Genregrenzen vervagen tijdens Zeitgeist

Gitaarmuziek heeft vandaag de dag nog wél wat interessants te bieden, zo betoogt het Nijmeegse Zeitgeist-festival afgelopen 3 december.

Bovenaan de line-up stonden Black Country, New Road en Squid, beide namen die in de laatste jaren veel naamsbekendheid vergaard hebben. Daarnaast werd de lijst aangevuld met aanstormend talent als Tramhaus, O. en Heartworms. Als criticus ga je ondanks zulke namen met enige scepsis zo’n avond tegemoet. Want slaagt zo’n festival(dag) er dan in de crème de la crème bij elkaar te brengen en hun zelfopgelegde missie te volbrengen? Het antwoord is meerledig.

Eigen bodem

Voor de fanatiekelingen die alles uit de avond willen halen is het stiekem toch een best taaie opgave; van half 7 tot half 1 volgen de zeven acts verspreid over twee zalen elkaar in rap tempo op. Het startschot werd ingeluid door de dromerige, reverb-y singer-songwritermuziek van Hollands eigen Eerie Wanda. Het is een aangenaam begin van de avond. De nummers waarop Marina Tadic alleen zingt en op haar galmende gitaar speelt, zouden niet misstaan als gastoptreden in The Bang Bang Bar uit Twin Peaks, en wanneer Tadic vergezeld wordt door synthesizers en een drummachine, ontstaat een veelzijdiger stilistisch palet. Van dromerige folk switcht het optreden naar psychedelische pop, waar soms zelfs een snufje van een hiphopbeat in te herkennen was.

De Nederlandse tweetrapsraket waar het festival mee begon, werd vervolgens in de grote zaal vervolledigd door Tramhaus, de postpunkband uit Rotterdam die dit jaar hard aan hun livereputatie heeft getimmerd. In afwachting van de band werden in het publiek onderling veelvuldig andere festivaloptredens van Tramhaus besproken, en toen de band eenmaal begon, duurde het niet lang om te zien waar hun livereputatie op gestoeld is: zanger Lukas Jansen sprintte en sprong over het podium, en leek zijn uitstraling op het podium met name te modelleren naar figuren als Iggy Pop en Jim Morrison. De postpunk van de band heeft een noisy randje en deed regelmatig denken aan een band als Shame. Jansen brult vaak op bijna metal-achtige wijze zijn teksten en eigenzinnig is ook de energie die de muziek uitstraalt. Die energie werd gulzig door het publiek omarmd, en de moshpit werd ieder nummer groter. Toch bleef ik met het idee achter dat de band nog op zoek is naar een geluid dat helemaal eigen is. Het optreden voelde soms meer als een afspeellijst van verschillende invloeden – het ene moment Pixies, dan weer The Stooges – dan het eenduidige geluid van één band. Ook waren de teksten soms wel erg simpel en repetitief. Toch is door de aanstekelijke energie de band een mooie toevoeging aan de line-up.

De nieuwe garde

De kleine zaal – waar Eerie Wanda ook speelde – bood gedurende de avond ruimte aan kleine bands die pas een eerste blip op de radar hebben vertoond. Het jazzduo O., bestaand uit Joe Henwood en Tash Keary, heeft bijvoorbeeld nog maar één single op hun naam staan (op het label Speedy Wunderground), maar zijn desondanks al druk aan het touren. De band vindt hun vertrekpunt in jazz, maar is te genrevrij om enkel als zodanig te bestempelen. Voorzien van een hele rits aan effectpedalen, brengt Henwood over de indrukwekkende jazzy en soms hiphopachtige drums van Keary intense, bedwelmende en soms zelfs verpulverende geluiden voort. Het geheel is psychedelisch, freejazz, noise, en vormt een direct herkenbaar en eigen geluid. De muziek is bezwerend, en maakt het wanneer het tweetal in een goede flow terechtkomt onweerstaanbaar je over te geven aan de muziek. Het hoogtepunt van de avond. Het heeft haast iets ongemakkelijks om dat over een gitaarloze band te zeggen op een festival dat gitaarmuziek anno nu op een voetstuk wil plaatsen.

Heartworms, net als O. afkomstig uit Londen, was qua timing en stijl de juiste band op het juiste tijdstip. De band speelde later op de avond, en de dystopische postpunk leende zich uitstekend om een paar bescheiden dansmoves uit de kast te halen. Alleen al qua presentatie is Heartworms opvallend, zo treedt frontvrouw Jojo Orme op in een militair uniform. De muziek die daarmee gepaard ging bestond uit strakke ritmische postpunk met de nadruk op basgitaar en synthesizers. Door de felle monochrome verlichting in onder meer groen, rood of paars, die vooral vanaf de zijkanten het podium opgeschenen werd, had de podiumpresentatie iets weg van de set van een campy scifi-serie over een alternatieve geschiedenis. Het geheel was gothic en met vlagen sexy, en zoals gezegd op veel momenten uiterst dansbaar. Met nog maar een paar uitgebrachte nummers op hun naam was dit het eerste optreden van de band op het vaste land van Europa.

De grote namen

De officieuze headliners van het festival waren natuurlijk de twee bekendste namen van de line-up: Black Country, New Road en Squid. Die eerste had wat te bewijzen: na het vertrek van voormalig frontman Isaac Woods heeft er een duidelijke shift in de band plaatsgevonden. Tijdens het optreden werd er – op de uitsluitend nieuwe nummers die zijn geschreven na vertrek van Woods – afwisselend gezongen door Tyler Hyde (bassist), May Kershaw (keyboard en accordeon) en Lewis Evans (saxofoon en dwarsfluit), wat een nieuwe dynamiek in hun optredens teweegbrengt. Iedere zanger(es) drukt een eigen stilistische stempel op het nummer dat hij/zij zingt, al blijft het grotendeels in lijn met de mix tussen post-rock en artpop van hun tweede album.

De nummers van Tyler Hyde en vooral May Kershaw waren meestal de betere. Hydes stem en teksten bevatten een fragiliteit die meeslepend is om naar te luisteren (al was ze op momenten dat ze zacht zong niet altijd even goed te horen), maar het hoogtepunt van het optreden was ‘Turbines/Pigs’ gezongen door Kershaw. Het nummer begon als pianoballad waar Kershaw een neerslachtig zelfbeeld ten tonele voerde – ‘Don’t waste your pearls on me, I’m only a pig’ – om gaandeweg steeds meer aangevuld te worden door de volle en opzwepende instrumentatie van de rest van de band. Het nummer culmineert in een muzikale climax die niet onderdeed aan de beste nummers van de eerste twee albums van de band, maar dan net iets minder manisch.

Door de wisselende rollen van de bandleden voelt het soms minder alsof je naar een band aan het kijken bent, en meer naar een muziekcollectief. Dat pakt bij het ene nummer beter uit dan bij het andere. Openingsnummer ‘Up Song’ voelt iets te cliché en de impact van nummers als ‘Laughing Song’ en ‘The Wrong Trousers’ blijven uit. ‘Er werd geen muziek, maar kunst gemaakt,’ werd er in afwachting van het daaropvolgende optreden gezegd, met als antwoord daarop: ‘ja, en het vervelende daaraan was dat ze dat op het podium zelf ook heel erg vonden.’ De meningen waren dus verdeeld, maar de band liet zien nog steeds veel potentie in zich te dragen.

Grote afsluiter van de avond was Squid, die in aanloop naar hun (nog onaangekondigde) tweede album steeds meer elektronica-elementen in hun muziek zijn gaan verwerken. Het optreden begon met een (relatief) langdurig ambientstuk. Op het eerste nieuwe nummer dat daarop volgt, lijkt Squid de kant van een band als Radiohead op te gaan, maar met meer postpunk- en mathrock-invloeden. Drummer en zanger Ollie Judge zingt vaker zuiver, en net wat minder op de schreeuwerige wijze die hun bekendste nummers kenmerken. Ook de rest van het optreden weefde de band met elektronische/ambient interludes het geheel aan elkaar, en bleef de muziek zo continu in de lucht hangen. De band is niet bang hun muziek een vormloze kant op te laten gaan, om vervolgens naadloos weer terug in de strakke structuren van hun nummers te springen.

Het eerste deel van het optreden werd gedomineerd door nieuw materiaal, maar wanneer de nummers van hun debuutalbum ‘Bright Green Field’ voorbij beginnen te komen begint het publiek ook steeds energieker op en neer te springen en mee te zingen. Crowdsurfers zweefden in steeds grotere aantallen door de zaal. Met de laatste nummers ‘Peel St.’, ‘Documentary Filmmaker’ en ‘Narrator’ wikkelt de band de zaal volledig om hun vingers, daarmee krijgen ze haast een kwart van het publiek in een grote volle zaal aan het springen.

Voorbij de hokjes

Toch begon er na een volle avond aan optredens richting het einde een zekere listening fatigue opspelen. Een moment rust ergens tussendoor was fijn geweest. Dat doet echter niet af aan de kwaliteit van de meeste optredens. Die waren bijna allemaal op hun eigen manier interessant, intrigerend en eigenzinnig. De muziek was zelden duidelijk in een eenduidig hokje te plaatsen – al voelde Iguana Death Cult, vervanger van de interessantere Canadese postpunkgroep Unschooling die onverwachts moesten afzeggen, wel als een minder interessante toevoeging. Ondanks dat je wel kan zeggen dat postpunk hoofdmoot voerde, was het een avond waarop genregrenzen steeds verder vervaagden, wat natuurlijk in bredere zin een muzikale trend is. Op de avond reikte het van de barokke pop en post-rock van BC,NR naar de progressieve elektronica en postpunk van Squid en de vormloze (maar oh zo goede) samenkomst van stijlen bij O.. Misschien is dat eigenlijk wel de belangrijkste boodschap van de avond: kijk voorbij labels als ‘rock’, ‘postpunk’ en ‘gitaarmuziek’.

Gezien: Zeitgeist Festival – Doornroosje, Nijmegen – 3 december 2022

Meer foto’s kun je hier bekijken.

tekst:
Justin Scholtze
beeld:
Heartworms-c-Maren-Van-der-Burght
geplaatst:
do 15 dec 2022

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!