Annette Peacock
Timing en eigenzinnigheid zijn sleutelwoorden voor Annette Peacock. Na de recente heruitgave van haar debuutalbum ‘Revenge’ komt deze herfst voor het eerst in vijftien jaar een nieuw album uit. Hopelijk op tijd voor Le Guess Who?, waar ze op uitnodiging van Sunn O))) optreedt.
Het is lang stil geweest rond Annette Peacock. Er zijn de laatste jaren wel heruitgaven geweest van albums van deze opmerkelijke Amerikaanse singer-songwriter en Moog-pionier, maar haar laatste ‘nieuwe’ werk dateert alweer van 2000. Ze wordt vooral aangesproken op haar baanbrekende elpee ‘I’m the One’ uit 1972. Daarop legt ze uitersten van expressie in haar zang, en voert ze haar stem door de circuits van een vroege Moog. “Iedereen verzekerde me dat dat onmogelijk was”, zegt ze. In haar stem klinkt nog steeds iets triomfantelijks door. Niet alleen het feit dat ze iets voor elkaar kreeg dat zogenaamd niet zou kunnen, maar ook haar voortrekkersrol in een circuit dat door mannen gedomineerd wordt, vindt ze van belang. Hoewel ze wel een beetje moe wordt van mensen die alleen maar naar die vroege periode vragen.
“Ik begrijp het wel”, zucht ze. “Tussen opeenvolgende albums zitten lange perioden. Het is nu vijftien jaar geleden dat ‘An Acrobat’s Heart’ uitkwam bij ECM, en daarvoor zat een hiaat van twaalf jaar. Na ‘I’m the One’ duurde het zes jaar voor ‘X-Dreams’ er was. Musici die een carrière najagen, brengen elk jaar wel iets uit. Zo zit ik niet in elkaar. Ik begin alleen aan een nieuw album als ik iets te zeggen heb dat eruit moet, een muzikaal probleem op wil lossen, of me op onontdekte stilistische en muzikale paden wil begeven.
Een andere reden waarom er zo veel tijd is gaan zitten tussen releases, is dat de mensen en het culturele klimaat niet konden volgen waar ik op dat moment mee bezig was. Het klimaat en de markt ontwikkelen nu eenmaal langzamer dan individuen die zich niet aan willen passen aan genres die op dat moment populair zijn. Waarom zou ik nog platen uitbrengen als ze het niet snappen? Ik kan wachten tot de tijd rijp is, en de markt op gelijke hoogte met me gekomen is.
Toch is het ongelofelijk deprimerend om twintig tot veertig jaar te moeten wachten tot mensen mijn werk op waarde beginnen te schatten. Over elk album dat ik heb opgenomen, ben ik steeds weer enthousiast, en het is ronduit teleurstellend om dan te merken dat de respons daar zo bij achterblijft. Dat gevoel wil ik vermijden, als het even kan. De consequentie is dat mensen vooral naar mijn verleden kijken.”
Indrukwekkend spectrum
Niet alleen brengt Peacock albums uit met lange tussenpozen, ook concerten zijn bijzonder dun gezaaid. Des te opvallender is het dat er dit najaar een optreden van haar zal plaatsvinden tijdens Le Guess Who? in Utrecht, op uitnodiging van Sunn O))), en dat een nieuwe cd het licht gaat zien.
Ze is opgetogen over dat vooruitzicht, maar ook wat onzeker: “Ik gebruik de opnamestudio op een manier die volkomen nieuw voor me is, vergelijkbaar met het werk dat ik in de jaren 1960 met de Moog deed. Ik heb eerder wel te maken gehad met digitale bewerking, maar dat was bij het omzetten van analoog signaal naar een digitaal medium voor heruitgaven op cd. Dat was gecompliceerd en frustrerend omdat computers de informatie comprimeren, en het geluid scherp wordt. Het is een hoop werk om dat te compenseren. Nu werk ik van begin tot eind in een digitale omgeving. Dat was een openbaring: je hebt controle over werkelijk alle aspecten van geluid. Als je piano speelt liggen alle aspecten van de klank besloten in het instrument, de aanslag, het timbre, het wegsterven van de toon. Maar in een digitale omgeving kun je een klank van de grond af opbouwen. Net als met een synthesizer bepaal je het hele verloop van een toon, van aanslag tot stilte. Je kunt een toon naar believen aanhouden, je kunt de klank tot in detail kleuren. Al die mogelijkheden worden onderdeel en zelfs de basis van het creatieve proces. Het is fantastisch! Je hebt het geluid volkomen in de hand, en dat is ongelofelijk opwindend.”
Sciencefictionachtige uithalen
Hoe sterk Peacocks onderzoekende manier van werken van invloed is geweest op de muziek, is goed te horen op haar eerste albums ‘Revenge’ en ‘I’m the One’. Ze bracht ‘Revenge’ vorig jaar uit onder de titel ‘I Belong to a World that’s Destroying Itself’. Op beide platen bestrijkt de emotionele lading een indrukwekkend spectrum. Peacock kan fluisteren en flemen, maar het zijn haar uitbarstingen die alle haartjes op je lichaam overeind doen staan. Zonder enige opsmuk weet ze met haar stem al te ontroeren. De intensiteit wordt van een schroeiende hitte als ze haar zang door de modules van de Moog perst. Toenemende en steeds veranderende vervorming schroeven haar expressie verder op.
Op ‘I’m the One’ vormen haar gedreven, buitenmenselijke zang en een vrije omgang met de bliepjes, bloepjes en sciencefictionachtige uithalen van de synthesizer een prachtig contrast met de uitgesproken ontspannen en funky begeleiding. ‘I Belong to a World that’s Destroying Itself’ is aanzienlijk ruiger. De vorm is vrijer. Goed te horen is dat ze al een aantal jaren rondliep in het Amerikaanse jazzcircuit toen ze dat album opnam. “Het geluid op ‘I’m the One’ is uitgebalanceerd en verleidelijk, omdat ik die plaat onder optimale omstandigheden heb kunnen opnemen in de RCA-studio’s. ‘Revenge’ heb ik steeds in de stille, goedkope uurtjes van uiteenlopende studio’s opgenomen: dan hier, dan daar, met muzikanten die ik kon strikken. We speelden alles live in. Het is spontaan, heel jong, heel ruig en wild, punky. Je hoort de onbezonnen zelfverzekerdheid van de jeugd. Maar je hoort ook dat studiotechnici in die tijd geen idee hadden hoe ze synthesizers live moesten opnemen.”
De Moog-synthesizer was in die vroege jaren het handelsmerk van Peacock. Ze was een van de weinigen die het instrument toen bespeelden. Ze had het met haar toenmalige echtgenoot, jazzpianist Paul Bley, opgehaald in de werkplaats van uitvinder Robert Moog. “Een bevriende muziekjournalist van The New York Times draaide ‘Switched-on Bach’ van Walter Carlos voor ons tijdens een bezoek. De Moog was toen net uitgevonden. Dat was heel opwindend: een compleet nieuw instrument! Ik moest en zou er zelf een hebben. Ik was in die tijd bezig met uiterst trage muziek. Als ik controle had over de lengte van de tonen, zo stelde ik me voor, kon ik de muziek nog verder vertragen. Zó ver dat ik een wereld van pure vibratie kon betreden. We zochten Robert Moog op en wisten hem over te halen ons een prototype te geven. Ik moest zelf uitvinden hoe je het instrument kon bedienen. Er was geen handleiding. Niemand wist hoe je ermee om moest gaan. Er waren een paar lui in New York die de Moog gebruikten in commercials, maar zij deden er heel geheimzinnig over. Ze wilden wat ze wisten voor zichzelf houden. Ik heb toen zelf manieren uitgedacht om ermee te werken. Ik vond een manier om mijn stem door de synthesizer te halen, iets waarvan me verzekerd was dat het niet kon.
Daarna kwam de vraag hoe je de Moog kon inzetten bij concerten. Ik wilde absoluut niet het podium op. Ik had tot dan toe composities geschreven die Paul uitvoerde, maar nog nooit als muzikant meegespeeld. Mijn eerste idee was om het vanachter een gordijn te doen, als een muzikale tovenaar van Oz. Daar wilde Paul niets van weten. Hij wilde natuurlijk een aantrekkelijke jonge vrouw in het volle licht van de schijnwerpers hebben.”
Elk moment telt
Peacock is er open en eerlijk over: ze mag dan zangeres zijn, ze is allerminst een podiumdier. Het geven van een concert is voor haar een echte belevenis. “Optreden is goed voor de muziek. Het gaat uiteindelijk om de respons van de mensen voor wie je speelt. Je wilt iets overbrengen. Maar ik voel me niet op mijn gemak op het podium. Ik moet er helemaal bij zijn. En dat is goed: dan telt elk moment, elke noot. Voor mij voelt het steeds als een eerste keer. Nerveus, maar ook spontaan. Ik ben ook niet begonnen als lid van een band, maar als componist. Ik heb geen gelegenheid gehad om mijn zelfvertrouwen op te bouwen als uitvoerend muzikant. Toen Paul me min of meer dwong het podium te betreden stond ik doodsangsten uit. Ik heb overgegeven voor het concert begon. Ik heb nooit veel optredens gedaan. Toen ‘I’m the One’ uitkwam, wilde RCA dat ik met een rockband ging toeren. Ik speelde liever met jazzmusici, om mijn werk een vrije, geïmproviseerde vorm te geven.”
Hoe dat klonk, is te horen op ‘Improvisie’: toegeschreven aan Paul Bley, maar veel meer een geesteskind van Peacock en slagwerker Han Bennink. De opnamen werden in 1971 gemaakt in Rotterdam. Het zijn twee lange improvisaties waarin Peacock en Bennink het sterkste stempel op de muziek drukken, vol vrijheid en tomeloze energie. In ‘Touching’ weeft Peacock haar stem door de woest zwierende lijnen van de Moog en de verpletterende slagen van Bennink: “Hij had zo’n ongelofelijke kracht. Toen ik hem voor het eerst hoorde, kreeg ik een visioen van een drummer die tegelijkertijd slager was. Ik wilde met hem werken, maar Paul was benauwd voor zijn energie. ‘Hij slaat ons tot moes’, zei hij. Ik bracht ertegenin dat wij de kracht van elektronica hadden. Het was een geweldige ervaring. Hij is een van de weinige muzikanten die tegelijkertijd vrij en binnen de maat kunnen spelen.”
Geen herhaling
Annette Peacock is wel wat beducht voor de ontvangst die haar optreden en nieuwe album te wachten zullen staan. Het is haar derde concert in vijf jaar: “Ik weet nooit hoe het publiek gaat reageren op de muziek. Zelfs al kennen ze al mijn albums, dan nog zal de muziek anders klinken. Ik zal zeker een paar nummers van de nieuwe cd spelen. Ik hoop echt dat de timing nu eindelijk klopt. Ik weet dat het muzikaal precies is wat ik wil. Het wordt een popplaat, iets wat ik nooit gedaan heb. Het klinkt precies zoals het mij voor ogen staat. Maar of het publiek en de markt er rijp voor zijn? Er is op dit moment meer belangstelling voor mijn werk, dus de voortekenen zijn gunstig.
Maar een van de sleutels tot succes is jezelf herhalen. Mensen weten wat ze van je kunnen verwachten, en kunnen dus blindelings je volgende cd aanschaffen. Die benadering interesseert me niet. Ik wil elke dag op kunnen staan met het gevoel dat er weer iets nieuws te ontdekken valt. Zo ondergraaf ik mijn eigen kans op succes. Niemand weet hoe dit nieuwe album zal uitpakken. Ik kan alleen maar zeggen dat de muziek niet experimenteel is. Eind augustus moet alles af zijn. Het enige dat ik zeker kan zeggen, is dat het werken aan dit album een groot plezier is voor me. Voor de rest blijft het afwachten.”
Dit artikel verscheen eerder in GC #129.
Koop deze editie in onze webshop!Live
22-11-2015?Discografie
I Belong To A World That’s Destroying Itself (aka Revenge) (Ironic Records, 2014, cd, heruitgave)I'm The One (Ironic Records, 2010, cd, heruitgave)
An Acrobat's Heart (ECM Records, 2000, cd)
Abstract-Contact (Ironic Records, 1988, cd)
I Have No Feelings (Ironic Records, 1986, cd)
Reacties