In Memoriam: Jóhann Jóhannsson


Als muzikant en luisteraar bewonderde Coen Polack steeds de creativiteit waarmee componist Jóhann Jóhannsson (1969-2018) de balans wist te vinden tussen mens en machine in zijn werk: de zoektocht ernaar en de oplossingen die hij steeds vond.



“Ik haat en bemin. Waarom doe ik dat, vraag je wellicht. Ik weet het niet. Maar ik voel dat het gebeurt en het verscheurt me.”

Met deze woorden, gezongen in het Latijn, geleend van de dichter Catullus, kwam in 2002 het debuutalbum ‘Englabörn’ van de deze week overleden componist Jóhann Jóhannsson de huiskamer binnen dwarrelen. Gedragen op een bed van gloedvolle strijkers, piano, orgel en subtiele elektronica zouden deze dichtregels in de meeste omstandigheden wel een snaar raken bij de achteloze luisteraar. Echter: de zangstem was die van een computer. Een robotische countertenor die zich zware vragen stelt over turbulente gevoelens in zijn ziel. Dat maakte dat ‘Englabörn’ me binnen enkele seconden naar de keel greep.

Dit spanningsveld tussen mens en machine vind ik een interessante rode draad in het werk van Jóhannsson. Het keerde terug in stukken over zijn vader’s liefde voor de eerste computer in IJsland, in een symfonie over mijnwerkers – de mens ín de machine – en een groot multimediaal werk over Fordlandia, de utopische rubberplantage die Henry Ford probeerde te stichten in de Braziliaanse jungle.

Jóhannsson ging in de loop van de jaren steeds vaker muziek voor films componeren. Ook daarin behaalde hij zijn grootste succes met de muziek voor een biopic over de tot nu toe meest geslaagde versmelting van mens en technologie. Hoewel ik zeker weet dat er nu lezers zijn die aan ‘Robocop’ denken, doel ik op de film ‘The Theory of Everything’ over het leven van de wiskundige Stephen Hawking die inmiddels al decennia in leven gehouden wordt door hightech medische apparatuur.

**

Mens en machine beheersen ook het geluid van de muziek van Jóhannsson. De lyrische computerstem van ‘Englabörn’ keerde een paar jaar later terug tegen het einde van ‘IBM 1401, A User’s Manual’. Temidden van strijkensembles, orgels en piano’s is er in de muziek van Jóhannsson altijd elektronica aanwezig. Soms spaarzaam en subtiel zoals op ‘Orphée’ uit 2016, maar soms kon zijn muziek klinken als een roestige Transformer met een pokkehumeur, zoals in de muziek die hij schreef voor de film ‘Sicario’.

Voor mij, als luisteraar en ook als muzikant, is die balans in het werk van Jóhannsson eindeloos fascinerend. De zoektocht ernaar en de oplossingen die steeds gevonden worden. Het heeft iets verslavends, wat ik wel bij het werk van meer artiesten voel: de nieuwsgierigheid naar de creativiteit van iemand wiens stijl en artistieke keuzes je inmiddels goed kent. Zo kom je aan een platenkast met daarin zeventig Coltrane LP’s, en ruim honderd soundtracks van Ennio Morricone.

De creativiteit van Jóhannsson en zijn elektronisch vernuft zorgden er hoe dan ook voor dat er eigenlijk geen meer geschikte kandidaat te bedenken was om twee jaar geleden de klus op te pakken om de tweede Blade Runner-film van muziek te voorzien. In de originele film van Ridley Scott uit 1982 worden allerlei vragen over menselijkheid en kunstmatige intelligentie opgeworpen en ook in het eind vorig jaar verschenen vervolg ‘Blade Runner’ 2049 van Denis Villeneuve is dat het centrale thema.

Het leek een klus die op hém lag te wachten. Eén die de bekroning op de carrière van Jóhannsson zou worden. Maar zijn muziek heeft de film nooit gehaald. In de loop van 2017 werd duidelijk dat Hans Zimmer en Benjamin Wallfisch kwamen assisteren en uiteindelijk zijn het alleen die twee die de filmmuziek hebben gemaakt.
Over wat er precies is gebeurd bij het maken van de film, is tot nu toe slechts mondjesmaat gesproken. Jóhannsson zelf heeft er tot aan zijn dood niks over gezegd omdat hij dat volgens de gesloten contracten niet mocht. Regisseur Villeneuve heeft in een interview laten weten dat hij goed gewerkt heeft met Jóhannsson, maar dat hij ‘iets zocht dat dichter bij Vangelis lag’. Het was de vierde film die Villeneuve en Jóhannsson samen zouden maken, dus dat verhaal moet vooral als productiediplomatie gezien worden. Aannemelijker is dat Jóhannssons muziek de filmproducenten wat te intens of te eigenzinnig werd, waarna een veiligere keuze gemaakt is voor Zimmer en Wallfisch.

**

De tragiek van een veel te vroeg overleden componist ontgaat me natuurlijk niet, maar als luisteraar op afstand, zonder verdere persoonlijke band, intrigeert een verloren werk of een stuk muziek dat om mysterieuze redenen ongehoord blijft me enorm. Het idee van een Jóhannsson-soundtrack bij een Blade Runner-film is zo spannend dat het een schande zou zijn als we het nooit te horen zouden krijgen. En Jóhannsson hééft muziek opgenomen voor ‘Blade Runner 2049’. Ook heeft hij een hoop muziek gemaakt voor de vorig jaar verschenen film ‘Mother!’ Van Darren Aronofsky. Met die regisseur kwam hij overeen dat het weglaten van de muziek de film bij nader inzien krachtiger maakte. Ook dat werk blijft voorlopig in een lade liggen.

Gelukkig is er nog ander nieuw werk van Jóhannsson in aantocht. Deze maand verscheen zijn muziek voor de biopic over de tragische solozeiler Donald Crowhurst ‘The Mercy’, na ‘The Theory of Everything’ de tweede film van James Marsh waarvoor hij de muziek schreef. Hij heeft ook muziek afgerond voor ‘Mandy’, de nieuwe film van Panos Cosmatos die eerder het bizarre cultwerk ‘Beyond the Black Rainbow’ afleverde. En tenslotte schijnt er wat filmwerk betreft muziek klaar te zijn voor de bijbelse film ‘Mary Magdalene’ van Garth Davis.

Om het verhaal op een wrange manier rond te maken, heeft Deutsche Grammophon – het sjieke klassieke label dat sinds een paar jaar Jóhannssons muziek uitgeeft – voor eind maart een heruitgave van ‘Englabörn’ aangekondigd. Een met remixen en variaties uitgebreide versie van de plaat waarmee het voor Jóhannsson allemaal begon.

Coen Polack


Reacties