(Muzikale) kopstoten, te korte hemdjes en herboren legendes (INCUBATE, zondag 22 september 2013)

Net als Incubate lopen onze recensenten op zondag op hun laatste benen.  De vele vertragingen maakten het nog vermoeiender maar ook spannend. De slotconclusie luidt onvermijdelijk: ‘moe, maar voldaan’ keerde de Gonzo (circus) crew huiswaarts vol energie om aan de volgende editie van Gonzo (circus) te werken.

Rise and shine – in de vroege namiddag trekken we naar platenzaak Sounds voor een set van Maan. Simon Marius en Tim Depraetere zijn twee ingenieurstudenten, jawel. Hun geluid – afkomstig uit een (zelfgeknutselde?) knoppenbak rond de nek en een met schroevendraaier geprepareerde stratocaster was het soort onaangepast lawaai waaraan een mens bijna gaat wennen, na zes dagen Incubate. Af en toe werd er een flard tekst gedebiteerd op de wijze van Mark E. Smith met een lichte longontsteking. De laatste noot is amper uitgestorven of Marius en Depraetere trekken de deur van Sounds achter zich dicht, en wandelen schouder aan schouder de Tilburgse straten in. Naast ons horen we fluisteren dat die break-up nu niet héél lang meer kan uitblijven. Vreemd sfeertje… (sb)

Wakker worden

Daarna zakten we af naar de koffiebar Beans & Bites, waar Bert Vliegen a.k.a. Horses het podium besteeg. Hij meent wat hij zingt en kan beslist toon houden, maar het ontbrak aan iets meer atypische akkoorden en een echte karakterstem om ons koude rillingen te bezorgen. Hoe dan ook vergt het behoorlijk wat moed om zonder micro en gewapend met slechts een akoestische gitaar het podium op te kruipen: respect dus, Bert. Maar wij kijken er toch vooral naar uit om Horses eens voltallig aan het werk te zien. Nu leken sommige nummers net een tikkeltje te lang te duren om te kunnen blijven boeien. Dat gezegd zijnde slenterden we na afloop wel met een goed gevoel weer naar buiten. We onthouden vooral ‘White Lady’, het allereerste Horses-nummer ooit: betoverend in al zijn eenvoud. (nk)

Tijd voor een beetje steviger werk, dat we konden vinden bij Hessian (zie GC#114). Die band uit de entourage van Amenra gaf ons namelijk wel de nodige energie om wakker te worden. Op het kleinste podium van de 013 smeet de band zich als een roedel wilde wolven. Hun kruising van donkere hardcore en metal werd dan ook terecht opgepikt door het Southern Lord-label. De band werkt onder leiding van Bram Coussement namelijk een zeer strakke set af, Levy Seynaeve martelt zijn gitaar en mag soms ook de zang voor zijn rekening nemen. Coussement staat dan in het publiek. Dat kleine, maar fanatieke publiek krijgt de kopstoot waar het voor kwam. (mt)

Echo

Even ons hoofd binnengestoken bij Doom. De oercrusts – ‘Trash Breeds Trash’ banners over de versterkers gedrapeerd, dreads over de schouders – doen wat van ze wordt verwacht: de zaal bekogelen met boze akkoorden en rechtlijnige boodschappen (genre “Jesus died for his own sins, not mine” en “Fuck Homophobia”). De zaal daarentegen deed niet wat van haar werd verwacht. Denis Doom stelt na enkele nummers tot zijn ontsteltenis vast dat er nog steeds niet gemosht wordt: “Dance or I’ll fucking make you. I won’t, but… Pretty please.” Veel verder dan wat goedbedoelend hoofdknikken komt het Tilburgse publiek niet. Wij ook niet, overigens, want we dachten dat we dringend Matthew Friedberger moesten gaan checken.

Matthew Friedberger dus. De mannelijke helft van Fiery Furnaces speelde ten dans in de Pauluskerk. Friedberger had een backingtape bij zich, vol rudimentaire synthgeluiden en bracht – half croonend, half spoken word – iets dat als een kruising tussen een hoorspel, een eenmansmusical en een preek klonk. Her en der herkenden we een flard van een nummer uit de recente stroom aan soloplaten, maar het was duidelijk dat het hier niet louter om een reeks aan elkaar gesoldeerde liedjes ging, maar dat er wel degelijk een verhaal werd verteld. Alleen: Friedberger worstelde dusdanig hard met de akoestiek van de Pauluskerk dat er nooit meer dan drie woorden op rij verstaanbaar waren. Dat had de man duidelijk zélf ook door: op de zeldzame momenten dat zijn gezicht vanachter zijn omstandige bles te voorschijn kwam, was dat om meewarig te kijken naar alweer een tiental toeschouwers dat de Pauluskerk verliet, of om gegeneerd contact te zoeken met iemand in het publiek. Al bij al een tamelijk ontluisterende affaire. (sb)

Tosti

Nadat we ons te goed hadden gedaan aan de authentieke Hollandse keuken, zakten we opnieuw af naar Sounds: de platenwinkel waar ondertussen Jesse Marchant – die muziek maakt onder zijn initialen JBM – was begonnen met zijn set. Die kwam al even authentiek over als de chicken tosti die we zojuist naar binnen werkten. Geen topzanger (al was dat gedeeltelijk aan de crappy zanginstallatie te danken) en eigenlijk ook geen topgitarist. Maar wel een rasechte verhalenverteller, die voornamelijk teert op gevoel: een singer/songwriter van het zuiverste soort dus. Het gebeurt niet te vaak dat een muzikant de hele zaal een half uur lang muisstil krijgt, maar JBM slaagde daar met glans in. Wij zijn fan.

Op weg naar GG:ULL passeren we toch nog even de grote zaal van 013, waar Built to Spill aantrad. We zagen ze nooit live eerder aan het werk, en dus viel in eerste instantie vooral de drummer op (die trouwens de perfecte samensmelting belichaamt tussen de twee hoofdpersonages uit Wayne’s World). Verder hoorden we vooral het soort indierock dat tegenwoordig jammer genoeg nog amper gemaakt wordt. De zanger (Doug Martsch, ex-Treepeople) zat er voortdurend naast, maar het plaatje klopte. De sfeer en de teksten – luister bijvoorbeeld naar het Pixies-achtige ‘Planting Seeds’ – primeren bij Built to Spill duidelijk op techniciteit, en terecht. Toch gaat dat jammer genoeg ook een beetje ten koste van de originaliteit.

Maar goed, we waren dus op weg naar GG:ULL. Daarvan zagen we uiteindelijk alleen nog het laatste nummer, en we moeten bekennen dat we dat – afgaande op die laatste vijf minuten – niet erg betreurden. De zoveelste doomband die het moeten hebben van slepende drums, obscure belichting en Marshalls op volume tien: fijn voor de die hards, maar niet bijster interessant voor de neutrale muziekliefhebber. Al durven we ons niet uit te spreken over de rest van de set. Volgende keer komen we op tijd, beloofd. (nk)

Oprecht crazy

Wolf Eyes waren waarschijnlijk het meest alomtegenwoordige collectief van deze Incubate-editie. Als je al niet per ongeluk op een concert van één van de nevenprojecten van Wolf Eyes terechtkwam, werd je waarschijnlijk minstens één keer nét niet omvergeskate door één van de bandleden. Of fietste je zelf ei-zo-na over een Wolf Eyes-lid, dat net – in al dan niet dronken staat – van zijn skateboard was getuimeld. Bijna was Gonzo (circus) overigens zijn coördinator kwijt aan een botsing met de Wolf Eyes-skate crew.

Maar het moet gezegd: het Wolf Eyes concert op vrijdagavond in een volgepakte Little Devil was van het beste dat we deze Incubate-editie zagen. Wij dus naar de Paradox voor de soloset van het meest verse Wolf Eyes-lid Crazy Jim. Die zou volgens het programmaboekje een set gevoelige folkliedjes hebben voorbereid. Even leek het zelfs nog te gaan kloppen. De man zat op een stoeltje en speelde een aaneenrijging van simpele tokkels op een clean klinkende elektrische gitaar. We zouden het nog gaan geloven ook: Crazy Jim – de Ray Ban Aviator ging het hele weekend niet van zijn hoofd, behalve bij het skaten – leek op een missie om te bewijzen dat gevoelens bij Wolf Eyes mogen.

Crazy Jims tokkels waren echter dusdanig simpel en random dat we al snel de gedachte niet konden onderdrukken dat hij de boel in de zeik aan het nemen was. Of – misschien nog erger – gewoon incashte op de Wolf Eyes-residentie op Incubate. Dat Nate Young aan de zijkant van het podium zijn grijns amper kon bedwingen hielp ons ook niet bepaald van die indruk af. De twee nummers die volgden waren ook simpel – een analoge loop en wat schril gitaargefriemel – maar sloten wél meer aan bij het Wolf Eyes-werk. Het op aanstoken van Young afgedwongen bisnummer was hetzelfde simpele fingerpicking-werk van het begin van het concert. Vreemd concertje, maar wij hadden na afloop geenszins het gevoel dat we iets onvergetelijks hadden meegemaakt. Een paar dagen na Incubate leggen we ons dilemma – meende hij het of meende hij het niet? – voor aan een intimus van de band. Verdict: Crazy Jim is wel degelijk oprecht crazy. (sb)

Te laat, te vroeg

No Home - Foto: Nico Kennes
No Home – Foto: Nico Kennes

Met gesuis in de oren dropen we dan maar af naar de Synagoge (niet de naam van een hippe club maar gewoon een echte synagoge). Daar was Richard Dawson net aan het soundchecken. Toen we echter beseften dat we de man onlangs nog op het Kraakfestival aan het werk zagen, besloten we de hoek om te lopen en eens te checken wie er zich klaarmaakte om de Paradox omver te blazen. Dat bleek niemand minder dan het gerenommeerde freejazztrio No Home te zijn, die helaas wel meer dan een half uur later dan gepland op het podium besloten te verschijnen (dan waren wij eens op tijd…).

Wij worden altijd al een beetje achterdochtig wanneer bands overdreven dure gear met zich mee zeulen (lees: DW-drums, vier vintage Marshall-stacks en een zeldzame Steinberger-bas), maar als blijkt dat frontman Caspar Brötzmann zijn te korte hemdje dan ook nog eens open – en boven de navel vastgeknoopt – draagt worden wij helemaal wantrouwig. Uiteindelijk konden we nog vijf minuten meepikken alvorens we alweer andere verplichtingen na moesten komen (ja, het was weer een drukke editie). Die vijf minuten deden nog het meest denken aan wat Jimi Hendrix destijds forceerde na een derde shot acid, alleen ging daar bij Hendrix wel eerst een nummer van zes minuten aan vooraf. We willen No Home graag nog eens terugzien om ze een tweede kans te geven, maar dan wel volledig aangekleed en in een iets meer bescheiden setting. (nk)

‘Intense electronic new wave’

Adi Newton is lang onzichtbaar geweest, maar sinds een paar jaar treedt hij incidenteel weer op, zowel met The Anti-Group als met Clock DVA, de band waarmee hij in de jaren 1980 respect afdwong. Incubate heeft beide acts geprogrammeerd, met als eerste multimediaproject The Anti-Group. Midden in de grote zaal van de Nwe Vorst is een grote kubus van gaas opgesteld, van waarbinnen de band hun elektronica bedient, terwijl er op de zijden video wordt geprojecteerd. Het is een mooie opstelling, waarbij het probleem van het staren naar onbeweeglijke, knoppendrukkende artiesten ook meteen wordt opgelost.

Terwijl de gebruikelijke mix van versneden occulte en wetenschappelijke beelden over de kubus stroomt, spelen Newton en consorten een mix van nieuwe en oude nummers. Daarbij blijven ze weg van het materiaal van de testtoonplaten die ze ooit maakten, en ook van de experimentele jazz die daar op volgde, en zoeken ze het meer in de licht industriële ambient uit de tijd van ‘Iso-Erotic Calibrations’. Er zijn mooie nummers bij, maar ze missen onderlinge samenhang, en wanneer ‘Broadcast Test’ en andere meer ritmische nummers tevoorschijn komen, houd ik het voor gezien – niet in de laatste plaats omdat de band een half uur te laat begon, wat in het strakke schema van de festivalbezoeker bijna een doodzonde is.

En op het kleine Stage 01 speelt Distel, het project van Peter Johan Nijland (die ook in Hadewych speelt, zie GC#115), en dat willen we niet missen. Eerder dit jaar verscheen het debuutalbum ‘Puur’, een zeer geslaagde plaat. Distel maakt elektronische muziek die zich moeilijk laat plaatsen; de Incubate-site noemt het “intense electronic new wave”, en wij zouden daar graag nog “persoonlijk” aan toe voegen. De eerste paar nummers wordt de band, die naast Nijland uit elektronisch percussionist (en mede-Hadewych-lid) Scramasax bestaat, geplaagd door technische problemen, maar het lijkt hem amper te deren. Gekleed in overhemd, vest en een soort enorme halstooi van zwarte haren, en met zijn gezicht dat alleen in het midden niet zwart is geschminkt lijkt hij sowieso afstand te willen scheppen. De teksten worden zachtjes gezongen, terwijl knarsende, donkere elektronica heen en weer golft. Als laatste nummer is er een cover van Coils ‘The Solar Lodge’, waarin het duo wordt bijgestaan door de saxofonist van de Dead Neanderthals. Ik ben dan al snel tevreden (een collega doet me later af als ‘Coil-boy’ – tsk), maar de rauwe versie door Distel past ook gewoon goed bij de set ervoor, en is tegelijk een mooie climax van het optreden.

Onheilspellend

Terug in de Nwe Vorst zien we wederom Adi Newton aan het werk, ditmaal als Clock DVA. Naast Newton bestaat de band deze dagen uit TeZ, een Italiaanse multimedia-artiest en elektronicamuzikant. Ook DVA is tegenwoordig helemaal elektronisch, en de set-up op het podium uiterst minimaal. Tegen een achtergrond van projecties van geometrische vormen en primaire kleuren, staat het in wit geklede duo achter een laptop en een enkel klein kastje. Maar het geluid is er niet minder om. Veel meer dan T.A.G.C., Newtons andere project, heeft Clock DVA een zeer herkenbaar geluid. Het is moeilijk te duiden, maar het is er nog steeds. De beats zijn subtiel maar toch krachtig (en vooral niet lomp, zoals dat bij zoveel tijdgenoten was, eind jaren 1980), het geluid is spaarzaam zonder echt minimaal te zijn, en de productie is vooral heel erg helder. Vergeleken met Front 242, die ik een paar uur later zie, is Clock DVA glashelder, waar de Belgen gedempt klinken. Het duo speelt een aantal nieuwe nummers – die doen uitzien naar een nieuwe plaat – en nummers van een net verschenen verzameling demo’s uit 1994. Die klinken soms een beetje los, maar het zijn dan ook demo’s. Wat betreft golden oldies beperkt DVA zich tot een opgerekte versie van ‘Sound Mirror’.

Wanneer de band na drie kwartier het podium verlaat, blijken alle Incubate-bezoekers (en de bediener van het zaallicht) inmiddels dusdanig geconditioneerd, dat iedereen zonder klagen naar de deur schuifelt. De geluidsman fronst, schudt wat meewarig het hoofd en begint vanachter het mengpaneel “more!” te roepen. Opeens herinnert iedereen zich het concept ‘toegift’ en doet vervolgens hetzelfde, waarna het duo terugkeert naar het podium voor nog twee nummers. Na tien seconden stopt alle apparatuur er mee, wat een verrassende grijns van Newton oplevert. Daarna gaat echter alles goed, en de band eindigt met de klassieker ‘The Hacker’, die in een nieuw jasje niets van zijn kracht heeft verloren. (msch)

Ongewenste feedbackstormen

Wij zijn grote fans van het concept :embers: (om kort te gaan: het zwartste van de jaren 1980 gemengd met Westvlaamse lichtheid) én van de ‘Lichtzwart’ EP die de band rond Pieter Nolf twee jaar geleden op de wereld losliet. De volledige West-Vlaamse achterban van de band was naar Tilburg afgezakt, en iedereen praatte een woordje met Nolf, wat resulteerde in een soundcheck die dusdanig lang aansleepte, dat wij bijna een durum waren gaan eten in een tentje om de hoek. Toen het concert dan toch eindelijk was begonnen, sleepte de band zich van het ene technische probleem naar de volgende ongewenste feedbackstorm. Het mooie tragikomische hoogtepunt gaan we u niet onthouden. De – nieuwe? – percussionist die een plastic box vol percussie-instrumenten zachtjes heen en weer schudt, totdat de bodem eruit gaat en de hele voorraad aan slagwerk zich kletterend over het podium van de 01 verspreidt. Commentaar van de percussionist-in-kwestie: “Het was wél een gratis box.” Verder gaan we het concert van :embers: bedekken met de mantel der liefde. Immers: als de verenigde programmatoren der Benelux die band een beetje vaker zouden boeken, zou het geheid een beetje vlotter gaan met hun concerten.

Overigens: op die hele Incubate zijn we – op Wouter Vanhaelemeesch (Vooruit) en Dennis Tyfus (Ultra Eczema) na – geen enkele Belgische programmeur tegen het lijf gelopen. Tamelijk wraakroepend als je de programmering van de Belgische podia naast die zeven opwindende Incubate-dagen legt…

Overigens II: Dennis Tyfus wenst tegenwoordig aangesproken te worden als Dennis Vandepaepeliere. Het is maar dat u het weet.

Gewapend beton

Fire! is Mats Gustafsson (The Thing), Johan Berthling (Tape) en Andreas Werliin (Wildbirds & Peacedrums). Eerder dit jaar bracht Fire! Orchestra (het trio uitgebreid met een dertigtal andere muzikanten) nog het bijzonder indrukwekkende Exit! Uit; een te duchten kandidaat voor ons eindejaarlijstje. Dat hele Orchestra kan natuurlijk niet op het podium van de Paradox, dus kregen we vanavond een reguliere trioset geserveerd… Een eerste horde die genomen moest worden, is dat het Paradox-publiek zich rond het grasperk voor de Paradox bevond, waar ze een performance aanschouwden van Siet Raeymaekers en Lieven Martens (Dolphins Into The Future) die, bij wijze van performance, tegen een boom stond aangeleund. Geen nood echter;  Gustafsson – die het tafereel met ons stond te aanschouwen – werd door zijn collega’s tot de actie geroepen met de simpele mededeling “We’ll play them away.”

Gustafsson startte – net als op zijn recente passage met Thurston Moore op het Antwerpse Follow The Sound-festival – op electronica. Voor Incubate had Gustafsson ook zijn Krumar-synth meegebracht, wat een iets minder ééndimensionale powerintro opleverde dan in het Antwerpse Zuiderpershuis. De intro was ook vrijer en psychedelischer dan we van de – doorgaans nogal krautgroove georiënteerde platen van Fire! gewend zijn. Wanneer Gustafsson dan toch zijn sax omgordde, kregen we de essentie van Fire! te horen: een ritmesectie van gewapend beton, die de basis legde voor Gustafssons exploraties. Hier en daar durfde de ritmesectie het gevecht aan te gaan met de alomtegenwoordige Mats. Vooral Werliin gaf met zijn drums nogal wat weerwerk. Fire! heeft binnenkort een nieuwe plaat uit, het uitstekende ‘(without noticing)’, maar daaruit werd slechts zeer beperkt geput, met een kort citaat uit ‘Your Silhouette On Each’. (sb)

Als we op voorhand twee concerten hadden moeten uitkiezen op deze Incubate-zondag, waren dat Barn Owl (zie GC#110) en Fire! geworden. Natuurlijk spelen die twee bands dan vrijwel tegelijkertijd. Gelukkig hebben we twee recensenten op Incubate  We zagen hen enkele jaren terug in STUK te Leuven, waar ze louter met behulp van twee gitaren en een effectenbord een van de meest beklijvende dronesets ooit op ons afvuurden. Jammer genoeg hadden ze de gitaren ditmaal ingeruild voor twee mengtafels vol kabels en knopjes. En had het concert een beetje te lijden had onder het praatzieke publiek. Het blijft – zelfs op een melomanenfestival als Incubate – een blijkbaar onoverkomelijk probleem: piepeltjes die niet doorhebben dat ze net zo goed hun uiteenzetting over hun volstrekt oninteressante werkweek zouden kunnen houden in een aanpalend café. Desalniettemin slaagden de heren er opnieuw in een fundamenteel onheilspellende atmosfeer op te roepen. Iets braver, iets afstandelijker en iets minder ‘tot op het bot’ dan we hadden verwacht  misschien, maar die verwachtingen lagen dan ook wel bijzonder hoog. Kortom: een geslaagde afsluiter van een alweer meer dan geslaagde Incubate-editie. (sb/nk)

Gonzo (circus) crew: Stijn Buyst, Nico Kennes, Maarten Timmermans en Maarten Schermer
Eindredactie: Marjolein Geraedts
Beeld: Nico Kennes, Maarten Timmermans

 

 

tekst:
Gonzo (circus) Crew
beeld:
Built To Spill - Foto: Maarten Timmermans
geplaatst:
do 26 sep 2013

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!