Interview Craig Leon

Craig Leon, ooit de man achter de Ramones en Talking Heads, heeft op RVNG Intl veertig jaar na het eerste deel eindelijk Anthology of Interplanetary Folk Music Vol. 2 - traditie en toekomst in een, uitgebracht. Hoog tijd voor een gesprek.

De naam Craig Leon zal niet iedereen bekend in de oren klinken. Hij werkt aan een serie albums met kosmische volksmuziek, waarvan net het tweede deel verschenen is. Maar hij was ook de producer van toonaangevende New Yorkse bands. Een duik in ruimte en tijd, met wonderlijke vertakkingen en snijpunten.

Het was de titel die de nieuwsgierigheid wekte: ‘Anthology Of Interplanetary Folk Music Vol. 1’. Daarin lagen mondelinge traditie en sciencefiction bij elkaar in een bed. Het waren oorspronkelijk twee lp’s uit het begin van de jaren 1980. Op de hoes van de eerste, ‘Nommos’, stond een gestileerd cultusbeeld afgebeeld, een langgerekte knielende figuur met de armen ten hemel geheven. Op het gezicht een ondoorgrondelijke, bijna bovenmenselijke uitdrukking. Een heruitgave van beide platen verscheen vijf jaar geleden als dubbel-lp. Het bleek muziek die tegelijkertijd aards en buitenwerelds aandoet, gemaakt met synthesizers die nu gelden als muzikaal antiek: hypnotiserende nummers, zwevende tonen, ritmes die de ene keer op hol slaan en vervolgens lijken te stokken. Trancemuziek van volkse eenvoud, maar met klanken die heel goed vanuit de kosmos aan hadden kunnen komen waaien, op de schokgolven van een uiteenspattende supernova.

Amfibisch


En nu ligt daar ‘Anthology Of Interplanetary Folk Music Vol. 2: The Canon’. Tussen de twee delen ligt bijna veertig jaar. Craig Leon, de man die werkte met bands als The Ramones en Suicide, was blijkbaar afgeleid in de tussentijd. Deel 1 was ooit geïnspireerd op een tentoonstelling die Leon in New York bezocht: ‘Toen ik Vol. 1 maakte, had ik grote belangstelling voor de mythologie en de legendes van de Dogon, een stam in Mali, over de Nommos. Dat waren lange, amfibische wezens van een planeet buiten ons zonnestelsel, die de Dogon vertelden waar ze vandaan kwamen. Dit staat in een boek van de Franse antropoloog Marcel Griault, die de stam bezocht en bestudeerde. Hij besprak hun geloofssysteem met een van de stamoudsten. Hoe betrouwbaar die bron is, kan ik niet beoordelen. Het was ook niet mijn bedoeling om antropologie te beoefenen. Ik probeerde me voor te stellen hoe de muziek van de Nommos klonk, hoe die gevormd moest zijn door hun leefomstandigheden en hun gedachtewereld.’
‘Ik kwam daarop terecht door een tentoonstelling van kunstvoorwerpen van de Dogon in New York. Er waren beeldjes die het uiterlijk van de Nommos weergaven. Daaruit, en uit het feit dat ze onder water leefden, leidde ik af hoe ze geluid zouden waarnemen. De primitieve apparatuur waar ik toen over beschikte, kon ik inzetten om een klankwereld op te bouwen die sterk afweek van gangbare akoestische opnamen.Tegelijkertijd greep ik terug op de vroegste vormen van muziek uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Ik gebruikte een eigen pentatonische stemming en een vereenvoudigde versie van de Afrikaanse gelaagde ritmes. Wat je hoort, is de muziek in de eerste stadia van beïnvloeding door de Nommos. Het heeft niet zozeer te maken met de ideeën van Erich van Däniken die betoogde dat buitenaardse wezens ook werkelijk de aarde bezocht hebben. De Anthologie is eerder verwant met het werk van sciencefictionschrijver Philip K. Dick, die op basis van zijn observaties schreef over een mogelijke toekomst. En die daar op een aantal punten helaas gelijk in gekregen heeft.’

Synthesizerfolk


Een andere inspiratiebron was de compilatie die kunstenaar Harry Smith uit zijn immense verzameling 78-toerenplaten samenstelde voor het label Folkways, en die in 1952 als driedelige set verscheen onder de titel ‘Anthology Of American Folk Music’. Leon wilde een album uitbrengen op Takoma Records, het toenmalige label van gitarist John Fahey. ‘Het stond bekend als een folklabel,’ zegt hij. ‘Dat was het circuit waarin John opereerde. Hij was een groot liefhebber van de set van Harry Smith, maar zijn muzikale interesses waren veel breder. Ik stelde hem voor om een album met synthesizermuziek te maken, als tegenwicht voor het imago van Takoma als folklabel. Dat bracht ons op het idee om een anthologie van buitenaardse volksmuziek te maken. In vier delen, zoals oorspronkelijk ook de opzet van Harry Smith was. Deel 1A en 1B, ‘Nommos’ en ‘Visiting’, heb ik tegelijkertijd opgenomen. Nadat 1A bij John Fahey uitkwam, hield Takoma op te bestaan. 1B verscheen op een label dat ik oprichtte met Johns manager Denny Bruce. Daarna was het geld op, en moest ik de overige drie delen op de lange baan schuiven. Maar de plannen lagen er toen al, en uitgebreide aantekeningen van mijn ideeën over de muziek die erop moest komen te staan. Die aantekeningen heb ik zorgvuldig bewaard en heb ik anderhalf jaar geleden gebruikt om deel 2 op te nemen. Ik ben nu aan het werk met deel 3.’

Overlevering


Op ‘Anthology Of Interplanetary Folk Music Vol. 2: The Canon’ pakt Craig Leon de draad van deel 1 weer op. Op deel 2 zijn de ideeën die de Nommos ingebracht hebben geëvolueerd, zegt hij. ‘De serie is opgezet als een verhaal in vier delen, bovennatuurlijke fictie in muziek in de geest van VALIS, een trilogie waar Philip K. Dick aan werkte in de jaren voor zijn overlijden. ‘The Canon’ is geïnspireerd op het gelijknamige boek van William Stirling uit 1897. Stirling hoorde bij een groep schrijvers en kunstenaars die aan het einde van de negentiende eeuw hun vraagtekens zetten bij de ontwikkelingen van de Industriële Revolutie en de heersende moraal, en daarom andere geloofssystemen en levenswijzen gingen bestuderen. Stirling beschrijft in een eenheidstheorie een stelsel van formules die ten grondslag liggen aan alle oude kennis: het ontwerp van een piramide, de vorm van een kruik, het ploegen van een akker, en muzikale structuren. Het is een systeem dat van de ene cultuur op de andere overgedragen kan worden.’


‘Ik stel me voor dat er contact geweest is tussen de Dogon en het oude Egypte, en dat invloeden hun weg vonden naar Griekenland; vervolgens via Sicilië, waar veel Griekse filosofen en wetenschappers woonden, naar het Italiaanse vasteland, om van daaruit terecht te komen in onze denkwijzen. Het beginsel van overdracht van informatie en de veranderingen in de uitwerking ervan vormde de inspiratie voor deel 2. Daarin krijgt de overgeleverde muziek een nieuwe, complexere vorm. De oorspronkelijke eenvoud wordt onderdeel van de ritmes en de muziek van een latere periode, nadat mensen ze jarenlang hebben laten ontwikkelen en muteren. De buitenaardse muziek verandert in oeroude muziek van onze planeet. Terwijl ik op ‘Nommos’ geen elementen uit Afrikaanse muziek verwerkte, heb ik dat op ‘The Canon’ wel gedaan. De eerste nummers klinken fysiek en uitgelaten, maar gaandeweg keert de muziek steeds meer naar binnen.’

Muziek als een telegraafdraad, die steeds verder gaat en zich steeds verder vertakt.

Synthesizerduo


Als voorbeeld van overgedragen ideeën noemt Leon het Kosmische Ei, een oorspronkelijke vorm waaruit bij de schepping van de wereld twee tegengestelde principes ontstonden, man en vrouw. Dat is niet alleen onderdeel van de mythen van de Dogon, het duikt ook op bij de oude Grieken. Dat beeld is gebruikt in een animatie die gemaakt is bij de openingsnummer. ‘Dat verbaasde me. Ik had de maker niets verteld over mijn bronnen. Hij gaat bij alle nummers videoclips maken. Als ik zie wat hij nu gedaan heeft, ben ik benieuwd naar de rest. Er komt ook een liveactionfilm die op ‘Nommos’ en ‘The Canon’ geïnspireerd is. Het levert beelden op die ik wil gebruiken bij concerten met deze muziek. Ik wil de komende jaren optreden met dit repertoire, als een synthesizerduo met Cassell Webb, of uitgebreid met een klein ensemble en wat slagwerkers. Ik heb zelfs een partituur voor een orkest. Dus ook zo kan het uitgevoerd worden.’

Telegraafdraad


Ten slotte, hoe zou hij volksmuziek omschrijven? ‘Ik wil muziek eigenlijk niet in categorieën onderverdelen, het gaat uiteindelijk om niets anders dan jezelf uitdrukken in geluid. Maar ik wil wel onderscheid maken tussen aan de ene kant muziek die van tevoren gepland is en zo is uitgewerkt dat anderen die kunnen uitvoeren, en aan de andere kant muziek die op het oor overgedragen wordt en door elke volgende muzikant naar eigen inzicht en kunnen aangepast wordt, en op die manier steeds verandert. Rock is volksmuziek van de grote stad. De muziek waar ik in de jaren 1970 aan werkte, was de volksmuziek van New York. Blondie, Talking Heads, The Ramones, Suicide. Hiphop is eigentijdse blues, gemaakt met eigentijdse middelen. Iemand die afkomstig is uit de r&b kan in aanraking komen met Kraftwerk en evolueren tot Afrika Bambaataa. Blondie begon hiphop in hun muziek te gebruiken. Het is als een telegraafdraad, die steeds verder gaat en zich steeds verder vertakt.’


‘Voor mij is er geen andere scheidslijn. Ik groeide op in de moerasgebieden van Florida. Daar kreeg ik pianoles van een Duitse concertpianiste, die gestudeerd had bij Eugene d’Albert, een leerling van Liszt, die zelf nog bij Czerny gestudeerd had, op zijn beurt weer een leerling van Beethoven. Ik ben dus onderdeel van die traditie. Maar ’s avonds luisterde ik naar allerhande stations op de radio. Muziek uit Cuba, Haïti, Texas, maar ook uit de Deep South en vroege rock-’n-roll. Ook de muzikanten met wie ik werkte, zoals Tommy Ramone en de mensen van Talking Heads, keken buiten de grenzen van hun muziek. Ze hadden een kunstenaarsopleiding gedaan. Velvet Underground was een performancegroep. Voor Velvet Underground hield John Cale zich bezig met musique concrète en speelde hij met Tony Conrad in de Theatre Of Eternal Music van La Monte Young. Het is allemaal onderdeel van een groot en ondeelbaar geheel.’

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!