'Bijen zijn net sciencefictionrobots'
AnneMarie Maes is gefascineerd door bijen. Ze doet artistiek onderzoek naar slimme korven voor de ernstig bedreigde insectensoort. Wetenschap en kunst moeten niet als los van elkaar gezien worden, benadrukt ze. Inmiddels heeft ze een belangrijke stap gezet richting een bijenkorf die aansluit bij de behoeften van haar bewoners.
Op een gegeven moment besloten we alleen nog maar buiten te gaan werken,’ vertelt de Brusselse kunstenaar AnneMarie Maes (1955). ‘Samen met bevriende kunstenaars (het collectief OKNO, dat van 2004 tot 2015 bestond en waarvan Maes medeoprichter was, mb), kreeg ik de kans een openluchtlaboratorium in te richten op een dak. We waren al jaren bezig met kunst, technologie en ecologie en wilden met dezelfde gereedschappen en media blijven werken, maar dan buiten: weg van de white cube en black box. Ik zette er een bijenkorf neer en al snel raakte ik geïnteresseerd in deze beestjes.’
Bijen hebben een soort metaforische kwaliteit. Je kunt ze zien als een afspiegeling van een (menselijke) maatschappij, maar ook als een soort natuurlijke voorstelling van kunstmatige intelligentie: een perfect geprogrammeerd systeem. Net zoals kunst en wetenschap innig met elkaar verbonden zijn in Maes’ werk, geldt dat ook voor technologie en natuur.
Toevluchtsoord
Ruim tien jaar later is Maes’ interesse in bijen allerminst afgenomen. Ze werkt sinds 2015 aan een langdurig artistiek onderzoeksproject rond de ‘Intelligent Guerrilla Beehive’, een slimme bijenkorf.
‘Wanneer de koningin oud wordt en op het punt staat vervangen te worden door een jongere koningin, vertrekt ze, samen met ongeveer de helft van de kolonie. Die bijenzwerm moet een nieuw nest maken. In stedelijke gebieden is dat lastiger, omdat er bijvoorbeeld weinig holle bomen zijn. Met de ‘Intelligent Guerrilla Beehive’ wil ik een toevluchtsoord bieden voor deze stedelijke bijenzwermen. Deze korf is gemaakt van organische materialen die een thermoregulerende factor hebben. De smartmaterialen helpen de bijen in hun taak om hun habitat warm en geventileerd te houden. Daarin worden niet alleen hun gedrag en welzijn gemonitord, maar ook worden de temperatuur en luchtvochtigheid op constant niveau gehouden, wat goed is voor bijen. Dat scheelt hun veel werk waardoor ze hun uitgespaarde energie kunnen gebruiken voor andere zaken, zoals zich wapenen tegen natuurlijke vijanden, waaronder de varroamijt.’ Die parasiet is een groot gevaar voor de bijen, gezien de infecties die die overbrengt.
Hoewel er onder meer sensoren en een Raspberry Pi – een krachtige computer met het formaat van een creditcard – aanwezig zijn, voelt het niet helemaal goed om de bijenkorf als technologisch te omschrijven. De ‘Intelligent Guerrilla Beehive’ moet namelijk opgaan in de natuur.
In samenwerking met kunstenaars mogen wetenschappers een hoop dingen wél.
‘Voor technologie wordt de inspiratie vaak uit de natuur gehaald. Soms is het een kleine stap van natuur naar technologie. Als je bijen onder een microscoop bekijkt, zijn dat net sciencefictionrobots. Hun hele lichaam zit onder de haren die als sensoren werken voor allerlei taken. De vorm van de ‘Intelligent Guerrilla Beehive’ is geïnspireerd op één pollengraantje (de microscopische deeltjes waarvan pollen zijn gemaakt, mb) van een wilde aardbei, de Fragaria vesca. Die vorm lijkt een beetje op een rugzak, want het ‘Guerrilla’-aspect slaat op mobiliteit: het feit dat ik de bijenkorf kan plaatsen daar waar de bijen die het liefst hebben. Daar heb ik ook onderzoek naar gedaan.’
Bacterieën
Maes doet daarnaast onderzoek naar biosensoren en -materialen op basis van bacteriën, in samenhang met de ‘Intelligent Guerrilla Beehive’. ‘Ik werk veel met microscopen omdat het microniveau, het bijna onzichtbare, me heel erg boeit. Net als bijen hebben bacteriën een eigen manier van communiceren, een eigen soort taal. Ze hebben bij veel mensen een slechte naam, terwijl ze goed ingezet kunnen worden om natuurlijke materialen te maken. Ik vind het belangrijk dat de ‘Intelligent Guerrilla Beehive’ biologisch kan worden afgebroken wanneer de bijen daaruit zouden vertrekken. Daar is bacterieel leer een uitkomst voor. Een andere familie van bacteriën, die leeft op de buitenschil van de korf, verandert bovendien van kleur wanneer een bepaalde vervuilingsgrens in de lucht overschreden wordt. Ze tatoeëren de korf als het ware, en visualiseren zo de vervuiling in de omgeving waar de bijen hun voedsel moeten halen. Zo kun je een natuurlijke sensor maken.’
Alle stappen voor het werken met bacteriën zijn uitgevoerd in laboratoria, in nauwe samenwerking tussen Maes en wetenschappers. Voor de ‘Intelligent Guerilla Beehive’ werkte ze met de Vrije Universiteit Brussel, het EU-researchcentrum JRC (Ispra, Italië), Open BioLab, Fablab/Fabtextiles en Universitat Pompeu Fabra (alle drie in Barcelona).
Zelf noemt ze haar werk dan ook kunst/wetenschap (ook bekend als artscience): een creatieve manier van onderzoeken. ‘Alles wat ik nu vertel, komt voort uit onderzoek dat ik heb uitgevoerd met biologen, ingenieurs, computerwetenschappers en experts op gebied van kunstmatige intelligentie. Als kunstenaar heb je meer ruimte voor creatieve benaderingen en kun je dingen doen die een wetenschapper niet mag. Er is op wetenschappelijk vlak zeker wat in te brengen tegen het DIY-materiaal, zoals de sensoren die ik gebruik, die niet gekalibreerd zijn. Een onderzoeker zal zeggen dat de resultaten pas tellen als je een paar keer hetzelfde uitvoert en ze steeds hetzelfde zijn. Maar daar gaat het mij niet om. Het gaat om het onderzoeken van een dynamisch geheel en hoe de onderlinge verhoudingen daarin zijn. Ik verdenk de wetenschappers er soms wel van dat ze het eigenlijk best leuk vinden om met een kunstenaar samen te werken, omdat ze dan een hoop dingen wél mogen die anders niet door de wetenschappelijke beugel kunnen.’
Speculatief
De term ‘speculatief design’ valt op een gegeven moment: ontwerpen die (nog) niet gerealiseerd zullen of kunnen worden. De uiteindelijke productionele ‘Intelligent Guerrilla Beehive’ laat namelijk nog op zich wachten.
‘Na veel onderzoek en ontwikkeling moet de grote stap genomen worden: alles samenbrengen in een functionerende omgeving. Dat kost natuurlijk veel tijd en energie. Bovendien is bacterieel leer nog niet waterdicht. Daar werken veel wetenschappers aan, gesteund door de mode-industrie, want als dat lukt, zou je er ook jassen en schoenen van kunnen maken. Als ik de ‘Intelligent Guerrilla Beehive’ nu buiten zou zetten, zou die na een dag regen al aangetast zijn. Dat is natuurlijk wel erg snel.’
Maar het gaat Maes er niet om een productionele lijn op te zetten van volledig functionerende, slimme bijenkorven. Ze is kunstenaar, benadrukt ze, geen productontwerper: ‘Het gaat mij om de artistiek-wetenschappelijke kant van de zaak. Ik wil door het tentoonstellen van mijn speculatieve projecten het publiek in contact brengen met ‘hoe het anders kan’, met nieuwe mogelijkheden, materialen en benaderingen. In juli zit ik in een expositie in Riga, ‘Un/Green: Natural Artificial Intelligences’. Die gaat over zwermen en artificiële intelligentie. Ik laat er een prototype van de ‘Intelligent Guerrilla Beehive’ zien, net als verschillende stappen van het onderzoek naar het maken van en werken met bacterieel leer. Ik heb een 3D-geprint skelet gemaakt van de vorm van de korf. Dat is bevestigd aan een spies die langzaam rond zijn as draait en het skelet onderdompelt in het groeimedium. Tijdens de duurtijd van de expositie groeien de bacteriën er dan langzaam een huid omheen. Grow your beehive from scratch!’
Maanlander
Hoewel het onderzoek naar die waterdichtheid waarschijnlijk nog jaren zal duren, heeft Maes inmiddels een belangrijke stap genomen in haar artistiek onderzoek: het ‘ElbBienen’-project dat zeker tot eind juli 2020 geëxposeerd wordt in Hamburg. Net als de ‘Intelligent Guerrilla Beehive’ is de ‘ElbBienen’ (Duits voor ‘Elbe-bijen’) een bijenkorf en een toevluchtsoord voor een kolonie, uitgerust met sensoren. De vorm is identiek, maar deze korf is gemaakt van hout, wat ook een natuurlijk materiaal is.
‘Het object lijkt ook wel op een maanlander of een groot insect uit een jaren-1970-sciencefictionfilm. In het hout aan de buitenkant heb ik een patroon uitgefreesd van ongeveer één centimeter diep, geïnspireerd op het patroon van een koraal. Ik hoop dat daarin, over verloop van tijd, korstmossen zullen groeien. Die hebben geen wortels, maar voeden zich met allerlei kleine deeltjes die in de lucht zweven. Daarom kan korstmos in een laboratorium onderzocht worden om vervuiling vast te stellen, al is dat minder direct dan de verkleuring van het bacteriële leer. Ik ben zeer blij met het ‘ElbBienen’-project omdat ik hiermee voor het eerst een functionerende korf heb gemaakt die aansluit bij de behoeften van de bijen. Er heeft inmiddels een zwerm haar nest in gemaakt.’
Er staat niet alleen een ‘ElbBienen’ aan de waterkant van de Elbe in Hamburg, maar er staat ook een identieke maanlander in de daktuin van Maes’ studio in Brussel. Beide zijn uitgerust met camera’s en sensoren, en alle informatie wordt gesynchroniseerd via het internet. Die data gebruikt de kunstenaar om de bijen van dichtbij te monitoren en de koloniën te vergelijken; haar ‘artistieke’ data hebben absoluut geen wetenschappelijke pretentie, benadrukt Maes.
Publiekssmaak
Het snijvlak tussen kunst en wetenschap heeft de laatste jaren een opmars gemaakt, net als kunstenaars en ontwerpers die met levende materialen werken. Je kunt het kunst/wetenschap noemen, of bioart of -design; zeker met die laatste twee termen identificeren jonge makers zich vaak.
Maes zegt lachend: ‘Er is geen leeftijdsgrens om als kunstenaar te werken in een bepaalde discipline. Voor bioart is dat niet anders dan voor beeldhouwen of installaties maken. Maar je voelt dat er nu binnen de kunsten steeds meer aandacht gaat naar samenwerkingen tussen kunstenaars en wetenschappers. Er ontstaan binnen en buiten België kansen. Recent heb ik bijvoorbeeld twee beurzen toegekend gekregen om samen te werken met laboratoria in Brussel en Amsterdam.’
De toegenomen aandacht voor kunst/wetenschap en bioart is volgens Maes een opmerkelijke ontwikkeling binnen een veel breder geheel. ‘De afgelopen tien jaar heeft er een grote verandering plaatsgevonden in de publiekssmaak. Bezoekers vragen me bijvoorbeeld naar de bacteriën waar ik mee werk; iets waar ze eigenlijk niets over weten, maar wel heel geïnteresseerd in zijn. Je ziet dat steeds meer mensen terug willen naar een natuurlijkere situatie. Er is de laatste jaren niet alleen meer aandacht gekomen voor het milieu, maar de nadruk is ook verschoven van het individu naar gemeenschappen, en de wil om tegelijkertijd zelf en samen dingen te doen. Denk bijvoorbeeld aan volkstuintjes, repaircafés, fablabs. Over de gehele bevolking genomen is het misschien een relatief klein groepje mensen dat zich daarmee bezighoudt, maar dat groepje begint wel uit te dijen. Deze mensen willen het geheel zien in plaats van afzonderlijke delen. Een van die gevolgen is dat ze kunst en wetenschap niet meer van elkaar gescheiden houden.’
Visionair
Op Maes’ site staat een opmerkelijke foto van ‘ElbBienen’ waarop een maquette van de korf staat naast een boek over Joseph Beuys. Maes’ eigen praktijk vertoont een aantal opmerkelijke overeenkomsten met die van de Duitse kunstenaar.
‘Hij werkte bijvoorbeeld ook met bijen, en had een grote interesse in transformaties en gemeenschapsvorming. ‘ElbBienen’ maakt deel uit van het Hamburgse programma Art In Public Space. Beuys was de eerste die voor een project in de Hamburgse publieke ruimte was gevraagd, begin jaren 1980. Hij wilde een stuk land dat vervuild was door de havenactiviteiten beplanten en zo leefbaar maken. Zulke initiatieven zie je tegenwoordig regelmatig, maar hij was daar toen al mee bezig. Visionair is een groot woord, maar sommige kunstenaars lopen zeker voorop. Ze kunnen met hun werk bepaalde problemen onder de aandacht brengen. Kunst/wetenschap is de ideale discipline om biotechnologische ontwikkelingen te introduceren bij het grote publiek.’
Reacties