INTERVIEW: John Chantler

We kennen John Chantler vooral van zijn solowerk met drones en tonen van orgels en elektronica. Twee nieuwe albums bieden een verrassende samenwerking met akoestisch improviserende musici.

Twee nieuwe uitgaven van John Chantler lijken een verrassende wending op zijn muzikale pad. Kennen we hem vooral van zijn solowerk met drones en tonen van orgels en elektronica, nu werkt hij samen met akoestisch improviserende musici. Zijn klankendrang resulteert overigens ook in Chantlers eigen Edition Festival, deze februari.

In oktober verscheen het album ‘Front and Above’, een stevige improvisatieset in het Londense Café OTO van John Chantler met drummer Steve Noble en altsaxofonist Seymour Wright. Enige tijd daarvoor nam hij samen met de Deense saxofonist Johannes Lunds ‘Endless Sky’ op, dat verscheen als cassette met handgeschilderde verpakking in een beperkte oplage van vijftig exemplaren. Met Lunds speelde Chantler afgelopen oktober in De Ruimte in Amsterdam, waar we elkaar spraken voorafgaand aan het concert.
Chantler woont sinds een aantal jaren in Stockholm, maar verbleef daarvoor lange tijd in Londen, Japan en zijn geboorteland Australië. In Australië verscheen tussen 2003 en 2007 al een aantal albums van hem, onder meer bij het label Room40 van Lawrence English.
De plaat ‘New Days’ maakte hij samen met partner Carina Thorén. Hier en daar is dat album nog te vinden, in tegenstelling tot het meeste werk uit die jaren. We kennen Chantler vooral van zijn optredens en soloalbums sinds 2010, waarbij hij op onderzoekende en improviserende wijze pijporgels, synthesizers en andere elektronica inzet. Echter, bij zijn twee recentste albums staat hij niet langer als enige uitvoerende op de hoezen.

Noisy strooigoed

Noble en Wright kende hij al vrij lang, vertelt Chantler. Beiden zijn zo’n beetje de huismuzikanten van het befaamde Café OTO, waar Chantler concerten organiseerde toen hij in Londen woonde. “Ik wilde al een tijd iets met hen samen doen, maar het leek me heel moeilijk om te spelen in een context waar anderen zo snel kunnen denken en wisselen. Ik gebruik geen keyboard, dus het wisselen van toonhoogte of frequentie duurt langer. Ik moet meer veranderen, terwijl een saxofonist verschillende dingen tegelijk kan veranderen en een percussionist van het ene op het andere moment tempo en klankkleur kan verschuiven.”
Toch heeft Chantler niet het gevoel dat hij slechts een achtergrond voor de improvisaties van de anderen kan leveren. “Ik kan bijvoorbeeld compleet stilvallen, snoeren van de synthesizer veranderen en weer terugkomen. Dat gebeurt niet in een seconde, maar wel in zo’n twintig seconden. Dan lever ik weer een bijdrage, waarmee zij iets moeten doen.” Dat levert een interessante dynamiek op, want ook Noble en Wright moeten rekening houden met de minder beweeglijke bijdrage van Chantler. “Het resulteert in boeiende muziek”, zegt hij zelf. “Het is geen standaard free jazz, daarvoor is het ook nog te vroeg in de ontwikkeling. Ik ben erg benieuwd naar de richting waarin we dit kunnen brengen.”
Hij ervaart het samenspelen als heel prettig. Dat hij niet alleen is, legt Chantler uit, neemt bij hem de druk weg om de hele ruimte te moeten vullen met zijn eigen geluid. Hij voelt dat ook zo bij het samenspel met Lunds. “Op een bepaalde manier hoef ik niet zoveel te doen en moet Johannes keihard werken”, zegt hij lachend. Inderdaad: gebruikmakend van circulair ademen blaast Lunds onafgebroken loopjes met minimale veranderingen. Tegelijkertijd beweegt Chantler zijn drones met verschuivende frequenties en toenemend noisy strooigoed richting een climax. “Het is ook goed voor de muziek om niet alles alleen te moeten doen, maar dat we allebei onze eigen zinvolle bijdrage leveren. Het is geen compleet vrije improvisatie, in die zin dat er een idee aan ten grondslag ligt. Al is het een vrij open stuk, we weten hoe het in elkaar steekt.”

Uitproberen

Op het podium of werkend aan een album: feitelijk werkt Chantler altijd improviserend. Nieuwe albums groeien uit een combinatie van een idee en onderzoek, legt hij uit. “Ik heb geen vooropgezet plan als ‘dit wordt een album over onderwerp x’. Ik neem voortdurend op, waarbij ik wel telkens een uitgangspunt heb, maar dat kunnen vragen zijn als ‘hoe werkt dit instrument’ of ‘wat gebeurt er als ik dit doe’. De resultaten daarvan brengen me op ideeën. Zo heb ik na een paar uur een idee voor een aantal minuten die goed kunnen zijn. Op een gegeven moment heb ik dan genoeg materiaal dat samen zinvol lijkt te gaan worden. Dat is misschien een half album, wat de basis vormt voor de rest.”
Chantler noemt zijn albums dan ook “een soort documentatie van een leerproces”. Het samenvoegen van de geslaagde uitkomsten tot een geheel gebeurt op intuïtie. Er blijft veel materiaal over dat naar zijn zeggen “geen muziek” is, dat wat hem betreft teveel op het niveau blijft van basaal uitproberen. Gezien de grote rol van zowel onderzoek en intuïtie zou je Chantlers muziek daadwerkelijk experimenteel kunnen noemen. “In het proces zit inderdaad nog altijd experiment”, zegt hij. Om dan peinzend toe te voegen: “Maar is dat niet altijd het geval. Misschien zijn er mensen die heel goed weten: ik doe dit en dan dit en dan dit en dan heb ik dat resultaat. Dan ben je Hans Zimmer (een van de grootste hedendaagse componisten van filmmuziek, rm) en dat is fucking saai. Ik voel me erg aangetrokken tot muziek waaruit een intuïtief begrip van wat werkt spreekt.”

Elbphilharmonie

“Ik heb bij geen enkel album vooraf een idee gehad hoe het zou gaan klinken. Bij ‘Still Light, Outside’ wist ik bijvoorbeeld alleen dat het een album met pijporgel en wat elektronica zou worden”, vertelt Chantler. De orgelopnamen voor dit album maakte hij in de tweede helft van 2014 in de Londense kerk St John-at-Hackney. In Stockholm, waar hij inmiddels naartoe was verhuisd, maakte hij aanvullende elektronische muziek en werkte hij begin 2015 het album af. “Ik ben begonnen het orgel te bespelen en een gevoel te ontwikkelen welke richting ik ermee op kon. Ik ben geïnteresseerd in wat er gebeurt als je de extremen opzoekt van wat zo’n pijporgel kan.”
Daarnaast houdt hij van kerkorgels die niet volledig onderhouden zijn en van orgels met een heel specifiek karakter. Die hebben, zoals Chantler het omschrijft, een ‘funky weirdness’. “Afgelopen februari zou ik in de Elbphilharmonie in Hamburg spelen”, vertelt hij. “Ik heb er zelfs opnamen gemaakt voordat het gebouw officieel werd geopend. Ze waren het orgel nog aan het stemmen, dus op een avond klonken sommige noten heel funky. De volgende dag was het weg, omdat ze klaar waren met stemmen. Het orgel van de Elbphilharmonie had helemaal geen karakter, het was best saai.”
Die ‘funky weirdness’, legt Chantler uit, kan bijvoorbeeld voortkomen uit de stemming van het orgel. “Het gebeurt dat de stoppen wel onderling goed zijn afgestemd binnen het register, maar niet harmoniëren met een serie stoppen van een ander register. Bij sommige combinaties krijg je dan hele mooie resultaten en zwevingen. Als twee tonen nét niet harmoniëren, begin je een puls te horen. Dat is het verschil in frequentie van de twee tonen. In het laatste nummer op ‘Which Way To Leave?’ hoor je tegen het einde een geluid dat ‘bup bup bup bup’ gaat. Het klinkt als een tremolo, maar het zijn twee tonen die net niet dezelfde golfbeweging maken.

Verwarring

‘Which Way To Leave?’ uit 2016 is het eerste soloalbum dat Chantler volledig in zijn nieuwe woonplaats Stockholm heeft gemaakt. Het album is overigens uitgebracht bij Room40, dat het werk omschreef als ‘gemarkeerd door zintuigen die zijn afgestemd op nieuwe omgevingen en ruimtes’. Het is een afwisselend album, dat de luisteraar voert van dichte, gelaagde klanklandschappen naar minimale composities en enkele klanken, een rijkdom aan texturen en timbres.
In één nummer lijkt Chantler zelfs field recordings te gebruiken. “Niet echt”, zegt hij. “Er is inderdaad een stuk dat ik heb opgenomen in een kerk, waar ik tijd had geboekt om muziek te kunnen opnemen. Direct daarvoor was er een koor aan het oefenen en dat liep wat uit. Terwijl ik mijn spullen aan het opzetten waren een aantal koorleden nog een beetje aan het dollen, en dat heb ik opgenomen. Je herkent niet meer wat ze zingen want het is zwaar bewerkt, maar je herkent blijkbaar nog wel iets van de sfeer en de ruimtelijkheid die een field recording heeft. Maar nee: verder werk ik niet met field recordings.”
Het album bevat bijdragen van Carina Thorén op elektrische bas en Okkyung Lee op cello. Een knappe luisteraar die die bijdragen kan aanwijzen, want ook die geluiden zijn flink bewerkt. “Okkyung Lee is een vriendin van me. Ze logeerde toevallig bij Carina en mij toen ik met het album bezig was. Ik was benieuwd wat haar bijdrage zou zijn en ze vond het leuk om een aantal stukken te proberen. Die opnamen heb ik in stukken gehakt en door de synthesizer gehaald. Het is erg grappig om – hele goede – recensies te lezen waarin de schrijvers de cello aanwijzen in stukken waarin die juist niet zit. Ik vertel niet in welke nummers de cello voorkomt, want ik wil dat de luisteraar zich vergist. Het is goed om wat positieve verwarring te hebben.”
Vervormd geluid kenmerkt ook het openingsnummer op ‘Which Way To Leave?’, met zijn gruizige synthesizerklanken die bijvoorbeeld het oudere ‘Luminous Ground’ in herinnering roepen. Sterk vervormde, raspende synthesizergeluiden keren regelmatig terug in Chantlers oeuvre. “Ja, ik hou van vervorming”, roept hij uit. “Niet altijd, maar vaak neem ik zonder distortion op en doe naderhand iets met de opnamen waardoor de geluiden vervormd raken, bijvoorbeeld nogmaals door de synthesizer te halen. Ik houd van die tube distortion processors; ik heb niet het apparaat, maar een plug-in. Die heb ik heel veel gebruikt bij de orgelgeluiden van ‘Still Light, Outside’. Soms gebruik ik ook gewoon mijn mengpaneel, sluit een microfoon aan en voer het volume flink op. Alle methodes hebben andere klankkwaliteiten en frequenties.”

Ornette

‘Which Way To Leave?’ werd beschreven als zijn meest melodieuze album. Toch zijn ook op ouder werk en de meest rumoerige stapelingen van drones wel degelijk melodielijnen te horen. “Natuurlijk zijn die er bewust,” zegt Chantler, “maar het is niet zo dat ik vooraf bedenk om een bepaalde melodie aan een bepaald geluid te koppelen. Sommige melodielijnen ontstaan bij toeval, of ze zijn het resultaat van een bewerking of een systeem van stemmen dat ik toepas. Ik hou heel veel van melodie. Ik ben groot liefhebber van Ornette Coleman. Toen ik naar jazz begon te luisteren was het voor mij vooral geluid. Op een gegeven moment was er een klik en ik hoorde alle melodische lijnen, en de variaties daarop, binnen die massa van klanken. Ik vind het geweldig om iets te realiseren dat dat gevoel representeert.” Lachend vervolgt hij: “Het idee dat je een massa aan geluid hebt, en ergens zit daarin, ook al hoor het misschien niet meteen, die melodie, en die komt een keer aan de oppervlakte. Dat vind ik mooi. Al ben ik geen Ornette Coleman, helaas.”

Over het Edition Festival

Voor de derde keer organiseert John Chantler zijn Edition Festival vol avontuurlijke muziek en audiovisuele kunst: van 8 tot en met 11 februari op verschillende locaties in Stockholm. Hoofdlocatie is de kunstenaarsplek Fylkingen, waar Terre Thaemlitz het festival opent met nieuw av-werk. Veel vindt dit jaar plaats in de grote studio Weld, waaronder een bijzonder optreden van Tomoko Sauvage. De centrale ruimte van de stadsbibliotheek noemt Chantler “perfect voor het stuk The Speaker van Daijing, Tricoli en Dafeldecker”. Verder treden artiesten aan als Marginal Consort, Daichi Yoshikawa & Jean Luc Guionnet, Sarah Davachi & Ellen Arkbro en Tyshawn Sorey Trio.

Beeld: Karin Zwack / TJ Krebs

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!