Crossing Border Antwerpen 2009

Nog maar net waren wij de Arenberg binnengestapt of daar zorgde The Low Anthem in La Zona Rosa (de grote zaal) al voor een vroeg hoogtepunt. Het viertal uit Providence, Rhode Island leek op het eerste zicht opgetrokken uit trailer trash en vlooien, en het instrumentarium leek bij de plaatselijke voddenman betrokken (getuige een heldhaftig gevecht van Jeff Prystowsky met zijn alle medewerking weigerende contrabas) maar ‘This God Damn House’ was niet minder dan een Verschrikkelijk Mooi Liedje, dat bovendien Erg Goed Gespeeld werd. Wij hadden dus bijna Dikke Dikke Tranen over onze wangen bengelen, maar gelukkig zijn we méér man dan dat.

Crossing Border
Crossing Border

Vervolgens even in de Hideout gepasseerd, alwaar Kristien Hemmerechts Suze Rotolo aan de tand voelde. Suze wie? Suze Rotolo, dat meisje dat aan Bob Dylan’s linkerzijde vasthangt op de hoes van “The Freewheelin’ Bob Dylan”. Rotolo heeft nu een boek geschreven over haar tijd in Greenwich Village. Naar verluidt gaat dat boek niet alléén over Dylan. Het interview ging alvast wél uitsluitend over de Bobste der Bobs. Zo wilde Hemmerechts – nadat ze had geïnformeerd of Bob eigenlijk een beetje een sexy jongen was, indertijd – graag weten hoe het zat met Dylan’s feministische gehalte. Daarmee bleek het nogal mee te vallen, want Rotolo herinnerde zich vooral een mannelijk chauvinistisch varken, dat tussen het charismatische rondtoeren en wereldverbeteren in, toch vooral verwachtte dat zijn Suze thuis op hem zat te wachten met warme soep. Dat Joan Baez slechts een halve paragraaf in Rotolo’s boek werd gegund, zal ook wel geen toeval zijn, zeker? Dylan was indertijd naar het schijnt bijzonder geïnteresseerd in Rotolo’s eigen creatieve bezigheden. Wij vandaag ook, maar daarover vernamen we jammer genoeg niets tijdens dit interview. Kristien Hemmerechts, gij deedt ons feministische hart een beetje bloeden, vandaag.

Nog meer confessies uit de prehistorie van de pop kwamen van Nick Kent. Pionierend popjournalist, die tijdens de wilde jaren zeventig de dunne lijn tussen verslaggever en deelnemer meerdere malen succesvol overschreed. Onder andere Iggy Pop en Keith Richards moesten qua middelengebruik hun evenknie erkennen in Kent. Het was de man trouwens nog een beetje aan te zien: pas halverwege het interview deed hij voor het eerst even zijn ogen open. ’s Mans kritische zin leek alleszins niét aangetast door al dat lekkers: Kent was bepaald niet mals voor vroege werkgevers als NME. “Die gasten waren week na week bezig met het tegen elkaar opzetten van bands… Beatles tegen de Stones, Blur tegen Oasis, …” Even later trok Kent de historische impact van The Sex Pistols in twijfel (“fantastische groep, maar de Glamrock heeft véél meer die democratiserende rol gespeeld die altijd aan punk wordt toegeschreven. Bovendien was punk al lang uitgevonden door The Stooges”). Maar daarmee zat het interview al op. Jammer, want naar plezante nonkels als Kent kunnen wij uren luisteren, liefst nog aan één of andere duistere toog. Na zijn jaren bij NME, ging Kent onder meer voor het onlangs ter ziele gegane magazine Plan B schrijven. Vandaag is Kent één van de redacteuren van het nieuwe blad Loops. Voor het meest recente nummer schreef hij een stuk over Nick Drake. We gaan er achteraan, want nieuwe inzichten over een veelbeschreven maar bijzonder schaars gedocumenteerde carrière als die van Drake, daar zijn we ten allen tijde voor te vinden. Jammer dat het interview met de man na amper twintig minuten werd afgebroken. Maar als we ooit naast Kent aan een cafétoog belanden, dàn gaan we nog wat horen.

Sleepy Sun hebben met ‘Embrace’ een uitstekend debuut op de wereld losgelaten. Daarop klinken ze een beetje als Black Mountain die op een mooie zomeravond voor één keer een stevige scheut xtc door hun lsd geroerd hebben. Op Crossing Border konden ze nét niet overtuigen. De aanloop was veelbelovend, maar het schip steeg nét niet op. Maar dat kan ook aan onze tweede pint van de zondagavond gelegen hebben die nét tijdens Sleepy Sun onze maagwand lastigviel. Ondertussen hadden we wél Steve Earle gemist. Maar een mens kan – naar het schijnt – niet àlles hebben. Zolang u daar niet aan toevoegt dat ‘men sommige dingen nu éénmaal ook tégen zijn zin moet doen’ kunnen we met dié domme volkswijsheid nog wel leven.

Stephen Malkmus, dan. We zullen deze Slacker of Slackers eeuwig dankbaar zijn voor platen als ‘Slanted and Enchanted’ en ‘Wowee Zowee’ en wereldsongs als ‘Here’, ‘Flux=rad’ en ‘We Dance’. Ook ’s mans latere solowerk zou volgens vrienden die we vertrouwen érg de moeite zijn, maar toen die platen uitkwamen waren wij nét te druk aan het slacken. Sorry, Steve. Een cliché over Pavement dat we hierbij graag uit de wereld willen helpen, is dat ze niet konden spelen. Hoe vaak de groep ook voor een bende rammelaars werd versleten, de arrangementen van Pavement waren bij wijlen geniaal. Dat bleek ook op het Continental Upstairs podium, waar veel songs de overzetting naar akoestische gitaar niét overleefen. (Daarmee werd overigens ook het vreselijke cliché ontkracht dat élk goed liedje op akoestische gitaar moet kunnen worden gebracht.) Nu en dan klonk het genie van Pavement overigens nog wél door, zondagavond: in “Heaven is a truck” en “We Dance”, bijvoorbeeld, of in het nochtans indertijd door de Belgische radio stevig kapotgedraaide “Range Life”. Maar wij gaan dus zeker nog een keer kijken als Malkmus volgende keer mét band België aandoet. Is het trouwens nog iemand anders opgevallen dat Malkmus met het jaar meer op Louis Theroux gaat lijken?

Dat deze eerste Antwerpse editie van Crossing Border volledig uitverkocht was zal – zonder af te willen dingen op de rest van de programmatie – vooral aan Monsters Of Folk gelegen hebben. Met Jim James (My Morning Jacket), Conor Oberst (Bright Eyes) en M. Ward heeft die band namelijk niet minder dan drie supersterren van de moderne Americana in de rangen. Al wie wel eens écht triest was in het begin van dit decennium, zal minstens van één van deze heren een plaatje in de kast staan hebben. Voor dit Antwerpse concert werden de drie bovendien begeleid op drum door Will Johnson (South San Gabriel, Centro-Matic). De misschien wel strafste songschrijver achter de drums parkeren: faut le faire. We moeten zeggen dat we nochtans lichtjes opkeken tegen het concert van deze superband. Niet dat we iets tegen de heren hebben – van elk van hen hebben we wel een paar erg mooie dingen in de kast staan (wij waren zéér triest in het begin van dit decennium) maar dat ze aangekondigd stonden met een concert van tweeënhalf uur, deed ons op voorhand lichtjes blazen. Maar we moeten er niet flauw over doen: minstens de helft van dit concert was zéér de moeite. Op de mindere momenten leek het weliswaar of we naar een country-revue zaten te kijken, maar de mannen wéten hoe een goeie song geschreven wordt en vooral naar het einde toe werd er bijzonder stevig gemusiceerd. Het meest ontroerende was nog wel te zien hoe elk van de sterretjes er plezier in schiep om in een dienende rol – ter meerdere eer en glorie van hun collegae en vooral van de Song – te kruipen.

tekst:
Stijn Buyst
beeld:
Crossing-Border
geplaatst:
za 28 nov 2009

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!