende toekomst tegemoet te gaan. Nu alle denkbare en ondenkbare muziek uit alle hoeken van deze wereld als water bij eenieder voor bijna geen geld uit de leidingen spettert en we welhaast verzuipen in de kolkende stromen nieuwe oude geluiden die digitaal over ons worden uitgestort, gaan veel fijnproevers op zoek naar de spelden in de hooiberg. Die vinden ze niet zelden op cassette. Veel van de beste recente experimentele en speculatieve creaties verschijnen in die vorm, met de hand en aandacht fraai verpakt voor variabele groepjes liefhebbers. In kleine oplage. In sommige gevallen is dat zelfs een oplage van één. Eén ding voor één fan. Niemand anders die het ooit zal horen. Bij wijze van spreken.
Het is dan ook niet de cassette zelf die de cassetteurs parten speelt, maar het verdwijnen van de veelzijdige handgrote draagbare dictafoons, apparaatjes met ingebouwde luidspreker en microfoon, die met hun ‘varispeed control’ (een wieltje om de afspeelsnelheid mee te variëren), een ‘reverse’ schakelaar en drie ferme knoppen – als de ventielen van een kornet: eentje voor ‘play’, een tweede voor ‘rewind’ en een derde voor ‘fast forward’ – de Stradivariussen onder de cassette-instrumenten zijn. Die worden niet meer gemaakt. En wat er nog is, verslijt en wordt onbruikbaar. De veelal mechanische mankementen zijn vrijwel nooit reparabel. Alternatieven zijn er niet.
Verdwijning
Is met het verval van de instrumenten en het afscheid van hun schutspatroon het gilde der cassetteurs wellicht ook zelf tot verdwijnen gedoemd? Kort na de uitvaartplechtigheid stuurde Arine mij een beeldje van haar vader, een prachtige 3D-print. Ik was daar heel blij mee en ook ontroerd. Er staat nu een kleine Lou Ottens bij mij thuis op de schrijftafel, van de hoge leeftijd een beetje gebogen en met beide handen op de rug gevouwen. Zijn harde lach kan ik me er goed bij voorstellen. ‘Alles verdwijnt in deze wereld als het zijn tijd gehad heeft,’ zei Lou er zelf van. Dat zijn ware woorden. Lang zal hij nog leven.
Reacties