Over het geestige in de kunst van ZERO

In 1957 werd een nieuwe kunstbeweging aangekondigd: ZERO. Zoals bij elke zichzelf respecterende avant-gardestroming in de 20e eeuw, ging dat gepaard met een beginselverklaring. Het woord zero, nul, zou staan voor ‘een zone van stilte en van pure mogelijkheden voor een nieuw begin’.

De recente tentoonstelling die aan deze beweging gewijd is, ‘ZERO. Let us explore the stars’, staat in het teken van dat nieuwe begin en verandert het Stedelijk Museum tijdelijk in zo’n zone van mogelijkheden. Na de aanvankelijke verstilling, ontaardt de expositie in een bonte veelheid van verschijningsvormen. Deze nieuwe ZERO-tentoonstelling is pas de tweede Nederlandse presentatie die aan de beweging gewijd is, sinds die in 1965 uit elkaar viel. Van Jan Schoonhoven, Henk Peters en Armando, drie belangrijke Nederlandse vertegenwoordigers, kun je in verschillende musea werk bezichtigen. In de zaalteksten staat vaak iets over Nul of ZERO, maar zeker niet iedereen is goed bekend met die bewegingen. Ze zijn toch minder bekend dan bijvoorbeeld popart of abstract expressionisme, stromingen die wél tot het basispakket van het kunstonderwijs behoren. Gelukkig vertelt ‘Let us explore the stars’ het interessante verhaal van ZERO.

Zonder penseel

Een aantal doeken uit de eerste zaal.
Een aantal doeken uit de eerste zaal.

De expositie zelf is bijna onopvallend goed opgezet en ingericht. In de eerste zaal vind je bijvoorbeeld de ‘klassieke’ ZERO-stijl: witte doeken, die op bijzondere manieren onder handen zijn genomen. Een goed voorbeeld is een canvas waarin aan de achterkant flinke sneden zijn gemaakt (Herman Goepfert, ‘Weisses Strukturbild’, 1958). Aan de voorkant levert dat een even rauw als fraai reliëf op. Naarmate de expositie vordert, komen er nog veel meer opvallende behandelingen tegen: een doek dat beschoten is met pijl en boog bijvoorbeeld (Günther Uecker, ‘Pijlenschilderij’, 1962), of een dat bewerkt is met een vlammenwerper (Yves Klein, ‘La marque du feu (F 85)’, 1961). De titel van een bekende documentaire (waaruit ook fragmenten getoond worden) over ZERO is dan ook zeer treffend: ‘Maler ohne Farbe und Pinsel’. Eerlijk is eerlijk: dit is kunst die makkelijk aangezien kan worden voor pretentieus. De verstilde, witte objecten en doeken maken aanvankelijk een kille, onpersoonlijke en hermetische indruk: typische kunst voor liefhebbers die daar lekker moeilijk over kunnen doen. Hetzelfde geldt voor de materiaalbehandeling, die zou je gemakkelijk aan kunnen zien voor zeer conceptueel en zwaarbeladen.
Maar dan kom je in de tweede zaal, waarin niets anders te zien is dan een groot beeldscherm. Dat is een geweldige keuze geweest. Iedereen komt namelijk langs dat scherm, waarop een selectie van erg informatieve video’s wordt getoond. Ze laten zien hoe humoristisch recalcitrant de ZERO-kunstenaars waren. Het is moeilijk om niet te lachen bij bijvoorbeeld Yves Klein, die met een guitig smoelwerk water op een canvas spat en zo een soort toevalsschilderij maakt. Die performancekant is weliswaar niet af te zien aan de eindresultaten, maar met de video’s in het achterhoofd blijkt ZERO eigenlijk een heel geestige stroming te zijn.

Aanvankelijk wit

Rechts Armando's autobanden.
Rechts Armando’s autobanden.

De ‘ZERO-doeken’ zijn, zoals gezegd, aanvankelijk wit. Daardoor vallen de manipulaties van het materiaal des te sterker op, er is eenvoudigweg geen verf of kleur die afleidt van de ingrepen. Naarmate de ontwikkeling van de beweging vordert, en daarmee de tentoonstelling, worden de verschijningsvormen aanzienlijk diverser. De werken variëren van op een muur aangebrachte rubberbanden (Armando, ‘Autobanden,’ 1962), tot verschillende (multimediale) installaties als ‘Lichtraum (Hommage à Fontana)’ (een samenwerking tussen Heinz Mack, Otto Piene en Günther Uecker; 1963). Vooral in de bewegende installaties komt het performance-aspect van de stroming toch nog de kop op steken. Het overheersende gevoel dat ik bij de tentoonstelling krijg is er een van ‘waarom niet?’, want waarom bijvoorbeeld geen autobanden aan de muur hangen, of schilderen met pijl en boog? De mogelijkheden waren er immers. De ruimtelijke opzet van de expositie wordt ook losser: na de eerste twee zalen is er eigenlijk geen vaste route meer. Die indeling is natuurlijk ingegeven door de architectuur van de benedenverdieping van het Stedelijk, maar leent zich uitstekend voor de opzet voor de tentoonstelling.

Minstens zo onnadrukkelijk aanwezig, maar van uitstekende kwaliteit, zijn de begeleidende teksten, zowel die op muur als die van de audiotour. Ze komen niet spectaculair of diepgravend over, maar zijn helder en bieden steeds voldoende informatie. Tot slot zijn er in verschillende kamers vitrines met knipsels te zien: uit de eigen tijdschriften van de beweging, maar ook recensies over haar eerdere exposities. Bovendien wordt via die knipsels ook het vrolijke kabaal rond de beweging duidelijk geschetst. De toeschouwer wordt van genoeg informatie voorzien om het ZERO-verhaal zelf te kunnen reconstrueren.

Optimisme

Links een doek-met-snee van Lucio Fontana; rechts verschillende gekleurde monochromen van Yves Klein.
Links een doek-met-snee van Lucio Fontana; rechts verschillende gekleurde monochromen van Yves Klein.

Een van de belangrijkste punten van dat verhaal is het optimisme van ZERO. De expositie heeft optimisme als insteek, getuige de ondertitel ‘Let us explore the stars’. Dat citaat komt uit de inauguratiespeech van John F. Kennedy in 1961, waarin de nieuwbakken president de Amerikanen oproept om samen op avontuur te gaan en alle mogelijkheden gebruiken om de wereld om ons heen te verkennen, en zelfs die daarbuiten. Eenzelfde enthousiasme straalt uit de al eerder genoemde materiaalbehandeling van de hier geëxposeerde kunstenaars: waarom een doek beschilderen als je er zoveel meer mee kunt? Niet voor niets wordt in de begeleidende teksten Lucio Fontana instemmend geciteerd: ‘Ik maak een gat in het canvas […] om op symbolische wijze aan de traditionele opvattingen over kunst te ontsnappen, maar het gaat ook om een materiële ontsnapping: aan de gevangenis van het platte oppervlak.’ Diezelfde Fontana, bekend van zijn sneden en perforaties in doeken, werd door ZERO dan ook binnengehaald als een van haar voorlopers.

Het wordt snel duidelijk dat de ahistorisch aandoende naam misleidend is, gezien ZERO ook haar voorlopers kent en die niet alleen eert, maar ook in haar eigen beweging opneemt. Fontana is daar een goed voorbeeld van, en hetzelfde geldt voor Yves Klein. Voor hen is ook een plek ingeruimd in de tentoonstelling. Zo zijn Kleins vroege monochromen hier goed vertegenwoordigd. Volgens hem vertegenwoordigen die schilderijen waar het voor hem vooral om ging tijdens het schilderen: ‘KLEUR’, in hoofdletters. Ook zijn werk L’accord bleu wordt getoond, een later werk in zijn gepatenteerde kleur International Klein Bleu. Het bestaat uit een doek en enkele daarop aangebrachte sponsen. Weer zie je de creatieve benadering van het canvas terug.

De manier waarop ZERO ten einde kwam is overigens niet verrassend. In 1965 zou in Scheveningen het groots aangekondigde ZERO op zee plaats moeten vinden, maar dat kwam wegens problemen met de financiering niet van de grond. Er was eenvoudigweg niet genoeg geld om alle wilde ideeën tot uitvoering te brengen. De groep viel daarop uit elkaar. Het einde bleek geen knal te zijn, maar een zucht. Een onoverkomelijk probleem bleek dat niet te zijn: kunstenaars als Armando en Jan Schoonhoven groeiden uit tot grote namen binnen de (Nederlandse) kunstwereld. Bovendien bleek het einde van ZERO op een vreemde manier toch heel goed bij het beginsel uit 1957 te passen. Tot een ideeënarmoede is het in elk geval nooit gekomen.

Maar terug naar de expositie: die bleek zeer, zeer humoristisch te zijn. Toen ik voor het eerst van Kandinsky’s essay ‘Über das Geistige in der Kunst’ hoorde, hoopte ik, eigenlijk tegen beter weten in, dat ‘Geistige’ géén valse vriend van ‘geestige’ zou zijn. Hier moest ik al in de videozaal aan terugdenken. ZERO is misschien wel dé belichaming van het geestige in de kunst. En wie had dat gedacht van kunst die aanvankelijk zo zwaar op de maag leek te liggen? ‘ZERO. Let us explore the stars’ vertelt een (ten onrechte) wat onderbelicht verhaal, en werpt zo een fris licht op de beweging.

 

De foto’s van de expositie zijn gemaakt door G.J. van Rooij.

tekst:
Maarten Buser
beeld:
015.SM-ZERO-2015-PH.GJ_.vanROOIJ_original
geplaatst:
zo 1 nov 2015

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!