Imagine: 26th Amsterdam Fantastic Film Festival – 15 april 2010

imagine Tot en met 24 april vindt de 26ste editie van het Amsterdam Fantastic Film Festival plaats, dat sinds vorig jaar doorgaat onder de naam Imagine (waarom ook alweer een andere naam?). Na eerder te zijn verjaagd uit het inmiddels gesloopte Bellevue Cinerama, en vervolgens te zijn verbannen naar een vinexlokatie in een zijvleugel van Tuchinski, heeft het festival dit jaar gelukkig onderdak gevonden in theater Kriterion, dat tien dagen lang in zijn geheel in dienst zal staan van horror, fantasy, anime en wat dies meer zij. De komende dagen zal ik proberen een flinke greep uit de ongeveer vijftig films op het programma, te  zien. Beslissen wat wel en wat niet te zien is ieder jaar opnieuw een opgave, niet in de laatste plaats omdat volgens de tweeregelige aanbevelingen in het programma alles de moeite waard is. We zullen zien.

First up: No Smoking, een Indiase variatie op het Stephen King-verhaal waarin mensen van hun rookverslaving worden afgeholpen onder dreiging van afgehakte vingers en mishandelde familieleden. Narcistische rich boy K steekt zes pakjes bij zich als hij naar z’n werk gaat, en vertelt bejaarden dat ze maar gaan lopen als ze last hebben van zijn gerook in de lift. Hij is meteen sympathiek. Pas wanneer zijn vrouw hem heeft verlaten en alleen bij hem terug wil komen als hij stopt met roken, onderwerpt hij zich met grote tegenzin aan de praktijken van The Laboratory. In een gangenstelsel dat er uitziet alsof het onder de set van een film van Jeunet is uitgegraven, worden aan K de regels uitgelegd: niet roken, or else. Niet waar hij zin in heeft; eerder heeft hij zijn eigen spiegelbeeld verteld “no one tells me what to do”, en zeker geen mallotige bhagwan. Dat wordt natuurlijk niets, want zelfs in de meest afgelegen woestijn blijkt er nog wel een putdeksel van waaronder iemand toekijkt. Het Lab is net zo aanwezig als de constante zin in een peuk, en de film gaat uiteindelijk meer over K’s vrije wil dan over tabak. Stress en paranoia regeren K’s leven, en hoewel een beetje aan de lange kant, houden veel hilarische terzijdes en de soms neurotische montage de nachtmerrie lekker gaande. Onvermijdelijk wordt Bollywood genoemd in het programma, maar daar heeft No Smoking niets mee van doen (een handvol liedjes daargelaten): geen melodrama, geen held, geen ingewikkelde liefdesverwikkelingen, en wel bizar. Het begrip “gaskamer” krijgt een hele nieuwe invulling hier (Hitler is sowieso al niet ver weg; een arts heeft een van zijn toespraken als ringtone, en de bhagwan die The Laboratory runt heeft trots een foto van hemzelf en Adolf aan de muur hangen), niet iets wat iedereen aan zou durven, maar ja, verslaafd zijn is nou eenmaal serious like cancer. Is het misschien moralistisch bedoeld allemaal? Op sommige momenten lijkt dat wel zo, zoals tegen het einde, wanneer K’s ziel door het afvoerputje van zijn droombad deze wereld heeft verlaten, en hij vanuit een death factory aan gene zijde tegen de lege huls van zijn eigen lichaam aankijkt. Ook dacht ik in de leader een anti-kanker fonds als sponsor te ontwaren (en er zijn weinig landen waar zoveel mensen roken als India), maar de zeurderige moraalriddertoon ontbreekt volledig. En wanneer een film begint met de slogan “Every day 1000 people quit smoking – by dying” dan is dat op een festival als dit eerder een aanbeveling dan een reden om te stoppen. Vuurtje?

De formule is beproefd: stop een handvol mensen in een kamer en vertel dat ze iets moeten doen om er weer uit te komen, maar vooral niet wat. Goed te doen op een bescheiden budget – weinig set en extra’s – maar er is niks om de aandacht af te leiden als het niet blijkt te werken. Zoals bij Exam: acht ambitieuzen moeten als laatste test in een sollicitatieprocedure voor een megacorp een niet-gestelde vraag beantwoorden om te worden aangenomen. De eerste minuten toont de acht in extreme close-up, eigenlijk is het enige wat je ziet kleine onverklaarde wonden en imperfecties. Het voelt claustrofobisch, maar als de test eenmaal is begonnen verdwijnt dat gevoel. Er voor in de plaats komen acht typetjes die proberen te bedenken wat De Vraag eigenlijk is, maar vooral bezig zijn elkaar af te zeiken en dwars te zitten. Hoewel de klok genadeloos doortikt blijft echte stress uit en het oplossend vermogen van het stel blijkt bedroevend laag voor beoogde private assistants van een CEO. Er vallen wat klappen, maar het wil op geen enkel moment echt spannend worden. Om er een einde aan te breien wordt er nog wat melodrama naar binnen gebracht, maar tegen die tijd ben ik al blij dat de klok eindelijk op 00:00 staat.

Op een festival als dit regent het natuurlijk genrefilms, wat enerzijds kan leiden tot films die inventief met de conventies omspringen, en anderzijds tot films die gewoon doen wat er verwacht wordt. En er is niks mis met die laatste categorie, want we willen ook graag degelijk vermaakt worden, maar dat bereik je niet door alle gebruikelijke ingrediënten in de pan te gooien en er van uit te gaan dat het dan wel goed komt. Wat een beetje het probleem is met Macabre. Men neme zes vrienden – waarvan één hoogzwanger – wacht tot de zon onder is, introduceert een lifter (onbeholpen meisje met dopey ogen wiens voeten een beetje naar binnen staan), die in een alleenstaand huis vol dierenschedels blijkt te wonen, samen met haar mo-no-toon-pra-ten-de-moe-der (die maar niet dood wil), engelachtige zoon in een té wit overhemd (die ook niet echt dood wil) en een enge vent met een bril en een slagershobby. Geen van de dialogen bestaat uit veel meer dan tien woorden, want daar zijn we hier niet voor. Wel voor wat tools of the trade – messen, zwaard, kettingzaag, kruisboog, sikkel (wat, geen bijl!?) – en een royale hoeveelheid bloed. Stop er op tweederde een handvol dommige politieagenten bij, wat veelzeggende oude foto’s als rechtvaardiging en zorg dat één iemand (een meisje, uiteraard) het redt tot de zon weer op komt. Mét de inmiddels geboren baby, maar dat had u al geraden. Alle elementen aanwezig, maar eng wil het echt niet worden. Oh ja, het huis staat deze keer op Java. Dat dan weer wel.

Nog een groot voordeel van de huidige lokatie: Kriterion heeft een eigen café, zodat je linea recta uit de zaal aan het bier kan. Op bloed alleen kan een mens niet draaien.

tekst:
Maarten Schermer
beeld:
imagine
geplaatst:
vr 16 apr 2010

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!