In Memoriam: Persoonlijke herinneringen aan Alex Chilton

Plat water en wiet puur

“Ik een cultheld? Een undergroundlegende? Zo zie ik mijzelf niet. Misschien als ik mijn carrière ga analyseren…. Maar het is in ieder geval niet wat mij door het hoofd schiet als ik ’s morgens wakker word.”
Aldus Alex Chilton, met een glaasje plat water bij de hand, op maandagochtend 10 januari 1992 in mijn Haarlemse zolderkamer.

chilton1
Alex Chilton

Alex Chilton is dood. Hartaanval. Er is de afgelopen dagen al veel moois over hem geschreven. En ik kan het met al die in memoriams en eerbetonen alleen maar eens zijn. Ook ik vind ‘September Gurls’ een van de mooiste popsongs ooit geschreven, op de hielen gevolgd door een aantal van Chiltons andere liedjes. Ook ik viel genadeloos voor zijn mysterieuze uitstraling, vooral in de jaren tachtig. Ook ik zie hem als een vaak niet op waarde geschatte sleutelfiguur in de rock van de jaren zeventig of tachtig. Lofprijzingen waar ik eigenlijk niets aan toe te voegen heb. Behalve dan misschien die persoonlijke herinnering. Die handvol even merkwaardige als indruk makende ontmoetingen met Alex Chilton tussen begin november 1991 en half januari 1992.

The Box Tops met de 16-jarige Chilton staand in het midden

Laat ik bij het begin beginnen. Ik kende Alex Chilton niet in de jaren zeventig. Ja, ik kende natuurlijk ‘The Letter’ van The Box Tops, zoals iedereen die wel eens naar de Arbeidsvitaminen luisterde. En ik kende die andere Box Tops hit, ‘Cry like a Baby’. Maar The Box Tops waren voor mij – zoals voor zovelen – een one-hit wonder. Of beter: een two-hit wonder. Dat de zanger van ‘The Letter’ de toen zestienjarige Alex Chilton was wist ik niet. En van Big Star had in de jaren zeventig in Nederland eigenlijk ook nog niemand gehoord.

Dat veranderde pas toen in 1980 het debuutalbum van The Cramps verscheen, ‘Songs the Lord taught us’, dat een joekel van een hype werd in alternatieve rockkringen. En Alex Chilton was de producer.

Een paar jaar later was ik in Parijs om voor het al heel lang niet meer bestaande Amsterdamse popblad STIC Patrick Mathé te interviewen; destijds baas van het platenlabel New Rose. Mathé verzamelde rockfreaks zoals een schooljongen postzegels en Patricia Paay botoxbehandelingen verzamelt. Hij had zowel GG Allin als Calvin Russell onder contract. Zowel Roky Ericson als Sky Saxon. Zowel The Cramps als The Gun Club. In de trein, terug naar Nederland bekeek ik één voor één de LP’s en singles die ik van Mathé meegekregen had. Een flinke tas vol. Eenmaal thuis bleef een mini-album uit die stapel bijna vastgeplakt op m’n platenspeler. ‘Feudalist Tarts’ van Alex Chilton. Vanaf dat moment begon ik met terugwerkende kracht zoveel mogelijk van ’s mans oeuvre te verzamelen.

Alex Chilton Feudalist Tarts front2
Alex Chilton - Feudalist Tarts album

Mei 1986 zie ik hem voor het eerst in levende lijve. In een sobere triobezetting speelt hij in De Melkweg. Een vreemde sfinxachtige verschijning met een perkamentachtig gelaat, een uitdrukkingloze blik en diep liggende ogen. Maar die stem. Die Stem! De uitvoeringen van ‘The Letter’ en ‘Cry like a Baby’ zijn fantastisch. ‘Train kept a rollin’ en ‘Bangkok’ klinken explosief. ‘September Gurls’ zorgt voor koude rillingen. Magie! Drie, vier, misschien vijf keer heb ik hem in de jaren daarna nog zien spelen. Nooit meer zo goed.

November 1991 heeft het Patronaat in Haarlem de Koolkings geboekt, een wat vage undergroundrockgroep rond de Duitse zanger-gitarist Kristof Hahn. Hij heeft een album opgenomen in Memphis, met Alex Chilton als producer. En Chilton heeft toegezegd de band tijdens hun Europese tournee als gastgitarist te vergezellen. Voor de duidelijkheid: dat laatste en ook alleen maar dat laatste is een reden voor Nederlandse popzalen om de Koolkings te boeken.

Een dag of vijf voor het Haarlemse concert gaat de tour van start in Keulen. Een mooie gelegenheid om Chilton eens voor Haarlems Dagblad te interviewen, denk ik. En samen met Sjef Huurdeman, toenmalig Patronaatprogrammeur en hardcore-Chiltonfan, neem ik de trein naar Keulen. We logeren in hetzelfde hotel als de band; toeval, maar mooi meegenomen. De tourmanager is echter duidelijk: Alex laat zich niet interviewen. No way!

Een poging om Chilton bij de soundcheck te pakken te krijgen loopt op niets uit. Chilton laat de soundcheck aan de anderen over. “Alex zit waarschijnlijk op zijn hotelkamer te lezen.”

Tijdens het concert staat hij achter op het podium mooi, maar verder onopvallend gitaar te spelen. Na afloop, als de rest van de groep naar de kleedkamer is verdwenen, rommelt Chilton nog wat met zijn gitaarspullen. Ik sta op een paar meter afstand. Chilton draait zich om, ziet mij staan, wenkt en vraagt of ik een vuurtje heb. Ik haal mijn Zippo tevoorschijn. Contact. Ik stel mij voor. We wisselen wat beleefdheden uit. Als ik hem vraag of ik in het hotel nog wat met hem kan doorpraten blijft hij afhoudend. Later begrijp ik waarom.

Als het hele gezelschap ruim een uur later terug in het hotel is blijkt Kristof Hahn ‘m flink geraakt te hebben. Sterker nog, hij is laveloos. Tijdens het optreden heeft hij al twee flessen wijn naar binnen gegoten en in het hotel volgt de derde. Hij vraagt of er iemand trek heeft. Wat vaag instemmend gemompel. “Vijftien sandwiches tonijnsalade!” schreeuwt Hahn door de bar annex foyer. Ze worden gebracht. Niemand heeft trek in een sandwich tonijnsalade. Alex Chilton is al nergens meer te bekennen.

De volgende ochtend zit ik vroeg aan het ontbijt. De hele band slaapt nog. Behalve dan Alex Chilton, die in een hoekje zit met een kop koffie. “Ik ben helemaal gestopt met drinken, zo’n situatie als gisteren kan ik maar het beste ontlopen,” verklaart hij zijn snelle verdwijnen de vorige avond. En voor ik de kans krijg een nader gesprek aan te knopen staat hij op, excuseert zich en zegt dat hij naar dit of dat museum wil. Of naar het postkantoor. Of gewoon een blokje om. Ik weet het niet precies meer, het is ook alweer achttien jaar geleden.

koolkingsalbum
Koolkings-album 'Shocked & Amazed'

Een paar dagen later zijn de Koolkings met Chilton in het Patronaat. Dezelfde set als in Keulen. Weer klokt Kristof Hahn twee flessen wijn achterover en weer staat Chilton mooi maar onopvallend op de achtergrond zijn partijtje te spelen. Na afloop ga ik naar de kleedkamer en vind daar een opvallend ontspannen en goed geluimde Alex Chilton, joint in de ene en glas plat water in de andere hand. Ja, natuurlijk herinnert hij zich mij nog. En of ik ook een glaasje water wil. Of iets anders misschien; hij wijst naar de koelkast. Even later komt de oorzaak van zijn opperbeste stemming de kleedkamer binnen: een vrouw. De twee kennen elkaar overduidelijk reeds langer en het is mij helder dat ik vanaf dit moment niet meer op zijn aandacht hoef te rekenen. Maar toch, een mens moet het ijzer smeden als het heet is en ik heb Chilton nog niet eerder zo toeschietelijk meegemaakt. Dus vraag ik hem of ik hem wellicht later tijdens de Nederlandse tour kan interviewen. Tot mijn verrassing stemt hij toe. “Kom donderdag. Dan spelen we in Leiden,” zegt hij. Beet! denk ik als ik even later de kleedkamer verlaat.

De volgende morgen, om een uur of elf, gaat de telefoon. Iemand van Het Patronaat. Of ik enig idee heb waar Alex is. Ik heb immers in de kleedkamer met hem zitten praten. En hij is die nacht helemaal niet in z’n hotel geweest. De band moet verder, naar de volgende show. Ik mompel iets over een vrouw die ik de kleedkamer was. Maar ik heb geen idee wie zij was. Niemand heeft enig idee wie zij was.

chilton2
Alex Chilton

Alex blijft spoorloos. De volgende dag worden alle nog resterende Nederlandse concerten van de Koolkings gecancelled. Lullig voor Kristof Hahn, maar geen zaal blijkt nog geïnteresseerd in een concert van de Koolkings zonder Alex Chilton.

Half december weer een telefoontje.
“Hi, Alex here.”
“Huh…?”
“Alex Chilton here, I have to apologize…”

Hij vertelt dat hij nog steeds in Nederland is en nu belt vanuit het kantoor van zijn Nederlandse agent die hem mijn telefoonnummer had gegeven. Hij verontschuldigt zich voor zijn plotselinge verdwijnen en dat hij dus ook niet in Leiden was voor het beloofde interview. Hij zegt dat hij de permanente laveloosheid van Koolkings-opperhoofd Kristof Hahn niet langer had kunnen verdragen en daarom z’n biezen maar had gepakt. “Ik was naar Europa gekomen om met een rockband te spelen, niet om in een dronkemanstheater te figureren.”

Maar hij zal het goed maken. Hij belooft mij binnen drie dagen te bellen voor een nieuwe afspraak. Hij belt niet.

Een paar weken later, op zondag 9 januari 1992, staat Chilton solo geprogrammeerd op een singersongwriteravond in Paradiso. Een formeel aangevraagd interview via zijn agency wordt afgeketst. “Alex geeft geen interviews.” Na afloop van het concert loop ik de kleedkamer binnen. Chilton ziet mij, staat op, schudt mij de hand en maakt tussen twee joints door weer duizend excuses. “Bel mij morgen rond het middaguur in mijn hotel, dan maken we een definitieve afspraak,” zegt hij. Mijn tegenwerping dat alle singer-songwriters van die avond de volgende dag om twaalf uur in Hilversum worden verwacht voor een of andere Twee Meter-achtige radiosessie wuift hij weg. Daar heeft hij niets mee te maken. Ik geloof hem maar half. Ik geloof hem helemaal niet, eigenlijk. Niet meer…

Ik maak het laat die avond. De kroeg, de nachtdiscotheek. Als de volgende morgen de telefoon gaat ben ik nog in diepe slaap. Ik schrik wakker. Het is tien uur.

“Hi, Alex here.”
“Huh…?”
“Alex Chilton. Zeg, dat interview. Als we dat nu eens in Haarlem doen. Mijn vriendin wil naar een museum in Haarlem en…”
“Dus je hoeft niet naar de radio in Hilversum…”. Mompel ik nog maar half bij de les.
“Onzin! Luister,” klinkt het bijna ongezond wakker aan de andere kant van de lijn. “Om elf uur precies ben ik bij…” en hij noemt de naam van een Haarlemse coffeeshop waar hij bij zijn vorige bezoek aan de stad blijkbaar geweest is.
“Kun jij daar dan ook zijn?”
“Natuurlijk. Ik ben er. Tot zo.”

Ruim voor elven sta ik met schrijfblok en balpen bij de coffeeshop. En warempel, niet veel later komt Chilton ook aanlopen. De coffeeshop blijkt nog gesloten. Bijna alles is nog gesloten, het is maandagochtend. En Haarlem!

“Laten we naar mijn huis gaan,” stel ik voor. “Dat is niet meer dan een paar honderd meter hier vandaan.”

Hij stemt toe. “Maar ik wil nog wel even een pakje vloei kopen,” zegt hij. “En shag?” vraag ik. Hij schudt het hoofd. “Alleen vloei.” Hij is vriendelijk en alert, maar tegelijk op een vreemde manier afwezig. Of beter: ergens anders. En dan die immer in het niets starende ogen.

Ik wijs hem een tabakswinkel. Alex gaat naar binnen. Op dat moment komt er een bekende langs. Een muziekvriend die mij aanspreekt over een of ander concert. Hij heeft een exemplaar van het muziekblad Oor bij zich en zegt iets over een album van Alex Chilton dat in het tijdschrift gerecenseerd is.

“Ook toevallig, Alex is net hier binnen,” zeg ik wijzend naar de tabakswinkel.

De muziekvriend gelooft mij niet.

Op dat moment gaat de deur open en komt Chilton weer naar buiten.

De muziekvriend is niets minder dan verbijsterd. Dan stapt hij op de rocker af en – je moet maar op het idee komen – vraagt hem om zijn exemplaar van het tijdschrift Oor te signeren.

Alex Chilton, die tot op dat moment voor zijn doen ongekend ontspannen is geweest, verstrakt. Hij zegt niets, schudt zijn hoofd en een moment denk ik dat hij prompt rechtsomkeer zal maken, terug naar het station, naar zijn vriendin in het museum of waar dan ook. Maar in ieder geval weg van het interview waar ik nu al twee maanden op wacht.

De muziekvriend voelt de situatie gelukkig aan, verontschuldigt zich, knikt naar mij ter afscheid en gaat er snel vandoor. Chilton zucht. “Ik woon hier vlakbij,” zeg ik. Hij knikt en zet zich weer in beweging.

Vijf minuten later zitten we op mijn zolderkamer. Wat hij wil drinken, vraag ik. Plat water, antwoordt hij. Uit een fles, niet uit de kraan. Ik realiseer mij dat ik dat niet in huis heb. Ik heb eigenlijk helemaal niets in huis;  het is maandagmorgen. Maar het gelukkige toeval wil dat ik boven een slijterij woon. Die is weliswaar ook nog gesloten, maar de zoon van de eigenaar woont in hetzelfde huis en heeft de sleutel.

Ik verdwijn naar beneden en als ik weer de kamer binnenkom met twee glazen literflessen Spa-blauw – die had je toen nog – zit Chilton aan tafel een joint te rollen. Geen tabak, alleen wiet, pure wiet, waarin hij ook nog een klein beetje hash verkruimelt voordat hij het geheel in de vloei tot een dun sprietje draait. Ik haal mijn lijstje vragen tevoorschijn en zie Chiltons blik weer wat benauwen. Maar als de joint eenmaal aangestoken is wordt hij rustiger. Toeschietelijk bijna.

Twee uur lang praten we. Wat Chilton betreft niet als Brugman, maar hij praat.

We hebben het over zijn vermeende cultstatus, waar hij niet veel mee blijkt te kunnen. Over muzikant als beroep – hij ziet zichzelf als een soort kleine ondernemer in de entertainment-business. Over het geheim van het perfectie liedje – “Toen ik ‘September Gurls’ schreef voelde ik dat dat nummer een ‘winner’ was.” Over de schijnbare fascinatie voor seks en wanhoop in veel van zijn songs – een opmerking waar hij weinig mee lijkt te kunnen. Over platenmaatschappijen die hem belazeren en albums van hem die in de handel zijn en waar hij nooit een cent van gezien heeft. Ik heb mijn collectie Chiltonplaten op tafel gelegd en hij wijst ze aan: “Die! Die! Die! Platen die zonder mijn toestemming zijn uitgebracht.”

Hij drinkt plat water en draait nog een joint en nog een. Hij vertelt dat hij al jaren geen officieël woonadres heeft. Hij heeft een lapje grond gekocht en als hij niet op tour is bouwt hij daar zijn eigen huis. Daar slaapt hij dan voorlopig naast in een tentje.

bandwagonesque
Teenage Fanclub album 'Bandwagonesque"

Ik vraag hem of hij het album ‘Banwagonesque’ van de Schotse groep Teenage Fanclub kent dat enkele maanden eerder is verschenen en dat helemaal is geïnspireerd door zijn werk met Big Star. De song ‘December Boys’ is zelfs een regelrechte echo van ‘September Gurls’. Chilton schudt zijn hoofd. Hij heeft er over gehoord, maar kent de plaat niet.

Ik haal de cd uit de kast en speel hem af. Chilton luistert, zonder dat z’n gezicht een spoor van bewondering of afkeuring verraadt. , ‘Dit vind ik wel een goed nummer,’ zegt hij als ‘Star Sign’ voorbij komt. En wat later, als ik de cd weer heb afgezet: “Maar ze hadden misschien toch beter een album met songs van mij op kunnen nemen.”

En natuurlijk hebben we het over Big Star. Hun album ‘Third/Sister Lovers’ is een van mijn favoriete platen uit de popgeschiedenis. Weliswaar pas voor het eerst verschenen in 1978, maar opgenomen eind 1974. Grofweg in dezelfde periode – ‘73/’75 – als een handvol andere klassiekers die angst, dood en een gevoel van beklemming als thema hebben: Lou Reeds ‘Berlin’, John Cales ‘Fear’, Neil Youngs ‘Tonight’s the Night’.

big star sister lovers third1
Big Star - 'Third/Sister Lovers'

Chilton schenkt zichzelf nog eens een glas water in en blijft nuchter als de legendarische status van Big Star – en het album ‘Third / Sister Lovers’ in het bijzonder – ter sprake komt. Bijna pijnlijk nuchter. “Ach, die muziek is er gewoon. En de mensen blijken het mooi te vinden; daar gaat het toch om? Die band zelf stelde eigenlijk niet zoveel voor. We maakten een debuutplaat en speelden niet meer dan een stuk of drie concerten. Toen ging onze gitarist weg. We wilden eigenlijk uit elkaar gaan, maar de platenmaatschappij vroeg ons om nog een plaat te maken. We zeiden OK, maar toen die opnamen af waren kregen we wat problemen met het label. Dat tweede album werd slecht gedistribueerd en verkocht amper. Ondertussen was ik zelf in een artistieke crisis beland door mijn halsoverkop toenemende drugsconsumptie en schreef ik de songs die later op dat derde album terecht zouden komen. Maar is dat volgens jou het beeld van een legendarische rockgroep? Ik zou het niet weten… We hebben een aantal goede liedjes gemaakt, dat wel.”

Alex begint onrustig te worden. Merkbaar onrustig. Hij zegt dat hij rond deze tijd weer met zijn vriendin op het station heeft afgesproken. Ik wil hem vragen één of meer LP’s te signeren, maar het incident van een paar uur eerder bij de tabakswinkel schiet mij weer te binnen en ik doe het toch maar niet. En trouwens, een sfinx plaatst geen handtekeningen. Een sfinx plaatst slechts vraagtekens.

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!