Interview: Julia Reidy


De in Berlijn residerende Australische Julia Reidy geldt als een vernieuwer op de gitaar. Niet door vingervlugheid, maar door de klankrijkdom van haar muziek. Haar nieuwe album ‘World In World’ beluisteren is als kijken naar een tropisch aquarium vol kleurrijk leven. ‘Als muzikant ben ik altijd bezig met onderzoek,’ zegt ze zelf.

De gitaar als ingang

Drie albums zorgden de afgelopen jaren voor een bescheiden doorbraak van de Australische Julia Reidy onder gitaarliefhebbers – althans het meer avontuurlijke deel daarvan. ‘Brace, Brace’ en ‘In Real Life’ uit 2019 en ‘Vanish’, dat een jaar later uitkwam. De drie platen worden niet zelden in één adem genoemd als trilogie. Kan ze zich daarin vinden?
De gitariste begint te lachen, hoewel ze de voorafgaande vragen allemaal serieus, bijna ernstig heeft beantwoord. ‘Haha, natuurlijk kan ik mij daarin vinden. Ik heb ze zelf op die wijze geïntroduceerd. Die albums maken deel uit van hetzelfde onderzoek op de twaalfsnarige gitaar, in combinatie met veldopnamen. Het zijn merendeels stukken met een lengte tussen de tien en twintig minuten. Dat laatste heeft waarschijnlijk te maken met het lp-formaat.’
De muziek van Reidy roept associaties op met golfslag. Telkens nieuwe golven gitaarklanken die komen aanrollen. Helder, maar ook vergezeld van snippers geluid die op bijna mysterieuze wijze meedrijven. Niet zelden hoor je haar vingers over de snaren glijden, of iets meetrillen op de achtergrond. Telkens andere, nauwelijks thuis te brengen klanken. Het eindresultaat klinkt los, speels. Meer Fahey dan Fripp, om het maar eens in gitaristenmetaforen te benoemen. En dan is er nog het eigenzinnige, bewerkte stemgebruik. Maar dat komt nog uitgebreid ter sprake.

Top-40 stampers

We zitten in KM28 in de Berlijnse wijk Neuköln, een van de talloze podia voor ‘afwijkende’ muziek die de Duitse hoofdstad rijk is. De in 1993 in Sidney geboren Reidy klust er zo nu en dan wat en maakt er schoon. Ze kwam een kleine tien jaar geleden naar Berlijn. Je hebt weinig andere mogelijkheden dan emigreren als je als Australische van je muziek wilt leven zonder ieder weekeinde top-40-stampers in kroegen te moeten spelen.
‘Als tiener in Australië zat ik in alle mogelijke rockbands. Ik had mijzelf gitaar leren spelen, zonder enige formele lessen. Toen wilde ik verder en werd ik aangenomen op de jazzafdeling van het conservatorium. Het is mij echt een raadsel wat ze in mij zagen. Volgens mij was ik helemaal niet zo goed. Maar zo is het dus begonnen.’
‘Ik rolde eerst de improscene binnen. Veel van die Australische impromusici spelen ook nog regelmatig in Australië, maar hebben hun basis toch vooral in Europa. Ik heb met Chris Abrahams gespeeld, met Tony Buck, Jon Rose, Steve Heather. Zo ergens rond 2014 in Berlijn ben ik dan met die soloprojecten begonnen’.
Die hiervoor genoemde trilogie wordt her en der nogal plastisch omschreven als ‘harmonisch instabiel’, ‘ritmisch elastisch’ en met een volstrekt abstract narratief. Kortom, je kunt er alle kanten mee op. Alleen het gebruik van de gitaar lijkt een vaste waarde. ‘Ja, daar komt het wel ongeveer op neer,’ zegt de Australische. ‘Ik luister heel veel en heel verschillende muziek en heb altijd moeite met de vraag door wie ik beïnvloed ben, al is dat wel weer vaak gitaar-gerelateerde muziek. De gitaar is de ingang en verder ligt alles open.’

Blazerstrio

‘Dat ik soloalbums ben gaan maken is niet omdat ik kluizenaar zou zijn of niet graag met anderen samenwerk. Ik heb met heel veel groepen gespeeld en doe dat nog steeds. Onlangs heb ik een stuk geschreven voor een blazerstrio hier in Berlijn. Ik heb een duo met percussionist Morten J. Olsen, die zich tegenwoordig Morton Joh noemt. En ik speel mee op de laatste twee albums van Oren Ambarchi. Maar als het om mijn eigen platen gaat, dan houd ik het graag allemaal zo dicht mogelijk bij mijzelf. Dat is geen principiële kwestie, maar gewoon hoe ik graag werk. Thuis. En ik weet doorgaans precies wat ik wil.’
Terwijl in de populaire muziek de artiest steeds vaker zijn of haar eigen identiteit en vooral ‘het persoonlijke verhaal’ tot in de kleinste details voor het publiek ontvouwt, lijkt het in de muziek van Julia Reidy over slechts één ding te gaan: ‘muziek’. ‘Ja, dat klopt wel. Ik doe niet veel moeite om iets uit te leggen en al helemaal niet over mijzelf en wat mij motiveert. Dat is inderdaad een groot verschil met popmuziek. Verantwoorden waar je zelf staat ten opzichte van je muziek vind ik zo vreemd. Dat heeft voor mij vooral met kapitalisme te maken: ‘Hoe is het nu met je sinds die hit?’ Voor mij is het vooral belangrijk dat je zelf in die muziek zit. Dat je jezelf zingt.’
‘Politiek is niet alleen maar een kwestie van protesteren en actievoeren’, zei Reidy in het verleden al eens in een interview. Ook de keuze om dingen op een andere, nieuwe wijze te gaan doen, afwijkend van de norm, kan een politieke impact hebben, omdat het mensen aan het denken zet. Ze knikt als ze er aan herinnerd wordt. ’Ja, alternatieven ontwikkelen kan heel productief zijn.’

Autotune

Wat die zang betreft: behalve gitaarpartijen, loops, samples en veldopnamen is ook haar stem regelmatig te horen op haar albums. Een onderzoek naar nieuwe songstructuren? Misschien zelfs naar een nieuwe invulling van het begrip ‘pop’ of ‘singer-songwriter’? ‘Ja, ik denk het wel. In zekere zin dan, want ik ben niet van plan om die talloze popgroepen naar de kroon te steken. Maar goed, ik begon dus met alleen de gitaar en ben steeds wat verder gegaan. Ik hou van het geluid van mensen die in zichzelf zingen. Je hoeft het ook niet te verstaan. Ik zing vaak behoorlijk hard en begraaf dat dan vervolgens in de mix, vervormd door autotune- en vocoder-effecten. Ik wil met de zang ook geen verhaal vertellen. Ik heb altijd gehouden van Mark Hollis bij het latere Talk Talk, of van Cocteau Twins, waar je ook geen idee had waarover gezongen werd.’
Het is opmerkelijk hoe vaak Reidy refereert aan popmuziek, terwijl ze zelf als muzikant doorgaans als ‘jazz’ wordt geclassificeerd. Of wordt beschouwd als hedendaags componist omdat ze inmiddels een ‘thuis’ heeft gevonden bij het ambitieuze avant-garde label Black Truffle, dat ook werk uitbrengt van onder meer Keiji Haino, Jim O’Rourke, Merzbow, Alvin Curran en Oren Ambarchi. Denkt ze zelf als muzikant nog in dat soort traditionele genres?
Ze aarzelt even en reageert dan: ‘Mmm, door die vraag te stellen kom je weer bij dat identiteitsding uit…’

Koralen

Reidy’s meest recente album is ‘World In World’ en verscheen het afgelopen jaar bij Black Truffle. Hier lijkt ze duidelijk weer een andere richting in te slaan. Om het maar eens metaforisch uit te drukken, hebben de aanrollende geluidsgolven nu plaatsgemaakt voor het audio-equivalent van een tropisch zeeaquarium. De gitaarlijnen roepen associaties op met koralen, zeeanemonen en voorbijschietende kleurrijke vissen. De rijkdom aan klankkleur is verbazingwekkend. Ook de zangstem is er weer, vervormd en mysterieus op de achtergrond. ‘Oh nee, ik zie deze plaat zeker niet als iets heel anders,’ reageert Reidy beslist. ‘Eerder een stap verder in de richting die ik al uitging. Als jij het album als meer geïmproviseerd ervaart, dan heeft dat hooguit met mijn impro-achtergrond te maken. Maar als ik opneem weet ik precies welke noten ik speel.’
‘Wat wel wezenlijk anders is aan dit album zijn de gitaarstemmingen die ik heb gebruikt. Kijk hier,’ en ze haalt de lp achter de bar vandaan. Op de hoesfoto is te zien dat onder de snaren, onafhankelijk van elkaar tientallen minifrets zijn aangebracht. Zo kan ze experimenteren met eindeloos veel verschillende microtonale stemmingen. Al moeten voor ieder van die stemmingen de frets wel weer naar de juiste plek worden verschoven. En dat is geen sinecure. ‘Als ik de gitaar in een bepaalde stemming heb gebracht, dan blijf ik daar ook een tijdje in spelen. Het meest logische is om te beginnen met de bekende harmonische reeksen en daar dan mee te gaan variëren. Al ga ik ook wel eens uit van bijvoorbeeld een mathematische reeks die ik dan op gevoel en gehoor corrigeer.’

Gereedschap

‘Ik probeer mijn concerten te benaderen zoals ik mijn plaatopnamen benader, al staat er niets op mijn platen dat ik voor een publiek met mijn gitaar precies zo kan reproduceren. Toch maak ik live geen andere muziek, het is alleen anders verpakt.’
Reidy is er nog steeds van overtuigd dat het toeval is dat ze ooit de gitaar oppakte. ‘Maar het bleek een geschikt gereedschap om mijzelf mee te uiten. Als muzikant ben ik altijd bezig met onderzoeken. Maar als luisteraar onderzoek je natuurlijk ook. Als ik zelf naar muziek luister probeer ik zo open te zijn als maar mogelijk is.’


Dit artikel verscheen eerder in GC #175.

Koop deze editie in onze webshop!

Reacties