Bindwerk: Inu-Oh

De anime ‘Inu-Oh’ (2021) is een op de Japanse geschiedenis gebaseerd verhaal over hoe door de maatschappij verworpen individuen elkaar vinden in de kunst. De hoofdrolspelers stijgen vervolgens boven zichzelf uit in de magische rockopera die ze ten tonele voeren en weten iedereen mee te krijgen.

Speelse vertelling in het spoor van No-theater

De biwa is een Japanse luit van Chinese oorsprong, bestaande uit een druppelvormige klankkast met daaraan bevestigd een korte hals met vier snaren. Het traditionele snaarinstrument wordt in Japan al eeuwen gebruikt als begeleiding bij liederen die verhalen over over heldhaftige daden tijdens veldslagen.
Er lijkt recent een opleving gaande van de biwa. Onlangs konden we het instrument horen op ‘Mind The Gap #160’: hierop staat het nummer ‘Kujô Shakujô – Part 2’ van de tijdens corona ontstane formatie PoiL Ueda. Hier bundelt de Japanse biwa-speelster en zangeres Junko Ueda de krachten met de Franse hardcoreband PoiL die zich laten meevoeren met de zorgvuldig afgestemde Ma (negatieve ruimte) van Ueda’s vertelling.
De biwa is nu ook hoofdrolspeler van de wervelende musical-animatie ‘Inu-Oh’ (2021) van regisseur Masaaki Yuasa, met name bekend van de surreële cultanimatie ‘Mind Game’ (2004). Het instrument vormt de rode draad door deze langspeelanimatie, die vertelt over de zoektocht naar nieuwe verhalen van rusteloze geesten van gestorven samoerai uit de Heike-clan. Het blijkt een gevaarlijke zoektocht want al diegenen die probeerden deze nieuwe verhalen te vinden, zijn bruut vermoord.
Het verhaal begint met Tomona die in de veertiende eeuw met zijn vader op zoek is naar verborgen schatten in scheepswrakken die zijn gezonken bij de befaamde historische zeeslag bij Dan-no-ura in 1185. Hierover worden sindsdien de meest epische verhalen verteld, over hoe velen van de Heike-clan hier een zeegraf kregen in hun strijd met de Genke-clan. We razen in diverse stopmotion-animaties door de tijd heen, zien vissen aaseten aan samoerai-lijken en het gebied transformeren. Wanneer vader en zoon een klus krijgen om één van de in een Heike-schip gezonken Keizerlijke regalia op te sporen, en deze vervolgens ook vinden en opduiken, slaat het noodlot toe. Bij het openen van de eeuwenlang door modder bedekte kist sterft de vader door het flitsende magische zwaard, terwijl zijn zoon Tomona plotsklaps blind wordt. Die ontmoet vervolgens al rouwend een oude blinde man die de biwa speelt, een veelvoorkomende manier voor de blindengemeenschap om als outcast toch een inkomen te verdienen. Tomona krijgt ook de geest van de biwa en samen met anderen spelen ze in een gilde, in de rol van zogeheten biwa-priesters die naast biwa spelen en zingen ook helpen met plaagpreventie en geestelijke reiniging.

Geestenwereld

Een interessant gegeven in het verhaal is vervolgens hoe het hoofdkarakter dient te kiezen hoe hij zich laat noemen, bij zijn geboortenaam Tomona, of de op zijn Boeddhistische gildemeester Akashi Kakuichi gebaseerde gegeven naam Tomoichi. De geest van zijn vader waarschuwt hem dat hij hem niet meer zal kunnen vinden als hij zijn gildenaam gebruikt. Door onder een baas ‘geestdodend’ bandwerk te doen, kom je los van de geestenwereld te staan. Dit gegeven zie je ook terug in het huidige collectivistische en conformistische Japan waar doorgaans nog steeds verwacht wordt dat men salaryman wordt. Je verliest hierdoor jezelf, je verbinding met waar je vandaan komt en waar je voor staat als mens. Dit sluit ook aan bij een terugkerend thema in het werk van de regisseur Masaaki Yuasa, namelijk het opkomen voor de vrije geest, de buitenbeentjes. In een interview met Animation Magazine refereert hij naar het centrale dilemma van ‘Inu-Oh’ waar ieder mens in het leven mee geconfronteerd wordt: ‘Of het lot en de mode volgen om roem te vergaren, of de beloning opgeven om volgens je eigen overtuigingen te leven’. Tomona kiest uiteindelijk voor een authentiek bestaan en om in zijn eigen kracht te staan, ongeacht de consequenties. Hij kiest ervoor om zijn eigen naam te blijven gebruiken en roept zijn vader na lange tijd weer eens op. De geest van zijn vader is inmiddels veel kleiner geworden en praat met een piepstemmetje, maar in het korte gesprekje wordt duidelijk dat geesten om hen heen zwermen, met name rond zijn nieuwe maat en medeverschoppeling Inu-Oh (wat letterlijk ‘hondenkoning’ betekent).
De vervloekte Inu-Oh wordt door iedereen met de nek aangekeken terwijl hij met zijn lange arm maniakaal lachend door de stad dartelt en bespot wordt omwille van zijn dans. Zoals het spook in ‘Phantom Of The Opera’ wordt het monsterachtige gezicht van Inu-Oh verborgen achter een masker, gemaakt van een gedroogde kalebas met een paar gaten erin voor de ogen. Tomona ontmoet hem voor wie hij is als persoon – onbevooroordeeld over zijn afzichtelijke uiterlijk – en er ontstaat een diepgaande vriendschap en artistieke samenwerking die niet onopgemerkt blijft bij de gemeenschap.

Schwung

Tomona verwordt met zijn lange haren tot een soort Jimi Hendrix van de biwa: hij legt al spelend de biwa achter zijn nek en warmt het publiek op met opzwepende, vervormde biwa-rockmuziek terwijl er in velden noch wegen een gitaarversterker te bekennen is. Beveiligers moeten de losgeslagen joelende menigte in bedwang houden. Vervolgens danst Inu-Oh als hoofdprogramma weergaloos als een soort Michael Jackson en transformeert zijn lichaam, weg van het monster.
Met deze anachronismen wordt op speelse wijze een link gelegd met de twintigste-eeuwse rock-’n-roll- en punkrevolutie die met schuddende heupen, stampende voeten en vuisten in de lucht een breuk forceerde met de gevestigde orde. Deze typische bewegingen zijn door de animatoren met veel schwung gebracht: de dans en het biwa-spel weten je zo mee te voeren. Soms zit er net iets teveel beweging in waardoor je niet alles kan volgen, met name in de introductiefase, maar ook dat heeft weer een overrompelend effect.
Dit is ook een doel van de diwa-spelers, om je met allerlei wilde fratsen bij de les te houden: de dramavorm die we in dit verhaal zien is die van de saragaku, wat ‘apenmuziek’ betekent en meer nadruk legt op humor. Het betreft een van de traditionele Japanse dramavormen, waarin er ter vermaak van het volk vaak komische verhalen verteld worden met acrobatiek, jongleren, pantomime, muziek en dans. Saragaku leidde in de veertiende eeuw tot het No-theater dat tot op heden voortleeft. Het betreft een visuele theatervorm met subtiele verwijzingen naar klassieke verhalen, vaak over demonen en wraakzuchtige geesten.
Tussendoor zien we soms vloeiende, abstract-geschilderde beelden die Tomona ‘ziet’ als blinde: het lijken dansende schimmen bestaande uit fosfenen, het verschijnsel van het zien van licht zonder dat er licht in het oog komt. Deze beelden versmelten met de geestenwereld die om hem en Inu-Oh heen hangt, een wolk van de rusteloze rancuneuze Heike-geesten die hen verhalen influisteren om over te zingen tijdens hun optredens.
Dat is de kracht van het gebruik van animatie, wat letterlijk ‘iets adem inblazen’ of ‘iets tot leven brengen’ betekent. Door deze animaties door elkaar te gebruiken vervagen de grenzen van onze perceptie van de kosmos. Het maakt ervan bewust hoe we in ons leven de geest nemen – en hier onbevreesd in alle vrijheid mee aan de haal kunnen gaan – om zo uiteindelijk met een gerust hart de geest te kunnen geven.

tekst:
Bouke Mekel
geplaatst:
wo 10 mei 2023

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!