Hear The Lion’s Roar

‘Hear The Lion’s Roar’ is inmiddels het achttiende album dat Jad Fair maakt met Half Japanese, waarin behalve zijn broer David Fair (die er nu even niet bij is) voortdurend andere muzikanten mee vorm geven aan zijn zogenaamde outsider rock. Niet dat Fair het bij deze band houdt. Sinds het prille begin van zijn muzikale carrière (halfweg de jaren 1970!) speelt hij solo of bij andere bands. Voor zijn eigen albums ontwerpt hij steevast zelf de hoezen. Dat mag hij ook regelmatig doen voor de artiesten waar hij in andere incarnaties mee samen werkt. Dat gaat van een mede-outsider als Daniel Johnston over Teenage Fanclub tot Yo La Tengo, Moe Tucker en Kramer. Inderdaad, allemaal artiesten die ook wel eens buiten de lijntjes durven kleuren en altijd hun eigen zin doen. Van zodra de plaat opent, is de ietwat naïeve lo-fistijl van Fair herkenbaar. Zijn stem zal allicht velen in de gordijnen jagen, want die is prominent aanwezig en lijkt soms meer op debiterend neuzelen dan iets wat op zingen lijkt. De liedjes zijn echter zoals gewoonlijk ijzersterk, simpel en effectief. Ze zijn altijd ietwat surrealistisch en zijn, zoals de laatste jaren met Fair het geval is, iets toegankelijker geworden. Het experimenteren met andere toonaarden en ritmes die net niet juist klinken, alsof ze er voortdurend naast zitten, al was dat de bedoeling, blijft wat achterwege. Daardoor klinkt de plaat iets vlotter en tegelijk heeft ze ook meer impact. Waar Fair nogal eens durfde de boel te versjteren, loopt het nu als een gestroomlijnde trein. Na vier decennia is Fair, die in de jaren 1990 als boegbeeld van de lo-fibeweging werd beschouwd, nog niets aan kracht en effectiviteit ingeboet.

tekst:
Patrick Bruneel
beeld:
Half_Japanese_Hear_The_Lions_Roa
geplaatst:
do 10 jan 2019

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!