Alabaster DePlume brengt een wonderlijke mix van langoureuze saxmelodieën, poëzie en kwetsbare samenzang. Tekstueel schippert hij tussen oprechte levenslessen en politieke satire. In zijn liveshows plaatst hij overal een vraagteken bij, behalve bij zijn absolute adoratie voor zijn publiek. Wat hij straks op AMOK gaat brengen? Geen idee, en Alabaster wellicht ook nog niet, zijn motto ‘I don’t know what I’m doing here’ kennende.
Songs brengen je ergens naartoe.
Alabaster DePlume (Gus Fairbairn) wil een tegenkracht zijn en mensen samenbrengen, naar eigen zeggen ‘omdat ons op heel veel manieren angst wordt aangejaagd. Maar om angst te leren kennen, moet je er wel de confrontatie mee aangaan.’ Tijdens concerten maakt hij er een zaak van het applaus te retourneren en zijn publiek met complimenten en aanmoedigingen te bestrooien: ‘You’re doing very well’, ‘Can you see that I love what I’m doing?’ en ‘When in doubt: yes’ zijn weerkerende frasen. Maar net zo goed confronteert hij dat publiek met teksten over lichamen die aanspoelen op Europese stranden of de misdadige dood die velen stierven in de Grenfelltoren.
Humor is ook geen onbelangrijk onderdeel in zijn repertoire: in het zalvende ‘Don’t Forget You’re Precious’ somt hij alles op wat hij níét vergeet, tot het Duitse woord voor rekenmachine toe, en in ‘I Was Gonna Fight Fascism’ doet hij verslag van de redenen – de ene nog ironischer dan de volgende: I didn’t wanna be rude / But no one wants to be that guy / It was too late – waarom hij toch verzaakte aan de strijd. De meeste van DePlumes songs bestaan in diverse muzikale versies. Zo verscheen ‘I Was Gonna Fight Fascism’ zowel als parlando alsook in een samenwerking met synth-collectief Soccer96, die klinkt als een ontmoeting tussen Crass en Sun Ra.
We spreken DePlume een uurtje nadat hij zijn magisch-realistische sterrenstof over het nietsvermoedende Jazz Middelheim-publiek heeft uitgestrooid. Aan de sceptici kunnen we vertellen dat Fairbairn geen act opvoert, maar een missie ontplooit. De man is oprecht en consequent zorgzaam voor iedereen die zijn pad kruist: van de vrijwilligers die fruit rondbrengen tot de radioman die een formulier moet laten invullen, iedereen krijgt een lief woordje of een aanmoediging. Gus Fairbairn is duidelijk een mensenmens. Het duurt dan ook geen twee minuten vooraleer hij in ons gesprek de ziel van ondergetekende binnenstebuiten keert.
Mark
Alabaster DePlume: ‘Heb je je een beetje vermaakt bij mijn show?’
Zeker. Ik heb genoten en gelachen, maar je hebt me ook doen huilen. Halverwege ‘Don’t Forget You’re Precious’ moest ik aan een vriend denken die hier ook zou zijn geweest, maar zichzelf een paar weken geleden het leven ontnam. Plots daagde het me dat hij misschien ook heel even vergeten was hoe precious hij was.
‘Hoe heette hij?’
Mark. Hij fotografeerde voor Gonzo (circus), maar zijn levenswerk was een twintigjarig fotografisch verslag van de Antwerpse underground. Hij was bijna op elk concert en in zijn beelden toonde hij minstens even vaak het publiek als de bands. Sinds hij stierf zijn zowat alle Antwerpse concertorganisaties samen een festival voor hem aan het organiseren. Marks dood heeft de mensen in de scene echt bij elkaar gebracht, wat op een vreemde manier mooi was om zien.
‘Da’s heel belangrijke informatie: hij was degene die iedereen samenbracht en toch verloren we hem aan zijn eenzaamheid. Ik vind het mooi dat je dat zo onbevangen en teder met me deelt. Zullen we het glas heffen op Mark?’
Héél graag. Op Mark.
‘Bless his soul. Wow, was hij hier maar bij geweest.’
Dankjewel. Maar laat ons het nu over jou hebben.
‘Neenee, ik snap dat het voor jou voelt alsof het over jezelf gaat, maar dit gaat exact over wat ik daarnet op het podium vertelde: soms vergeet je hoe precious je bent en Mark is dat even vergeten. Ik vergeet dat zelf trouwens ook soms. Ik hoop dat je aan je lezers over Mark vertelt.’
Ontmoetingen
‘Don’t Forget You’re Precious’ staat op ‘Gold – Go Forward In The Courage Of Your Love’. Voor die plaat heb je zeventien uur analoge opnamen gemaakt met verschillende bands, die je vervolgens bij elkaar gepuzzeld hebt.
‘Met elke band heb ik alle songs opgenomen, tegen een clicktrack. Daarna maakte ik combinaties: sommige opnames heb ik over elkaar geplakt, van andere heb ik een performance die er uitsprong, behouden.’
Ik vind het resultaat heel mooi. In sommige tracks hoor je mensen samenzingen die niet op hetzelfde moment zongen en mekaar dus niet hoorden. Dat geeft een heel breekbare kwaliteit. Kan je wat over dat proces vertellen? Zie je jezelf als een soort curator?
‘Zeker. Ik sprak laatst met iemand over de keuze om een kind te nemen. Wat je ook kiest, je zal nooit weten hoe je leven zou gelopen zijn als je een andere keuze maakte. Bij elke keuze sluit je andere mogelijkheden uit. We zijn allemaal curatoren, natuurlijk: jij kiest ook met wie je gaat spreken. Ik hou ervan om na te denken over wat er zal gebeuren als bepaalde mensen elkaar ontmoeten: als het idee me een beetje bang maakt of me opwindt, zit het meestal goed.’
Ook op tour stel je in elke stad een nieuwe band samen. Vandaag maakte Karen Willems daar deel van uit. Ze vertelde me dat je niet wilde dat ze zich voorbereidde. Hoe kwam je bij haar terecht?
‘Dat weet ik niet meer. Ik denk dat ik wat releases gecheckt heb. Ik was vooral benieuwd – en een tikje bang – wat er zou gebeuren als Karen met Raphael (Desmarets) en Rosetta (Carr) zou spelen.’
Met Raphael en Rosetta speel je vaker samen, toch?
‘Ja, maar niet elke keer, ik stel altijd een nieuwe band samen.’
Is dat ooit misgegaan?
‘Wat is verkeerd voor wie? Ik denk niet dat het ooit iemand geschaad heeft, alleszins, en ik heb alleszins nooit spijt gehad.’
Laat het me anders stellen: zijn er concerten geweest die je niet per se op plaat zou uitbrengen?
(gniffelend)‘I’m such a tricky one to talk to. Ik zou alle shows willen uitbrengen, maar dat kan natuurlijk niet.’
Komaan, ik veronderstel dat je favoriete shows hebt, dan heb je natuurlijk ook shows die een beetje teleurstelde.
‘Okay, soms mik ik op een bepaalde energie maar loop ik mezelf in de weg. Soms had ik wellicht meer kunnen doen om mensen zich welkom te laten voelen. Ik zei het daarnet op het podium nog: er staan grootse dingen te gebeuren, maar we moeten ze wel toelaten om te gebeuren.’
Je act is ontstaan in Total Refreshment Centre, waar je heel dicht bij het publiek stond en het publiek dus makkelijk kon betrekken. Maar zonet heb je dat dus voor de tent van Jazz Middelheim ook waargemaakt. Heb je nagedacht over hoe je dit publiek zou benaderen?
‘Een oprechte ontmoeting met mensen kan je niet voorbereiden. Als ik wist hoe ik me moest voorbereiden, dan zou het niet uitmaken wie er in het publiek staat. En ik wil een show spelen waarbij dat net wél uitmaakt. Ik zei het aan het begin ook: ik weet niet wat ik doe, ik ben naar hier gekomen om te ontdekken wat we doen.’
Musicking
Emma Warren schreef een boek over Total Refreshment Center (TRC), waarin jij een belangrijke rol speelt. Warren omschrijft hoe dat gebouw in Hackney, Londen, de perfecte ruimte was, waar jonge muzikanten dingen konden laten ontstaan. TRC moet een magische plek geweest zijn.
‘TRC is er nog steeds. Ik heb er enkele dagen geleden nog gespeeld.’
Ik dacht dat er geen shows meer mochten gespeeld worden.
(theatraal) ‘We organiseren nooit shows, officer. Dat zou volstrekt illegaal zijn en dat gebeurt dus nooit, haha. Je moet weten dat ik van Manchester naar Londen trok om een nieuwe persoon te worden. Ik zocht dus heel Londen af naar een plek waar ik aan mijn muziek kon werken. TRC was de enige van al die plekken waar mensen van elkaars gezelschap leken te genieten. Dat klinkt simpel, maar voor mij was dat fundamenteel: de mensen daar móchten mekaar. Dat is veel belangrijker dan het type microfoons dat ze gebruiken.’
(Mede-gonzoïst Guy Peters wandelt voorbij, pakt me bij de schouders en laat aan DePlume weten: ‘Stijn is one the good guys’.)
‘Kijk, dát is waar ik het over heb. Als je mensen zo liefdevol met mekaar ziet omgaan, weet je dat het goed zit. Bij TRC moest ik het beste van mezelf geven: aan die hoge eisen kon ik alleen maar beantwoorden doordat het zo’n mooie gemeenschap was die dat van me vroeg. Zonder TRC had ik hier nu niet gezeten, daar ben ik zeker van. Zulke plekken veranderen levens.’
Emma Warren gebruikt in haar boek de term ‘musicking’, voor een gemeenschap zoals TRC, waar iedereen integraal deel uitmaakt van de muziekbeleving.
‘Ja, iedereen is belangrijk, tot en met het meisje dat ons daarnet fruit kwam brengen… (naar de dictafoon) Ik veronderstel dat de meeste mensen die dit lezen, aan ‘musicking’ doen. Thank you for musicking.’
Politiek
Ik las ergens dat je vader aan de basis lag van de politieke inhoud van je muziek.
‘Wow, hij lag op zijn sterfbed en wilde eigenlijk met niemand spreken, maar met mij nog wel een beetje. Hij was pissed off omdat hij zoveel pijn had. In één van zijn tirades vroeg hij me waarom muzikanten vandaag niet eens goed zegden waar het op stond, zoals Pink Floyd. Mijn muziek was toen nog veel vager en persoonlijker. Later realiseerde ik me dat ik daarna politieke teksten ben beginnen schrijven. Vandaag hebben we eigenlijk niet zoveel politieke songs gebracht. We hebben ‘I Was Gonna Fight Fascism’ gedaan, en nog een ander stukje. Maar elke act is in zekere zin politiek.’
Hmm, volgens mij horen we nu, met Taxi Wars, een apolitieke act spelen. Of wacht, ik maak een ontzettende fout: Tom Barman heeft in 2006 een antiracistisch festival georganiseerd.
(grote glimlach) ‘Voilà. Je zou misschien kunnen zeggen dat Kenny G apolitiek is, maar als je echt gaat zoeken vind je wellicht een heel neoliberaal wereldbeeld: iedereen tegen elkaar.’
Om heel mooie dingen over politieke thema’s te zingen, moet je van goeden huize zijn. Robert Wyatt is mijn lievelingsvoorbeeld.
‘Wow, dat is een prachtige uitspraak. Maar het blijft tricky. Het is verleidelijk voor mij om politieke statements te maken om aansluiting te vinden bij een bepaald publiek. Dat is heel goedkoop en daar moet ik voor opletten. Een politiek statement moet altijd eerlijk, waar en menselijk aanvoelen, dan kan het voor mij.’
Heb je zelf favoriete politieke artiesten?
‘Vladimir Vysotski. Die had heel politieke songteksten die hij geheim moest houden omdat hij een bekende acteur was in de Sovietunie. Da’s andere koek dan wat ik doe: mij gaan ze vanavond niet naar de Goelag brengen. Hedendaagse artiesten noem ik liever niet, dan ga ik zoveel fantastische muzikanten vergeten.’
Alleen al op International Anthem zitten er serieus wat kleppers, wat dat betreft.
‘Black Monument Ensemble. (zingt) Power!’
Je hebt in Chicago gespeeld, waar International Anthem gevestigd is. Wie zat er toen in de band?
‘De band was toen samengesteld door Monique Golding van Black Monument Ensemble. Monique zelf zong en verder had ze Jay Ziah uitgenodigd op sax, Ryan Martini op bas en Alejandro Salazar op percussie: ongelofelijke muzikanten. Oh, en ze had ook Donna Thompson gevraagd, een vriendin waarmee ik in Londen vaak speel.’
Je speelt met al die topmuzikanten, maar toch noem je je muziek liever geen jazz?
‘Jij als schrijver zet jezelf wellicht ook liever niet op één lijn met Shakespeare? Ik denk dat mijn muziek niet clever genoeg is om het ‘jazz’ te noemen. Ik noem het liever live development experimental pop.’
Goeie definitie. Ik heb zelf een zwak voor muziek waar songs en experiment samenkomen, zoals Ornette Colemans ‘Science Fiction’.
‘Ik ben dol op songs: ze brengen je ergens naartoe. Uiteindelijk is een lied niet meer dan een patroon, natuurlijk. Het is zoals een spelletje: als je regels hebt kan je spelen. Als je een muur hebt, kan je daar een balletje tegenaan gooien.’
Je saxspel is ook heel melodieus. Ik heb je nog niet veel solo’s horen spelen.
Sax spelen voelt als zingen. Ik wil gewoon die melodieën zingen en daarmee onder iemand anders ruimte creëren. Er zijn saxofonisten die de harten van mensen openrijten met prachtige solo’s – niemand zou er wat aan hebben als ik dat ook zou proberen.’ (lacht). Maar als er mensen meelezen die net een instrument oppikken: probeer het te zien als een taal. Een taal kan je niet leren zonder met mensen te praten. Dus: zoek iemand wiens gezelschap je fijn vindt en speel samen.’
Cy en Lee
Je vorige plaat was opgedragen aan Cy en Lee. Kan je iets over hen vertellen?
‘Ik heb hen al lang niet meer gehoord, maar Cy en Lee zijn twee van de sterkste en goeie mensen die ik ooit ontmoet heb – behoorlijke brutaaltjes, wel. Ze hebben me heel veel geleerd over performen, gewoon door hoe ze in het leven staan. Ik werkte toen met volwassenen met leerproblemen en begeleidde hen.’
Geen slechte job voor jou, lijkt me.
‘En toch voelde het toen alsof ik het voor het geld deed, ook al zorg ik ontzettend graag voor mensen. Wat ik niet besefte, is dat het eigenlijk ging om het ontmoeten van mensen die me zouden inspireren om het werk te maken dat ik nu maak. De melodieën op ‘To Cy And Lee’ kwamen in me op terwijl ik met hen aan het werk was en ik speelde ze ook voor hen.’
We sluiten het gesprek af met een korte fotosessie. Op zoek naar een geschikte locatie passeren we twee vrijwilligers die de uitgang van de backstage bewaken. Prompt stelt DePlume hen voor om een biertje uit zijn koelkast te halen. De twee weigeren beleefd: zij mogen op het festival geen alcohol consumeren. Musicking, het is voor de een net iets makkelijker dan voor de ander.