RECENSIE: Kiezen is verliezen op Le Guess Who? (Vrijdag 21 november 2014)

Zoals het een eclectische kliek muzikale opportunisten die door het leven gaat als de vermaarde Gonzo (circus) crew betaamt, zijn wij er niet vies van om groteske cultuurtempels met roltrappen en paarse neonlampen links te laten liggen ten gunste van de perifere kunstgalerij. En zo kwam die Gonzo (circus)-crew op Le Guess Who? terecht bij een magistrale Carlos Cipa. Na die kunstgalerij kwam die cultuurtempel alsnog aan bod.

Zoals het een eclectische kliek muzikale opportunisten die door het leven gaat als de vermaarde Gonzo (circus) crew betaamt, zijn wij er niet vies van om groteske cultuurtempels met roltrappen en paarse neonlampen links te laten liggen ten gunste van de perifere kunstgalerij. Zo kwam het dat de Belgische delegatie, die de vrijdagavondspits met graagte was ondergaan mits een aanzienlijke lading voorbereidend luistermateriaal, bij aankomst stante pede haar stalen ros besteeg om de gezellige Utrechtse binnenstad te doorkruisen richting Galerie Jaap Sleper.

Daar had het sympathieke Duitse Denovali Records immers carte blanche gekregen om een soort van mini-Swingfest op touw te zetten (wie weet komt er in de toekomst wel een volwaardige Nederlandse editie?). We grepen nog snel even een biertje, tenminste wat daar hier voor mocht doorgaan: twee halfvolle lauwe pinten die on-afgeschuimd bij elkaar werden gekeild, “want het vat is af”. Maar ja, voor 2,5 euro kan een mens niet klagen natuurlijk! Enfin, festivals en een goede pint: het blijft een contradictio in terminis.

Carlos Cipa - Foto: Simon Bierwald
Carlos Cipa – Foto: Simon Bierwald

Veel belangrijker, echter: Carlos Cipa, de in München residerende pianist-componist/multi-instrumentalist, kwam er zijn nieuwe album voorstellen op een prachtige vleugelpiano die er voor de gelegenheid was neergeplant. Qua setting kon dat dus wel tellen. En ook de klank zat goed. Veel versterking was er niet nodig, behalve dan misschien om boven de luid ronkende tapinstallatie uit te komen. Dat laatste lukte niet volledig, maar dat kon de pret niet drukken. Cipa voerde zijn mooie composities – ‘mooi’, want een beter woord voor ’s mans muziek bestaat er niet – feilloos op. Over het algemeen hield hij het kort, waardoor het op geen enkel moment saai werd: geen evidentie binnen het nieuw klassieke/ambient-genre. Maar ook de langere, uitgesponnen nummers kwamen wonderwel tot hun recht in deze intieme setting. Dit is gewoonweg heel straf. Wat ons betreft is deze man klaar voor de BOZAR. En liever morgen dan volgend jaar.

Bonnie Prince Billy
Bonnie Prince Billy

Toch maar terug naar dat over-the-top poppodium waar we het daarnet over hadden, Tivoli dus. Daar waren de mensenrijen intussen geëvolueerd van “damn, wat is dit” naar “dude, watdefok!”. We kregen spontaan medelijden met de mensen die 35 euro hadden neergeteld om in de koude aan te schuiven met de vage contrabastrillingen van Bonnie ‘Prince’ Billy op de achtergrond. Het is een beleid als een ander natuurlijk, de “rijpolitiek”. Wij waren er – na een heuse klautertocht – gelukkig wel bij om de bebaarde troubadour met z’n loepzuivere maar geladen stemtimbre de zaal wakker te horen schudden. De Ronda, waar het kwintet ten dans speelde, is een vreemde zaal: hij oogt een beetje ongemakkelijk, op de één of andere manier. Alsof hij nog niet helemaal af is, alsof de verhoudingen niet helemaal kloppen. Een beetje een onhandige kruising tussen een operazaal en een muziekclub. Maar het geluid is er fantastisch, en waar je ook staat: je hebt een goed zicht op wat er zich op het podium afspeelt. Wat moet u verder weten? De tegenpool van de stereotype singer-songwriter (kalend, aaibaarheidsfactor onder het vriespunt en vreemde stuiptrekkingen in de benen) en zijn band leverden een prima staaltje americana af, waarin lyriek en de sporadische voorzichtige gitaarsolo een hoofdrol speelden.

Maar voor het doek viel moesten wij al verkassen naar de Ekko, een klein zaaltje waar achtereenvolgens Viet Cong, Ought en Trans Am geafficheerd stonden. Nu ja… het is de aandachtige lezer ongetwijfeld niet ontgaan dat ‘een klein zaaltje’ en drie hippe underground-namen niet meteen een gedroomde combinatie vormen. Tenzij natuurlijk voor de aanhangers van het aanschuifbeleid. Ofte: toen we constateerden dat zowat het equivalent van de volledige zaalcapaciteit buiten in een stationaire colonne post had gevat, lieten we eensklaps alle hoop varen om drie van onze gedoodverfde favorieten die avond nog live te ondergaan. Stadsfestivals zijn onverbiddelijk.

Dean Blunt
Dean Blunt

Dan maar eens kijken wat Dean Blunt voor zijn publiek in petto had. En eerlijk gezegd: na één van de meest arty farty experimentele jazzsolo’s die we al hoorden kwam dat in grote lijnen neer op een betuttelende parlando waarin hij de toeschouwers met de grond gelijk maakt en zichzelf uitroept tot een “upper class dream chaser”. We citeren een fragment: “You better wake up. The world you live in is just a sugar-coated topping. There’s another world beneath it: the real world. And if you want to survive it you better learn to pull the trigger”. Oké Dean… De Blade-referentie willen we je nog vergeven. De rest eigenlijk niet. Get over yourself.

Intussen stond The Nite Trippers, de begeleidingsband van de befaamde zelfverklaarde “voodoo-muzikant” Dr. John, op het podium van de Ronda. Zij legden de funky blues-groove neer waarop de oude rot uit New Orleans met zijn kenmerkende cool het podium op kon slenteren, ondersteund door twee “pimp canes”. De sax en het orgel stonden misschien iets te luid. Verder was het gewoon een fijne muzikale afwisseling in afwachting van Iceage.

Het concept van de jonge Denen is simpel: een rechttoe rechtaan ritmesectie, een zanger (die dankzij zijn v-nek en kraagje veel weg had van een dronken economiestudent) met overdreven veel zelfvertrouwen… En rammen, luid rammen! Punk heet dat. Het werkte kennelijk aanstekelijk, want “de kids gingen loco” bemerkte een spitsvondige observant naast ons. En ook op het podium bewoog het. Op de bassist na, die ter plaatse wat aanmodderde, hetgeen alles te maken had met het feit dat zijn gitaarkabel maar twee meter ver reikte. Ons kregen ze pas ergens halverwege de set helemaal mee, toen de garage/rockabilly-vibe geleidelijk aan omsloeg richting grunge. Maar uiteindelijk is dit waar het allemaal om draait: piepende micro’s, pogo’s voor het podium en bier dat door de zaal vliegt.

Parquet Courts borduurde vlotjes verder op deze cadans. Sterker nog: vanaf de eerste noot zat de energie meteen goed. We zouden de drumpartijen zelf niet willen spelen, maar voor deze muziek werkt het perfect. Straightforward gitaargeweld, leuke deuntjes, toffe zang, een strakke set en verder niet teveel flauwe kul. Ja, “Parkay Quarts”, zoals ze zichzelf tegenwoordig noemen, was de gedroomde afsluiter van deze tweede dag Le Guess Who?. En nu tijd voor een deftige pint, in een glas, in een Utrechts volkscafé. Tot morgen.

Gezien: Le Guess Who, vrijdag 21 november 2014. Quarts

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!