BIJ_Voorbeeld: Richard Dawson

‘The Ruby Chord’, het nieuwste album van Richard Dawson, wekt de indruk van een volmaakte wereld, en bevat net zo goed sci-fi als fantasy. Het album doet, net als Dawsons vorige platen, literair en filmisch aan. Vooral over dat laatste heeft de Britse folkartiest ons genoeg te vertellen.

‘The Ruby Chord’, het nieuwste album van Richard Dawson, wekt de indruk van een volmaakte wereld, en bevat net zo goed sci-fi als fantasy. Het album doet, net als Dawsons vorige platen, literair en filmisch aan. Vooral over dat laatste heeft de Britse folkartiest ons genoeg te vertellen.

Schepper van mistige werelden

Als we Richard Dawson via Zoom spreken is hij in zijn woning in Clara Vale, een klein dorp ongeveer vijftien kilometer buiten Newcastle. Het huis bevindt zich middenin de natuur, achteraan staan wat paarden. Dawson is er geregeld buiten te vinden. Zijn omschrijvingen van die plek klinken als de heuvels en landschappen die de achtergronden vormen van de verhalen op zijn albums ‘Peasant’ en ‘The Ruby Chord’. Al zal de plek waar hij woont ongetwijfeld invloed hebben gehad op zijn schrijven, heeft hij in andere interviews laten doorschemeren dat hij legio inspiratiebronnen heeft waaruit hij put voor zijn teksten. Een geschikte gesprekspartner voor onze Bij_Voorbeeld-rubriek, dus. Vooraf stuurde Dawson ons een lijst van zes inspiratiebronnen. Er lijken twee verschillende lijnen te lopen door die lijst. Enerzijds noemt hij grootste, maximalistische werken: de romans van Thomas Pynchon, de openwereldgames van Bethesda en de strips van Jim Woodring. Anderzijds de juist minimalistische, meer ingetogen composities van Éliane Radigue, films van Apichatpong Weerasethakul en schilderijen van Agnes Martin.

Tegenstellingen

Was die tweedeling die ik in je lijst van inspiratiebronnen zie bewust?
‘Eerlijk gezegd had ik er nog niet zo over nagedacht toen ik de lijst stuurde, maar je slaat de spijker op z’n kop. In mijn ogen is er in kunst altijd spanning tussen het grandioze, grootse, en het meer complexe, fijnzinnige, tussen macro en micro. Dat spreekt me erg aan. Mijn muziek, en vooral die op m’n nieuwste album, ‘The Ruby Chord’, speelt zich vooral af op dat macro-niveau. Op dat album heb ik echt een wereld proberen neer te zetten waar veel verschillende te bewandelen paden zijn. Maar op het album daarvoor, ‘2020’, draait alles juist veel meer om het kleine, de details. Op die nummers gaat het meer om de kleine toevalligheden die we van dag tot dag ervaren. Over hoe we ons leven meten aan de hand van prullerige objecten, kleine dingen zoals de textuur van de shirts die we dragen en de geur die ze afgeven.’


Door de focus daarop te leggen maak je kleine dingen dus juist groter.
‘Dat klopt! Waar ik waakzaam voor was met m’n laatste album is dat het soms te veel tegen het onpersoonlijke aan zou gaan schuren, omdat het zo groots was. Met zo’n grootse aanpak moet je wat meer je best doen en meer de tijd nemen voordat het persoonlijk kan aanvoelen. Dat verwachten mensen meestal; dat een nummer persoonlijk is. Iets vergelijkbaars gebeurt er in mijn ogen ook in Thomas Pynchons romans. Men zegt weleens dat zijn romans geen personages bevatten, maar daar ben ik het totaal niet mee eens. Ze bevatten juist de meest geweldige personages, maar ze zijn op een afstandelijkere manier geschreven, waardoor je ze langzaam leert kennen. Door de aard van het medium vind je die langzamere aanpak niet zo snel in muziek, omdat nummers vaak kort zijn. Als luisteraar verwacht je dat je direct verteld wordt wat iemand vindt of voelt, waar het nummer over gaat.’

Compromisloos

Is dat dan ook de inspiratie die je uit Pynchons romans haalt?
‘Laat ik voorop stellen dat ikzelf in mijn ogen niet eens in de buurt kom van het niveau van de artiesten die ik in m’n lijstje noemde; ze bevinden zich stuk voor stuk op een goddelijk niveau. Maar Pynchons romans gaven me zeker de moed om een stap terug te doen, het wat langzamer aan te pakken. Ik hou echt van boeken als ‘Against The Day’ en ‘Mason & Dixon’. Beide boeken zijn ongelofelijk goed, ook door de traagheid en het moeilijke ervan. Ze zijn niet doelbewust moeilijk, maar het zit ingebakken in de verhalen. De reizen die de personages uit zijn boeken doormaken zijn zwaar, en als lezer ben je onderdeel van dat zware proces. Je moet je er echt op toeleggen dat je zes maanden lang niks anders leest. De compromisloze aard ervan inspireerde me, omdat het eindresultaat zo fantastisch is. Die boeken behoren misschien wel tot de moeilijkste, maar tegelijk de beste leeservaringen die ik ooit gehad heb. Dat deed me inzien dat ik mijn manier van schrijven ook op een andere manier kan aanpakken.’


Die manier van wennen aan, je instellen op, doet ook denken aan de muziek van Éliane Radigue, een van je andere genoemde inspiratiebronnen. Zij maakt kolossale, langzaam bewegende stukken waarvoor je echt moet gaan zitten.
‘Zeker. Ik heb veel over haar en haar werk gelezen, en luister al lang naar haar muziek. In de laatste tien jaar begint ze eindelijk een beetje de erkenning te genieten die ze altijd al verdiende. Veel wat over haar muziek geschreven is gaat over hoe haar muziek zich langzaam ontvouwt, en dat daardoor de kleine veranderingen die erin zitten nauwelijks opvallen. Ik denk dat dat niet helemaal klopt. Haar muziek nestelt zich altijd op een bepaalde plek, blijft daar zitten voor vijf à tien minuten, en beweegt zich vervolgens opeens naar een andere plek. Dat maakt die beweging juist impactvol. Ik hou zo van haar muziek omdat ik geen andere muzikanten ken die hun muziek zo structureren. Haar aandacht voor detail zorgt ervoor dat de geluidsomgeving die haar muziek schept precies klopt. Vervolgens laat ze het geluid zolang het duurt voor zichzelf spreken, een eigen verhaal vertellen. De tijd die je daarin als luisteraar investeert is cruciaal. Daarenboven is ze in mijn ogen een hele fijne Franse mevrouw, een beeld dat Rhodri Davies (harpist met wie Dawson vaak samenwerkt, red.) bevestigde toen hij me over zijn ontmoetingen met haar vertelde.’

Vernieuwing

Radigue inspireert je dus als muzikale pionier die geheel haar eigen ding doet, tegen de keer in. Kun je misschien nog iets meer vertellen over die connectie via Rhodri Davies?
‘Rhodri, die ook in mijn band Hen Ogledd speelt, heeft met Radigue gewerkt en het is fantastisch om via hem verhalen over haar te horen, en bevestigd te krijgen dat ze inderdaad een geweldige vrouw is. Hij was een van de eerste personen die met Radigue samenwerkte nadat ze de overstap van synthesizers naar akoestische instrumenten maakte. Toen Rhodri nog in de buurt woonde – nu woont hij in Wales – beleefde ik een hele speciale dag samen met hem. Ik ging bij hem langs om z’n eerstgeboren kind voor het eerst te ontmoeten, en op diezelfde dag liet hij me als eerste persoon een opname van Radigue horen waaraan hij meewerkte. Ik kreeg dus een privéconcert te horen én ontmoette zijn nieuwe baby. Wat een dag!’


Op je nieuwste album zet je een wereld neer die tegelijkertijd futuristisch en als een reis terug in de tijd voelt. Dat gebeurt niet door de luisteraar te bombarderen met sci-fi-elementen of grootse technologische uitvindingen, maar juist subtiel door hier en daar de personages op het album gebruik te laten maken van augmented reality-apparatuur, de wereld te besprenkelen met futuristische technologie als hologrammen. Waarom koos je voor die insteek?
‘Wat de technologie op het album betreft denk ik dat we veel ervan eigenlijk al hebben. Iets als augmented vision vind je al bij Google Glass. Maar met de verdere opkomst van AI en de technologie die nog verfijnder en preciezer wordt, moet je ook over de gevolgen daarvan nadenken. Als je een bril ophebt die gelijk alle informatie over de persoon tegenover je vertelt – over hun relatie- en gezondheidsstatus, of ze een crimineel verleden hebben, wat voor werk ze doen – wat doet dat dan met je? Het is niet zo vergezocht denk ik om die technologie verder door te voeren en in je ogen te planten, zoals ik op het album doe. Ik dacht na over hoe dit soort technologie ons wezenlijk als mens kan veranderen. Hetzelfde geldt voor de komst van het internet, en daarvoor televisie, radio, en de drukpers. Het zijn allemaal keerpunten waarna je niet meer terug kan. Het verandert hoe we met elkaar omgaan, hoe we gemeenschappen vormen en vriendschappen onderhouden.
Het is onmogelijk die nieuwe technologieën weg te denken, vooral voor jongeren die de wereld niet anders kennen. Dus hoe moeten zij die technologieën dan beoordelen, als ze niet ervaren hebben hoe het leven was zonder? Er zat eerst meer technologie in het album, maar als je er eenmaal aan gewend bent zou je die technologieën zelfs niet eens registreren. Op ‘The Hermit’ is er nog een shock van een nieuwe technologie die opeens inslaat, maar na dat punt raakt die steeds meer geïntegreerd in de de mensenlevens op het album. Ik wilde er geen ‘angst voor social media’-album van maken, maar het zit er wel een beetje in. Ook omdat het tijdens de pandemie geschreven is, en social media toen noodgedwongen een nog prominentere rol in onze levens innam.’

Biologisch

Ondanks dat ze in verschillende tijdperken spelen – ‘Peasant’ in de vroege middeleeuwen, ‘2020’ in het hier en nu en ‘The Ruby Chord’ in een verre toekomst – zijn alle drie de albums toch voornamelijk geworteld in hedendaagse belevingen. ‘Henki’, het album dat je met Finse experimentele rockband Circle maakte, is in die zin een uitschieter; in plaats van de mens staan zaden en planten centraal. Vanwaar die afwijkende keuze?
‘De inspiratie daarvoor kwam voort uit iets wat Janne Westerlund (gitarist van Circle, js) zei toen we over Henki aan het praten waren, nog voordat we het album maakten. Hij had het idee in z’n hoofd dat muziek meer als een plant gevormd zou moeten worden. We hebben het uitvoerig gehad over wat voor structuur dat dan zou moeten zijn, maar die initiële gedachte was al genoeg om me down a rabbit hole te sturen in het denken over planten. Het leek me een goed overkoepelend thema om nummers aan op te hangen. Ik raakte gaandeweg steeds meer geïnspireerd door de rollen die planten vervullen in oude mythes en geschiedenis, en vanaf dat punt ging het een eigen leven leiden. Mensen bekijken vanuit het prisma van planten werkt enorm verhelderend: er is een compleet andere tijdschaal, een ander tempo en een grotere mate van ambivalentie. De nummers op ‘Henki’ gaan uiteindelijk vooral over mensen. Er is bijvoorbeeld wel een nummer vanuit het perspectief van een zaadje, maar uiteindelijk gaat het allemaal vooral over de wonderen die mensen kunnen verrichten – net zoals zaadjes dat kunnen! Daarnaast is er natuurlijk geen ontkomen aan dat onze levens volledig verstrengeld zijn met die van planten. We ademen nota bene de zuurstof in die zij mee produceren. De systemen in de natuur zijn zo complex en bevatten, vanuit ons perspectief, zoveel chaos, dat het soms moeilijk te begrijpen is. Het is soms ook een pijnlijke gewaarwording om te beseffen hoezeer we onderdeel zijn van die natuurlijke wereld. Er is sprake van een gigantische wederzijdse afhankelijkheid waar we niet aan ontkomen.’

Mist

Die ondoordringbaarheid van de plantenwereld doet me denken aan Jim Woodrings comics.
‘Jim Woodring creëert in zijn comics een wereld met z’n eigen interne logica. Er hangt een soort mist over alles heen, wat dat ondoordringbare veroorzaakt. Er is niet één grijpbare betekenis. Betekenis wordt juist iets zachts, onvasts, en dat is op zijn beurt weer onderdeel van de betekenis. Er zijn geen vaste hoeken. In tegenstelling tot iets als social media waar alles in hokjes geplaatst lijkt te moeten worden. Als mens neigen we altijd naar die manier van denken, en daar zullen vast ook goede onderliggende redenen voor zijn, maar als je het hebt over hoe dingen écht zijn in kwesties van emoties, moraliteit, ethiek, dan is het nooit zo vastomlijnd. Elke keer als je een van die dingen denkt te kunnen vastgrijpen, ontglipt het je alweer. Dat zit in Woodrings werk, en in dat van Pynchon. Pynchon maakt dan wel gebruik van woorden, maar wat hij uiteindelijk neerzet is iets dat in mijn ogen taal ontstijgt. Woodring gebruikt geen woorden, maar je voelt aan dat wat hij doet ook nooit in woorden te vatten zou zijn.’


Het zijn werken die lijken te streven naar iets dat uitleg overstijgt, misschien wel vergelijkbaar met de films van Apichatpong Weerasethakul, die je ook als inspiratiebron aangeeft.
‘Ik zag laatst een interview waarin gezegd werd dat er geen film bestaat die niet eigenlijk een documentaire is. Weerasethakul bevindt zich in dit bijzondere gebied waarbij hij van veel non-acteurs gebruik maakt, en ze in hele ongebruikelijke situaties plaatst. Dat geeft het van meet af aan al een documentairegevoel, maar zijn films zijn tegelijkertijd iets totaal anders. Hij weet altijd het hele oude met iets supermoderns samen te brengen, het is echt magisch. Zijn films staan bol van contradictie, net als Woodrings en Pynchons werk hangt er een mist over alles heen. Ik hou van die mist, dat voelt voor mij altijd het meest waar aan. Misschien komt het omdat ik zelf slecht zie. Ik zie überhaupt geen harde randen om dingen heen. Ik denk dat ik daardoor anders ben gaan denken. Soms voelt het voor mij alsof mijn wazige zicht eigenlijk een meer waarheidsgetrouwe weergave is van de fysieke wereld. Dingen zijn namelijk altijd meer dan één iets tegelijk. Net als met zaken als liefde en haat, lachen en huilen, opwinding en angst.’

Verheven

Het lijkt steeds te gaan om het bereiken van een wereld die niet direct tastbaar of waarneembaar is. Dat klinkt bijna spiritueel.
‘Ik zie het maken van muziek, en vooral het schrijven van liedjes, als een soort spirituele ontdekking. Ik luister ook veel naar spirituele muziek, zoals die van John Coltrane en andere geweldige jazzpioniers, en ook naar oudere Indiase muziek en Francesco Cavalli. Mijn opvatting is dat er verborgen werelden, of verscholen aspecten van deze wereld, en andere vormen van leven bestaan. Dat dingen een geest hebben. Dat zijn verder geen nieuwe ideeën, maar daar ga ik in ieder geval naar op zoek in kunst.’


En de kunstwerken waar we het tot nu toe over gehad hebben weten in jouw ogen die wereld te bereiken?
‘Ja, maar dat zou alle kunst moeten doen. Ik zou in dat opzicht over zoveel verschillende filmregisseurs kunnen praten. Ik hou van film, ik had jullie bijna een lijstje met alleen filmmakers gestuurd. Ik kijk de laatste tijd veel Powell and Pressburger-films, dat zijn Britse films uit de jaren 1940 zoals ‘The Red Shoes’ en ‘The Life And Death Of Colonel Blimp’. Of Martin Scorsese, daar zou ik ook uren over kunnen praten. Soms heb ik het gevoel dat we veel meer met film bezig zouden moeten zijn. Film heeft iets heiligs, en verdient op gepaste wijze benaderd te worden. Ik weet dat ik een religieus woord gebruik, maar film is ook gewoon heel, heel erg belangrijk. Het laat het beste van de mensheid zien. Er zit zoveel focus en werk in de creatie van zo’n pakketje van extra leven, wat een film eigenlijk is.’


Films kunnen je tot iets hogers brengen, meevoeren, iets groters bereiken, dus.
‘Film is een soort contradictie die ons mee kan nemen en kan laten opstijgen uit ons gelimiteerde leven, maar ook onze focus kan aanscherpen en ons tot droefenis brengen. Ik zou van m’n eigen werk nooit vooronderstellen dat ik dat bij anderen teweeg breng, maar dat is natuurlijk wel waar je op hoopt. Dat het dezelfde gravitas heeft als het werk van de grote artiesten waar we het over gehad hebben. Die wens is waar je naar moet streven, en waaraan je toegewijd moet blijven.’

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!