Een idylle in het bos

Derde en laatste dag Dunk! De eerste twintig uren live-muziek zaten erop, heel wat meer dan de uren slaap van de afgelopen nachten. Maar living on the edge is ons niet vreemd, en dus wandelden we drie minuten voor sluitingstijd fluitend naar de ontbijtruimte. Helaas liepen er wel meer late ontbijters rond, dus was het even  aanschuifbeleid bij de koffie.

Liet Illuminine ons gisteren nog zachtjes ontwaken, dan schudde opener Flies Are Spies From Hell ons vandaag meteen bruusk wakker. Een revolutie binnen het genre zullen ze vooralsnog niet ontketenen: daarvoor waren de nummers iets te zeer conform de onuitgesproken postrockregels in elkaar geknutseld. (Hoewel de podiumpose van de gitaristen bij wijlen dan weer meer weghad van boogierockers à la Status Quo.) Maar de mannen uit Zuid-Engeland deden wat ze moesten doen: onze oververmoeide trommelvliezen nieuw leven inblazen. En dat mag u vrij letterlijk nemen. Ze begonnen meteen met de beste twee songs van hun meest recente plaat (‘Slow Heat Death’ en ‘Fail Better’), maar daarna volgde er geen enkel zwak moment, wel integendeel. Tijdens het laatste nummer dook de gitarist het publiek in – een vroege vogel, het was nog niet eens namiddag – en het applaus achteraf loog er niet om. Wat ons betreft mogen ze nog eens terugkomen, hoger op de affiche.

Dat Herbstlaub – deel van een Belgisch ambientproject dat samen met Die Nachtstunde en This Is Where We Sleep onder de koepel Federleicht opereert – aan zijn optreden begonnen was, was ons even ontglipt. En helaas betekende dat meteen ook dat we hem niet meer aan het werk zouden zien. Uit goede bron vernamen we dat ’s mans laptop het blijkbaar had begeven: oververhit en/of Ableton gecrasht. Hoe dan ook: dat is brute pech, en kan de besten overkomen. Tot de volgende keer maar weer.

Op naar de mainstage dan, want daar was UpC DownC, tegenwoordig een trio, de coulissen uitgestormd. De dikke Orange-stacks verraadden het al: hier zou wel eens een stonerrock-invloedje op te snuiven kunnen zijn. En zo was het maar net. We waren getuigen van een staaltje prima potige postrock, waarin afgetekende vleugjes noise en stoner waren verweven. Heel even dreigde de sfeer gebroken te worden, toen een onwetende goedbedoeld de aanzet gaf voor een potje rasechte handclaps. Gelukkig stierf zijn oproep al snel uit, voor dovemansoren.

Toch nog maar twee logistieke kanttekeningen dan. Nummer één: volgend jaar een Airco-kanon voor op de allerwarmste momenten? (Hoewel we door de hitte wel een aangename hoeveelheid bewegingsruimte hadden verworven voor het podium.) Nummer twee: de magnifieke lichtinstallatie was tot hiertoe nog op geen enkel moment aangewend om de toeschouwers tijdelijk te verblinden (in tegenstelling tot bij sommige vorige jaargangen). Helaas gebeurde dat tijdens UpC DownC alsnog voor het eerst, en later bij Collapse Under the Empire nog een keer.

Voilà, we hebben de “kritiek” weer in “critic” gezet, en kunnen doorgaan met lof strooien! Over Kokomo bijvoorbeeld, waarvan we net hadden vernomen dat ze een onaangekondigde (en onversterkte) show in het midden van het bos zouden spelen. Maar eerst was er nog Wyatt E, die daarvan jammer genoeg de gevolgen ondervonden in het publiekopkomst-segment. Qua synths en structuren deden de heren – die verdacht veel in Brussel en Luik rondhangen om afkomstig te zijn uit Israël, zoals hun bio ons wil doen geloven – wat denken aan een instrumentale versie van Sunday Bell Ringers. En we zijn ervan overtuigd dat hun set uitstekend tot zijn recht zou komen in pakweg een tot de nok gevulde balzaal van de Vooruit, met de juiste lichtshow erbij. Maar in een kleine, warme, halfvolle tent op de Zottegemse prairie konden ze vooralsnog geen potten breken.

En eerlijk is eerlijk: nog vóór Wyatt E Sleep-gewijs tot een climax kon komen, glipten we de tent uit voor een verkwikkende boswandeling van een seconde of dertig. Niets menselijks is ons vreemd, en dus vonden we dit een verademing: van een hete doomtent naar een idyllische plek in het bos, aangenaam temperatuurtje van een graad of twintig-vijfentwintig, beetje schaduw, beetje zon, vier versterkers en een (onversterkt) drumstel. Kokomo kreeg na de show van gisteren een halfuur extra speeltijd, en scoorde punten met een aangepaste setlist. Afsluiter was – ja hoor! – onze recente favoriet ‘Me vs Myselves’, een stevige tweeminuter met efficiënte screamo. Geweldig toch, dat dit zomaar kan? Extra concertje in het bos? Bah ja, het regent niet, dat doen we gewoon!

Wij zijn formeel: pluimen als show-element horen in de poep, niet op het hoofd. Maar laten we niet te streng zijn: visueel zat het hoe dan ook erg snor bij het Britse duo Nordic Giants. De twee groepsleden namen links en rechts op de scène plaats op een eenmanspodium, de blik naar elkaar gericht: de linkse uitgerust met keyboards, trompet en een cymbaal, de rechtse met drumstel, strijkstok gitaar. Zo gingen ze het gevecht aan met de beeldenstroom vooraan op het podium en in de achtergrond: stukken film en andere ongein werden verweven in de show, soms kwam ook de klankband door. Nordic Giants werkt vaak met gastvocalisten, maar hun afwezigheid werd efficiënt gecompenseerd, soms door de zanger in kwestie gewoon op het beeldscherm te laten meezingen. Misschien was deze show nét iets te veel geregisseerd (als je ze twee keer ziet krijg je wellicht exact hetzelfde), maar gekunsteld was het nooit, en de muziek was prikkelend genoeg om er een memorabele show van te maken.

Met Collapse under the Empire had het Dunk!festival nog eens iets exclusiefs te pakken: dit studioproject (met toch al een plaat of vier op het actief) zou voor het eerst zijn muziek live brengen. Het componistenduo werd dan ook uitgebreid met extra muzikanten. Dat hun live-première goed voorbereid was bleek uit de toms van de drummer, die perfect gestemd waren – ja, de helft van de Gonzo-delegatie hoort zo’n dingen. Op zich was niks aan te merken op het optreden, maar muzikaal maakten ze niet echt het verschil; op plaat is dat niet anders.

Even bij Dirk Serries gaan piepen: ja hoor, die was weer goed bezig. Zijn Microphonics-project is iets minder ons ding dan Yodok III gisteren, maar vakmanschap blijft vakmanschap en even goed ging dit weer lekker crescendo.

Yndi Halda, die we bij voorbaat op ons Dunk!-plannetje hadden omcirkeld (reden: verbluffende set op het festival in 2010) begon heel voorzichtig. We opperden het gisteren al: heldere zang wordt door ons – na drie dagen postrocken – steevast op gejoel onthaald. En dat was voor dit gezegende kwintet (hun groepsnaam betekent letterlijk “Enjoy Eternal Bliss”) niet anders. Die harmonieën, dat samenspel, … Het enige dat je kon denken tijdens hun optreden was: “wauw, hier gebeurt iets”. Pure duyster.-postrock van de bovenste plank werd afgewisseld met meer uptempo stukken: iets waar vele bands uit genre – ons inziens onterecht – allergisch aan zijn. Overgiet dat geheel met een gezonde dosis zelfrelativering – “is there anyone who has a question for us?”, “what is your name and what do you do?”, “(spottend) we are a contemporary music formation” – en je hebt het recept te pakken voor een warm plaatsje in ons kille recensentenhart. Chapeau!

En eindelijk, eindelijk, had het Dunk!festival die grote vis te pakken: Russian Circles! De PA stond loeihard en de bassen deden de boxen nét niet kraken, maar na twee nummers was het geluid perfect in balans, en bleek nog maar eens wat een onwaarschijnlijk powertrio dit is. Dave Turncrantz, een steengoeie drummer, slaagde erin met zijn geniale drums voor ‘Harper Lewis’ het publiek van bij de eerste aanslag mee te krijgen, bassist Brian Cook – erbij sinds hun opus magnum ‘Station’ – wisselde probleemloos tussen hakkende metalaanslagen en golvende baslijnen, Mike Sullivan toonde zich een meester in de zelfbeheersing. Bij Russian Circles is alles perfect uitgemeten: elk detail heeft zijn functie. Resultaat: een maalstroom van spanning en ontspanning, van melancholie naar euforie. En daarvoor komen we tenslotte naar een postrockfestival, nietwaar? Eén minpuntje evenwel aan dat perfectionisme: kostbare tijd gaat verloren aan het veelvuldige stemmen van de instrumenten, wat in het ergste geval de vaart uit de show haalt. Gelukkig was het deze keer niet zo storend als laatst in Gent, en de nummers op zich werden loepzuiver en trefzeker gespeeld. Ook de songkeuze was, anders dan bij 65daysofstatic en Pelican, uitstekend. Helemaal perfect was de finale: een gortdroog ‘Mládek’ (uit ‘Empros’) en het op extatisch gejuich onthaalde ‘Youngblood’ maakten de show af – er werd gejoeld en gedanst als nooit tevoren.

2016 was een editie met alweer een fijne reeks ontdekkingen (Spoiwo, Baikonur, Flies Are Spies from Hell, Nordic Giants), veel Belgische kwaliteit (Inwolves, Illuminine, Yodok III, CHVE), een aantal toppers die het wat lieten afweten, en een perfect einde: de romantische postrock van Yndi Halda voor een aandachtig en muisstil publiek + de extraverte rauwe energie van Russian Circles voor datzelfde, maar nu uitzinnige publiek = zeer voldaan naar huis.

Verslag: Nico Kennes en De Geluidsarchitect

Foto’s: Davy De Pauw

tekst:
Gonzo (circus) Crew
beeld:
Kokomo - (c) Davy De Pauw
geplaatst:
ma 9 mei 2016

Nog meer nieuws krijgen over muziek en kunst?

Schrijf je in op de Gonzo (circus)-nieuwsbrief!