Drew McDowall
Het eclectische nieuwe soloalbum ’Agalma’ van de Schot Drew McDowall is zowel toekomstgericht als een culminatie van wat daaraan met Coil, Psychic TV en The Poems voorafging. Hoog tijd om de ontstaansgronden te achterhalen van zijn elektroakoestische rituele muziek, die ruiten laat sneuvelen en geluidsboxen doet omvallen, maar niettemin therapeutisch kan werken.
‘We zijn allemaal een stelletje gekken en mafketels, en daar houd ik van.’
Drew McDowall woont nu al meer dan twintig jaar in New York, maar groeide in de jaren 1970 op in het Schotse Paisley, nabij Glasgow. Het was een duistere tijd met economische malaise en er was weinig zicht op werk. ‘Op m’n dertiende, piepjong, werd ik lid van een bende. Een vreselijke tijd. Men was meedogenloos, maar ik wist niet beter.’ Tot een vriend hem meenam naar punkconcerten en hij werd geconfronteerd met de rauwe gevoelens van bands als Suicide. Hij besloot meteen uit de bende te stappen. Mark Perry van ATV stelde: ’Here’s three chords, now form a band.’ Prompt begon hij in 1978 een artpunktrio met zijn toenmalige partner Rose McDowall: The Poems.
In die periode kwamen punk en de reactie daarop, postpunk, tegelijkertijd tot bloei. Gitaren, bandrecorders en synths werden vanuit de punkbenadering bespeeld. De Engelse audiovisuele industrialgroep Throbbing Gristle was een belangrijke spil in deze ontwikkeling: ze werden diep beïnvloed door onder anderen de Amerikaanse schrijver William S. Burroughs, met zijn cut-upbenadering en grensoverschrijdende ideeën, en de Brits-Canadese kunstenaar Brion Gysin, wiens invloedrijke, psychedelische en rustgevende ‘Dreamachine’-installatie uit de jaren 1960 toeschouwers visueel prikkelde met stroboscooplichten die dwars door hun gesloten oogleden heen flitsten. McDowall maakte destijds ook geloopte tapecollages met bandrecorders van de vlooienmarkt en genereerde later klanken met een semimodulaire Korg MS-20-synth. Al experimenterend vond hij zijn weg in de muziek.
Beeldhouwproces
In 1984 verhuisde McDowall met Rose naar Londen. Liever een dakloze punker in de straten van Londen, dan nog langer in Schotland blijven wonen, was zijn gedachte. In de Britse hoofdstad kwam hij in contact met de voormalige leden van het in 1981 uiteengevallen Throbbing Gristle, die zich op dat moment met de nieuwe projecten Psychic TV, Coil en Chris & Cosey bezighielden. Samen met Genesis P. Orridge (Psychic TV) ging hij op tour en vormde hij enkele zijprojecten.
Ondertussen volgde McDowall het werk van Coil, waarvan met name het album ‘Horse Rotorvator’ (1986) diepe indruk op hem maakte. Hij raakte bevriend met de twee kernleden van de groep, John Balance en Peter ‘Sleazy’ Christopherson (ex-Throbbing Gristle en lid van het designcollectief Hipgnosis). In 1990 begon hun samenwerking en McDowall werd in 1994 officieel Coil-lid. Met zijn geluid hoopten ze iets nieuws toe te voegen aan de band, die tot dan toe meer een barok, maximalistisch geluid had.
Met het album ‘Worship The Glitch’ (1995) sloeg Coil een nieuwe, meer minimalistische weg in, geïnspireerd op een gezamenlijke fascinatie voor minimalisten als de Amerikaanse componist La Monte Young. McDowall herinnert zich het toenmalige werkproces: ‘Bij het maken van ‘Worship The Glitch’ was het de uitdaging om nummers, door bijvoorbeeld het gebruik van filters, zodanig uit te kleden dat ze nog nét als tracks overeind bleven staan. Een beeldhouwproces waarin we steeds weer delen weghaalden.’
Bij het album ‘Time Machines’ (1998) ging Coil onder invloed van McDowall nog een stap verder en beoogde verschillende drugservaringen te vertalen naar dronemuziek. ‘‘Time Machines’ zie ik als een echt minimalistisch werk. Bij mijn huidige muziek gebruik ik echter de termen ‘minimalistisch’ of ‘maximalistisch’ niet meer, al zou je sommige nummers minimaal kunnen noemen.’
Onbeschrijflijk
In 2012 begon McDowall met synths op te treden en zette hiermee zijn huidige, zeer productieve solocarrière in gang. ‘Mijn afgelopen vier albums voelen als één natuurlijke flow, zonder onderbrekingen. Het DNA van Coil, de methodes en manier van denken, heb ik meegenomen. Alleen de technologie is krachtiger, goedkoper en gebruiksvriendelijker geworden. Ik verzamel veel ruw materiaal en gebruik vervolgens de montage om hier iets van te maken. Mijn solowerk is dus onderdeel van hetzelfde verhaal, maar de albums verschillen sterk van elkaar: ‘Collapse’ (2015) is niet zo gestructureerd en meer ambient, ‘Unnatural Channel’ (2017) is een stevig, industrieel klinkend album, en ‘The Third Helix’ (2018), ja, wat was dat eigenlijk? Een duik in bepaalde maffe delen van mijn hersenen, een album dat voortborduurt op ‘Time Machines’.’
Het nieuwe ‘Agalma’ (2020) vormt het sleutelalbum waarop het evenwicht tussen de op die drie albums ontvouwen ideeën is gevonden. ‘Mijn nieuwe album is in zekere zin een reactie op mensen die mijn werk als duister bestempelden. Ik vind niet dat ik duistere muziek maak. Tijdens het maken van het album had ik begrippen als ‘uitstraling’ en ‘het sublieme’ in mijn achterhoofd. Het sublieme bevat alles: geluk en angst, licht en donker. Daartussen wordt geen onderscheid gemaakt. Met dit album wilde ik voor mij speciale, maar onbeschrijflijke momenten vastleggen, en de enige methode die voor mij werkt, is die waar ik dagelijks mee bezig ben: muziek. Of ik daarin geslaagd ben, is aan de luisteraar.’
Genezing
De werktitel van ‘Agalma’ was ‘Ritual Music’. Rituele muziek loopt dan ook als een rode draad door McDowalls werk. ‘Al mijn muziek valt daar wel onder. Gemaakt met een bepaald doel in het achterhoofd, muziek die op een rituele manier is ontstaan. Of dat nu een occulte oorsprong heeft, zoals bij Coil, of een niet-occulte, eigenlijk weet ik onderhand niet meer wat occult is en wat niet… Met die rituele basis van ‘Agalma’ probeerde ik aan te sluiten op de mentale toestand die de Britse kunstenaar Austin Spare met het neither-neither-concept aanduidde, wat een ontkenning van de tweeledigheid inhield, een meditatie op het niets.’
Daarmee doelde Spare niet op een ontkenning zoals in de dialectische methode, maar op een proces waarin de twee tegengestelde dingen elkaar tenietdoen. Dit kun je ook met geluid bewerkstelligen door middel van het proces van geluidsannulering: wanneer je twee geluidssporen mixt waarvan de een tegenovergesteld is aan de ander, hoor je niets.
McDowalls plaat is echter niet gevuld met stilte, maar met een diepe gelaagdheid aan geluiden en processen. ‘Niet dat ik al te new age wil overkomen, maar ieder ritueel dient een poging tot genezing te zijn, een poging om bij te dragen aan het grotere goed. Aleister Crowley noemde dit the Great Work, een mystieke vereniging van het zelf en het alles. Alles dient ten goede te komen aan de bevrijding van de mensheid. Ik probeerde het loslaten van het ego te verklanken met mogelijk transcendente geluidsmomenten.’
DNA
‘Agalma’ bouwt inhoudelijk logisch voort op de vorige wat duisterder en elektronischer klinkende plaat ‘The Third Helix’, waarop de verbondenheid van de mens met het kapitalisme en onze algoritmische manier van leven werd becommentarieerd. ‘We zijn in ons mens-zijn zó verbonden met het algoritme, dat het als een beperkende, verstikkende derde keten om de dubbele helix van het DNA heen draait. Vervolgens probeerde ik me voor te stellen met wat voor muziek je deze helix zou kunnen doen oplossen, een soort alchemistisch proces.’
Bij ‘Agalma’ is de omarming van invloeden rijker en meer in balans. Het album bevat een trits aan gastbijdragen van een nieuwe generatie experimentele muzikanten die de weg bewandelen tussen elektronisch en akoestisch: ‘Alles wat ik in de New Yorkse experimentele muziekscene gegeven heb, heb ik honderd keer teruggekregen door ervaringen en invloeden die weer hun weg hebben gevonden in mijn hersenen.
Wanneer ik op tour ga, kom ik ook weer gemeenschappen gelijkgestemde kunstenaars tegen. Het voelt nooit als een eenzijdige, priesterachtige overdracht. We zijn allemaal een stelletje gekken en mafketels, en daar houd ik van. De samenwerkingen houden het spannend, interessant en fris. Het zorgt ervoor dat ik hier verder mee doorga. Dit is mijn soort mensen, mijn familie.’
Hart
Door deze alchemistische sonische amalgamatie wordt het bij McDowalls muziek onduidelijk waar we precies naar luisteren. Is het akoestisch of elektronisch? Een sample of een modulaire synth? Zijn speelse, instinctieve en iteratieve werkproces is – naast zijn bovengenoemde ervaringen met Coil – ook sterk geïnspireerd door Alvin Luciers ‘I Am Sitting In A Room’ (1969) waarin het in de installatie opgenomen tekstfragment steeds verder erodeert en je als luisteraar je bewust wordt van de discrepantie tussen de bron en wat er uiteindelijk aan geluid overblijft.
‘Wanneer ik iets maak, ga ik langs vele herhalingen van synthgeluiden of veldopnames die op allerlei manieren door de mangel gehaald worden. Dus dan komt er een moment waarop het moeilijk te bepalen is wat ooit het bronmateriaal is geweest. In het verleden nam ik bijvoorbeeld ook wel gitaren en vibrafoons op en veranderde ze tot een punt waarop ze organisch klonken, maar niet langer herkenbaar. Ik geloof dat geluiden iets verborgens in zich hebben.
Als je een geluid met respect benadert en als een levende entiteit behandelt, kan het soms diens geheimen blootgeven. Ik ben erg geïnteresseerd in het proces van het aaien, overtuigen en vleien van een geluid tot het diens verborgen aard openbaart. Dat kan soms een hele dag duren: processing, reprocessing, time-stretching, de synth aanpassen, net zolang totdat er iets uitkomt waarvan ik denk: ah ja, dat is het hart van het geluid.’
Op ‘Agalma’ heeft McDowall er soms ook voor gekozen om sommige elementen juist wél herkenbaar te laten, iets wat bijdraagt aan bovengenoemde gelaagdheid van het album. ’De akoestische harp en viool klonken bijvoorbeeld als een open boek en waren zó mooi in de context van de andere muzikale elementen dat ik ze niet of nauwelijks heb bewerkt.’
Infrasubs
Los van Coils ‘Time Machines’ en ‘The Third Helix’ streeft McDowall in zijn muziek naar een psychoactief, fysiek, hallucinerend effect zonder dat je daadwerkelijk drugs in hoeft te nemen. Daarbij wordt het hele hoorbare geluidsspectrum ingezet en indien mogelijk ook frequenties daarbuiten. ‘Ik houd met name van diepe frequentie-interferenties in het lage geluidsspectrum tussen vergelijkbare geluiden waardoor er andere tonen kunnen worden gegenereerd. Ik ben dol op wat dit met je hersenen doet: als mijn nekharen overeind komen te staan en ik er kippenvel van krijg, weet ik dat ik goed zit.’
Live maakt hij daarom vaak gebruik van luidsprekers die de lage frequenties aankunnen. ‘Subwoofers zijn belangrijk voor de live-ervaring, en soms zijn er in het ideale geval ook infrasubs die tonen onder de 20 hertz kunnen voortbrengen, tonen die je op je lichaam voelt en waarbij je dus goed moet oppassen dat je apparatuur niet van de tafel trilt. Dat zijn mijn favoriete shows om te doen: aangezien ieder gebouw weer anders is, weet je nooit welke frequenties zullen werken. Het leukst is als je opkijkt en je ziet dat iedereen door de lage tonen op de grond zit of ligt.’
De lage frequenties zijn echter niet zonder gevaren voor het publiek en daar wijst McDowall organisatoren dan ook op. Niet altijd wordt er naar hem geluisterd: ‘Sommige gebouwen kunnen die lage frequenties niet aan. We hebben weleens gehad dat er dingen van het plafond vielen, tussen lampen door die hingen te schudden en geluidsboxen die omvielen, terwijl ik had aangegeven dat ze door de subs mogelijk aan de wandel konden gaan. In de club Berghain in Berlijn zijn tijdens een optreden in het kader van het CTM Festival drie ruiten gebarsten. Organisator Jan Rohlf kwam na mijn optreden langs om het te melden. Ik bood mijn excuses aan, maar hij was er juist blij mee en vond het fantastisch. Uiteindelijk is de schade gelukkig via de verzekering vergoed.’
Muziek kan dus letterlijk dingen kapotmaken, maar ook helend werken. Dit laat de Schot niet alleen zien met zijn muziek en in het speciaal met ‘Agalma’, maar ook met zijn open, niet-snobistische houding ten opzichte van muziek. ‘Alle muziek kan therapeutisch werken. Een mooi drie minuten durend popnummer als ‘Reach Out’ van The Four Tops, waar je extatisch van gaat rondspringen, kun je zien als zeer krachtige psychoactieve therapie. Muziek kan zo uiteindelijk ook bijdragen aan een betere, gezondere wereld.’
Dit artikel verscheen eerder in GC #160.
Koop deze editie in onze webshop!Discografie
Agalma (Dais Records, 2020)The Third Helix (Dais Records, 2018)
Unnatural Channel (Dais Records, 2017)
Collapse (Dais Records, 2015)
Lees meer
Lees meer over Maria w Hornin GC # 148
Lees meer over Rabit in GC # 142
Reacties