Interview Jaimie Branch

Trompettiste Jaimie Branch draait al meer dan een decennium mee in de spannendste regionen van de hedendaagse (free) jazz en trad op aan de zijde van legendes als Ken Vandermark en Fred Lonberg-Holm. Toch debuteerde ze pas vorig jaar met ‘Fly Or Die’, waarvoor ze bijzondere samenwerkingen aanging.
Jaimie 'Breezy' Branch - Foto: Joris Vanden Broeck

Trompettiste Jaimie Branch draait al meer dan een decennium mee in de spannendste regionen van de hedendaagse (free) jazz en trad op aan de zijde van legendes als Ken Vandermark en Fred Lonberg-Holm. Toch debuteerde ze pas vorig jaar met ‘Fly Or Die’, waarvoor ze bijzondere samenwerkingen aanging.

We spreken Branch na de soundcheck voor haar optreden in de onvolprezen Oorstof-reeks in het Antwerpse DE Studio. Het succes van ‘Fly Or Die’ is de muzikante duidelijk niet naar haar hoofd gestegen: zonder morren hijst ze zich op een barkruk om fotograaf Joris Vanden Broeck een ultiem shot van haar te laten maken in de directiekamer. Backstage staat alleen wijn, maar Branch drinkt liever bier, dus kruipen we vervolgens achter de onbewaakte tapinstallatie van DE Studio. Wanneer we de trompettiste complimenteren met het succes van haar debuutalbum, komt ze niet verder dan “Yeah, het was goed.”
Haar vroegste jeugd bracht Branch in New York door, en het was daar waar ze gebeten werd door de muzikale microbe. Branch: “Ik keek enorm op naar mijn tien jaar oudere broer, dus ging ik op mijn derde pianospelen, omdat hij dat ook deed. Op mijn negende – in 1992 – werd ik trompettist in de schoolband. Vervolgens verhuisden we naar de suburbs van Chicago, daar had ik op school de keuze tussen het orkest en de jazzband. Halverwege de middelbare school was het me wel duidelijk: geen haar op mijn hoofd die er ook maar aan dacht iets anders te gaan doen dan muziek maken.”

Ik las ergens dat je al vroeg door de muziek van Ornette Coleman en Don Cherry gegrepen werd.
“Dat is een apart verhaal. Mijn jeugdvriend Jacob Wick, hij is ook trompettist en woont tegenwoordig in Mexico City, vertelde me over Coleman. Wij luisterden toen thuis naar de radio via de televisie – in de hoogste bandfrequenties had je een jazzkanaal. Toen ik daar ‘Lonely Woman’ hoorde, werd ik compleet omvergeblazen. Ik dus de volgende dag naar Jacob om hem te vertellen dat ik de nieuwe plaat van Ornette had gehoord. Dat moet rond 1999 geweest zijn (veertig jaar na het verschijnen van ‘The Shape Of Jazz To Come’, waarvan ‘Lonely Woman’ de opener was, sb). Die zomer werd ik stapelverliefd op dat album. Maar het spel en de frasering van Don Cherry betekenen ook heel veel voor mij.”
Wat is je favoriete Ornette-album?
“Ik hou heel erg van ‘The Science Fiction Sessions’ – dus ‘Science Fiction’ en ‘Broken Shadows’. Daar speelt ook Dewey Redman op, nog zo’n artiest die een grote invloed op me heeft gehad. Vooral zijn werk met Liberation Music Orchestra van Charlie Haden vind ik ongelofelijk goed.”

Chicago-scene

Zijn er nog andere muzikanten die je speelwijze voelbaar beïnvloed hebben?
“De meest directe invloed was natuurlijk de hele Chicago-scene. Ik ben daar opgegroeid en leidde er mijn eerste bands. Joshua Abrahams, Chad Taylor en Matana Roberts hadden toen een fantastisch trio, Sticks And Stones, dat ik heel vaak heb zien optreden. Verder zag ik Malachi Favors (Art Ensemble of Chicago, sb) nog aan het werk in Fred Andersons Velvet Lounge: ook niet mis. Wat me ook muzikaal heeft gevormd, is dat ik in Jazz Record Mart (legendarische platenwinkel, sb) heb gewerkt. Ze hadden destijds het label Delmark Records, dat vooral blues uitbracht, bijvoorbeeld Junior Wells en Magic Sam, maar ook avant-gardejazz. In Jazz Record Mart luisterde ik naar al dat spul. Veel van mijn collega’s waren muzikanten, zoals Josh Berman, Keefe Jackson, Frank Rosaly en Jason Adasiewicz. Ook de Britse saxofonist Evan Parker is van grote invloed geweest op mijn muziek.”
Je bent niet alleen een muzikant en improvisator, een belangrijk deel van je werk bestaat uit compositie. Wie waren op dat gebied je lichtende voorbeelden?
“Carla Bley! En dan specifiek ‘Ballad of the Fallen’: een album met heel uitgesproken thema’s. Verder is mijn manier van componeren erg beïnvloed door Don Cherry’s Blue Note-platen uit de jaren 1960: ‘Symphony For Improvisers’, ‘Where is Brooklyn’ en ‘Complete Communion’. Ik componeer al sinds 2008 op een schematische flowchart-manier. Hiermee kwam ik voor het eerst in aanraking toen ik met een groot ensemble werk van Joe Morris speelde in de oude ISSUE Project Room in New York. Het voelde meteen natuurlijk aan en ik ben dat systeem blijven gebruiken.”
Die flowcharts zijn heel visueel. Komt het weleens voor dat muzikanten het er moeilijk mee hebben?
“Nee hoor. Mijn muziek is simpel en mijn muzikanten super getalenteerd: die raken niet zo snel in de war.”

Zenuwachtig

Daar zeg je zoiets: de muzikanten in je ‘Fly Or Die’-kwartet zijn niet de minsten: Jason Ajemian (bas), Tomeka Reid (cello) en Chad Taylor (drums).
“Ik was super zenuwachtig toen ik Chad benaderde hiervoor. Ik was dol op zijn werk met Chicago Underground Duo, maar we hadden nog nooit samengewerkt. Toch wist ik dat hij de drummer móést zijn voor dit album. Hij componeert voortdurend mee, hij begrijpt waar de muziek naartoe moet. Hij is virtuoos, maar tegelijkertijd ingetogen, hoewel hij het ene polyritme over het andere blijft leggen. Hij gaat heel diep, op een volstrekt ongedwongen manier.”
Met Tomeka en Jason speelde je al langer?
“Met Jason ben ik beste maatjes – we gingen vroeger zelfs samen skaten. We spelen al samen sinds 2005, toen hij bands had als Folklords en The Highlife. Met Tomeka speel ik sinds 2007: we vormden samen met Fred Lonberg-Holm de band Musket. Tomeka heeft een heel mooi geluid, wat ik erg belangrijk vind. Bovendien is haar palet heel breed en haar timing uitstekend: dit is niet altijd vanzelfsprekend bij cellisten, die hebben vaak een klassieke opleiding gehad. Tomeka heeft trouwens Abdul Wadud (cellospeler over wie een paar jaar geleden het gerucht rondging dat hij gestorven was, sb) teruggevonden en geïnterviewd. Zijn geluid hoor je zeker terug in haar spel.”
‘Fly Or Die’ is je debuutalbum, maar je hebt daarvoor nog andere albums opgenomen.
“Ik heb ze zelfs laten persen. Niemand wilde ze hebben toen. Ik verkoop ze nu tijdens concerten, in witte hoezen. Het eerste album was een opname van een concert uit 2007, met Frank Rosaly en Toby Summerfield. Het vat goed samen waar ik toen voor stond. Het tweede album nam ik in 2008 op in Steve Albini’s studio, toen ik een rockband vormde met Frank Rosaly en Fred Lonberg-Holm. Ik speelde gitaar en schreeuwde een beetje in mijn trompet. De ideeën die je op ‘Fly Or Die’ hoort waren er al langer. Ik wilde die albums uitbrengen met mijn toenmalige partner, maar toen gingen we uit elkaar en stortte alles zo’n beetje in elkaar. Het leven nam het even van me over – mijn relatie op de klippen gelopen en mijn geld foetsie – en die projecten zijn daardoor nooit afgemaakt.”
Wat heeft ‘Fly Or Die’ dat die eerdere albums niet hadden?
“Alles valt nu op zijn plaats: ik ben volwassener geworden en had dit keer een duidelijk idee voor ogen. Dat International Anthem me vroeg een album op te nemen was ook een belangrijke stimulans voor me.”

Momentopnames

In jouw muzikale omgeving zijn albums vaak momentopnames van eenmalige samenwerkingen of concerten. Jouw debuutalbum valt daartussen op omdat het een ambitieus gecomponeerd geheel is.
“Terwijl dat album snel gemaakt is. We repeteerden het materiaal één keer, speelden twee shows en vervolgens namen we alles op in het appartement van mijn zus, op een derde na dat is opgenomen tijdens een liveshow. We hebben nog een paar overdubs gedaan. Dan speelde Tomeka een partij opnieuw in op de cello, omdat die wat anders klonk dan het instrument dat ze tijdens de liveshow had gebruikt. Verder wilde ik een kornetband door de plaat laten wandelen. Als bij toeval waren Ben LaMar Gay en Josh Berman in Chicago: twee heel goede kornetspelers. Omdat er iets mis was met de opname, heb ik de boel nog in een Space Echo gesmeten, die in de studio stond.”
Bij die Space Echo zag ik in je ogen de twinkeling van een gearhead.
“Jep, ik ben een gearhead met tamelijk weinig gear.”
De derde gast is gitarist Matt Schneider.
“Matt speelt bij Moon Bros. Ik vroeg hem erbij omdat ik extra kleur aan het album wilde toevoegen. Hij kwam aanzetten met een fingerpicking stukje, maar ik wilde per se dat hij zijn Derek Bailey-achtige dingen zou doen. Voor de outro wilde ik een track die de klankkleur van de plaat veranderde, daar heb ik Matt ook meteen maar voor gevraagd. We sloegen een pak met twaalf biertjes in en binnen een paar uur stond alles erop.”
Heb je het album ooit live uitgevoerd met alle zeven muzikanten?
“Ja, tijdens de albumrelease. We hebben toen de kornetten vanuit de achterkant de zaal laten binnenwandelen.”

Nieuw kwartet

In de herfst kom je naar Europa met het kwartet?
“Met de nieuwe formatie. Tomeka is er niet meer bij. Ze is een heel goede vriendin van me, maar ze heeft het te druk. Gelukkig hebben we in Lester St. Louis een heel goede vervanger voor haar gevonden. Hij komt uit Queens en heeft een geweldig geluidspalet met een bijna modern-klassieke insteek. Hij heeft geen opleiding gevolgd, maar zijn geluid gaat zeker onze toekomstige richting beïnvloeden. Hij is jong en superslim: intelligent op het gekke af. Bovendien durft hij muzikale beslissingen te nemen en daaraan vast te houden: een heel belangrijke kwaliteit, waarmee hij het spel van de anderen beïnvloedt.”
Hoe verhoudt live optreden zich tot in de studio aan een plaat schaven?
“Live optreden is als water: je moet het laten stromen. Het album is erg beknopt: alle vet is eraf gesneden. Als ik op het podium sta, probeer ik te ‘zingen’ door mijn trompet. Wanneer ik een album voorbereid, probeer ik de tracks ook te zingen, om te testen of iets the real shit dan wel bullshit is. Live kun je er soms niet omheen en is het gewoon bullshit: dan moet je opnieuw aan de slag om ‘het’ terug te vinden.”
Als iets in de studio mislukt, is er altijd een volgende opname. Is dat een geruststellend gedachte of sta je daardoor net wat minder op scherp?
“Het voelt toch altijd beter met een publiek erbij. Het is moeilijk om in de studio iets te laten ‘gebeuren’. Maar voor dit album hebben we hoogstens twee of drie opnames per lied gedaan. Kortom: ik weet het niet.”
Je hebt in het verleden met TV On The Radio en Spoon opgetreden, waarbij je je trompet ten dienst stelde van de liedjes. Daarnet vertelde je me dat ‘Science Fiction’ je favoriete Ornette Coleman-album is – een plaat waarop hij met liedjes werkt. Zie je jezelf ooit een project opstarten dat rond de liedvorm draait?
“Ik zie geen reden om dat niet te doen. Vroeger was ik af en toe frontvrouw in punkbands: toen schreeuwde ik heel veel. Ik heb wel een elektronisch project, samen met Jason Nazary, waarmee we soms op feesten optreden. Het heet Anteloper en we brengen in april een cassette uit op International Anthem. Jason speelt drums, sequencers en patching, ik trompet, een Juno-106 en een kleine modulaire Juno, en ik maak loops. Daarbij maak je gebruik van een ander deel van hetzelfde muzikale brein. Popprojecten heb ik niet in het verschiet liggen… Hoewel: Helado Negro is een vriend van me en met hem zou ik heel graag een keer samenwerken. Hij heeft een prachtige, bijna klassieke stem. Dat zou wel iets kunnen zijn.”

Amerika 2018

Vanavond treed je niet op met het ‘Fly Or Die’-kwartet, maar met Dave Rempis (Ballister), bassist Ingebrigt Håker Flaten (The Thing) en Tollef Østvang (All Included). Wat mogen we verwachten?
“Pure improvisatie. Let it rip. Rempis en Ingebrigt zijn monsters. Tollef ken ik nog maar net, maar hij is ook heel goed. We gaan ons amuseren.”
Ingebrigt vormde met Neneh Cherry The Cherry Thing. Dat betekent dat je maar één ( van de zes) stappen van Don Cherry bent verwijderd.
“Daar heb ik het met Ingebrigt nog nooit over gehad eigenlijk. Zou ik eens moeten doen. In New York kom je natuurlijk constant mensen tegen die met Don Cherry omgingen, downtown.”
Ik zag dat je onlangs ook met Weasel Walter (The Flying Luttenbachers, To Live and Shave in L.A., Brutal Measures met Lydia Lunch) en met Talibam! hebt opgetreden.
“Hehe, je kent Talibam!? Matt (Mottel, sb) vroeg me ervoor. Die avond heb ik nog een keertje heel hard geschreeuwd. Bij mijn eigen trio sla ik ook nog weleens aan het schreeuwen: vooral wanneer ik gestrest ben over de politieke situatie. Het is echt zo ongelofelijk wat er momenteel gebeurt in Amerika.”
Ik was niet van plan ernaar te vragen, maar nu je er zelf over begint…
“(twijfelt) De apocalyps zal traag en pijnlijk zijn, en we zullen het zelfs niet eens doorhebben, aanvankelijk.”
Op je website heb je een pagina die ‘Thoughts’ heet. Eigenlijk staat er maar één gedachte op – een korte notitie van augustus vorig jaar waarin je in twee zinnen je vreugde uitdrukt over alle aandacht die ‘Fly Or Die’ te beurt viel. Maar je sluit af met het niet mis te verstane ‘Also fuck white power fucks’”.
(enthousiast) “Man, als ik daar updates zou posten, zou je die dan lezen?”
Dat denk ik wel. Matana Roberts heeft een tijd inspirerende dingen geschreven op haar website, dat volgde ik toen ook.
“Ik vraag het maar, omdat ik overweeg te stoppen met Facebook: ik word er zo depressief van. Instagram vind ik trouwens wel leuk. Maar ik ga meer via mijn website communiceren, denk ik.”

Strijdbaar

De politieke toestand heeft wel eindelijk weer een beetje strijdbaarheid in het muzikantengilde gebracht. De dag na de verkiezingen zag ik een concert met Steve Gunn, 75 Dollar Bill en Nathan Bowles. Een heel intense avond, omdat alle muzikanten met een mix van verdriet en strijdlust stonden te spelen.
“Toen die verkiezingsresultaten binnenkwamen, zat ik te trippen op paddenstoelen. Ik dacht dat ik alle contact met de realiteit verloren was. Alles werd zo donker. De dag erna moest ik een interview doen en ik kon het echt niet opbrengen. Ik ben er wel naartoe gegaan, maar het was in SoHo. Tijdens het interview keek ik constant uit op de allerrijkste New Yorkers. Die fucking Russen ook… Nou ja, Comey heeft het ook stevig verknald door het onderzoek naar Hillary opnieuw te openen, er is overduidelijk geknoeid met die verkiezingen. Maar zelfs als dat bewezen zou worden… Amerika is echt om zeep geholpen. Om maar iets te zeggen: ik denk dat er alleen al in de eerste 45 dagen van dit jaar zeventien schietpartijen op scholen hebben plaatsgevonden…”
Ik voel met je mee, maar mag ik aannemen dat New York nog steeds een fantastische plek is?
“Ja hoor. De energie van de stad is uniek en ik ben in het bijzonder blij met Red Hook, mijn buurt. Het is een oud havendorp, vlak bij de DUMBO-wijk.”
Tot slot wil ik het nog even hebben over International Anthem. Ik heb het idee dat dit een bijzonder label is.
“Hun verhaal is echt een voorbeeld van wat een modern label toch nog kan teweegbrengen, ondanks dat er nu wereldwijd zo veel muziek is, waardoor het moeilijk wordt je eigen identiteit te boetseren. Ik denk dat ze met Rob Mazurek zijn gestart en Jeff Parker heeft ook in het begin een release uitgebracht bij dit label: héél erg ‘Chicago’, die gasten, ook al wonen ze er niet meer. Ook het recenter uitgebrachte album van Makaya McCraven vind ik heel goed. Ben LaMar Gays album dat binnenkort uitkomt is ook waanzinnig. Het album van Bottle Tree – met Ben en de zanger A.M. Frison – was ook booty shaking. Zullen we nog even een biertje tappen voor onszelf?”

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!